ZATERDAG 14 MEI 2011, douane
Eenmaal de boot weer af dezelfde onduidelijkheid. Inderdaad een mooie nieuwe haven, maar geen pijl op straat, geen bord waarop staat waar je heen moet. Overal kris-kras rijen met auto's. We rijden wat naar rechts waar we douanehokjes zien staan, waar nog geen auto's voor staan. Niet een paar hokjes, maar een heel veld. We willen met de auto netjes bij zo'n hokje stoppen als we door een man met een pet waarvan zijn functie nu nog steeds onbekend is, naar zij worden gedirigeerd om dwars op een verdrijvingsvlak te parkeren. Kost je in Nederland toch een heel fikse boete, maar hier moet het van meneer met de pet.

En dan begint het geloop van hokje naar hokje. Hier een papiertje afgeven, dan naar het ander hokje, moet er wat in de computer getikt worden. Ze roepen en wijzen allemaal, maar weten niet waar het om gaat. En wij al helemaal niet. Blijkt dat de ene je aanmeldt in de computer als zijnde Marokko binnenkomend, de ander weer als Marokko uitgaand. Mooie verwarring alom. Op een gegeven moment maar gevraagd of alles nu goed is. Geen duidelijk antwoord, dus maar gewoon gas en gaan, als het niet goed is houden ze je vanzelf wel tegen. Rent er nog een mannetje achter ons aan. Blijkt dat we van hem nog papieren terug moesten krijgen, een groen briefje met een stempel. Dit aangenomen en gauw weer gas. Komen we weer bij een verwarrende plek, hoe kom je van het terrein af? En was dit nu alles of komt er nog meer? Er is nog niemand in onze auto komen kijken. Een eindje verderop staat een rij auto's voor een grote scanner. Complete vrachtauto's worden gescand met röntgen.

We besluiten maar even te parkeren en te wachten op Mariska's ouders die achter ons aan door dezelfde molen gingen. Al parkerend komt er weer een mannetje in een dienstauto naast ons staan en wil onze papieren zien. Wat nu weer? Papieren laten zien en alles bleek ok. Nu zo snel mogelijk van dit terrein af, we zien Mariska's ouders dan wel ergens langs de kant van de weg. Gek wordt je hier, welcome in Africa! Het lukt ons om zonder verdere controle in 1 streep van het terrein af te komen en rijden een stukje richting Tanger.Waar het kan stoppen we en het duurt nog een poosje voor de oudjes er ook aan komen. Ook zij hebben geen controle in de auto gehad.

We besloten eerst richting Tetouan te rijden. Een dorpje voor Tetouan heet Martil en daar is een camping. We rijden via normale wegen, niet via snelweg. De straten zijn dan weer goed, dan weer vol met gaten. Overal wordt gebouwd en iedereen doet maar wat op straat, echte regels zijn er niet. De camping in Martil ziet er wel aardig uit. Van het sanitair in Marokko mag je niet veel verwachten en dat doen we dus ook maar niet.

De dag erop een beetje rondgehangen in Martil. Een beetje bijkomen. Martil is een badplaats aan zee. Niet echt interessant. Het grootste gedeelte is bouwput. Geen oud centrum, geen bijzondere gebouwen. We hebben wat rondgefietst en de boulevard op en neer gelopen. 's Avonds is het er een behoorlijke drukte. De eerst keer dat we de minaret hoorden oproepen voor het gebed was ook even schrikken. We wisten natuurlijk wel dat dat gebruikelijk is in Marokko, maar je wordt er toch wel even door overvallen. En onze camping bevond zich direct onder de minaret, dus het schalde er mooi overheen. Het klonk nog het meest als shìììììììììs kebap, shìììììììììs kebap, en dan ongeveer zo als bij ons de sirenes op de 1e maandag v/d maand, steeds iets harder. 's Morgens is het weer iets anders dan 's middag. 's Middags haal je alleen allah akbar er uit, de rest is natuurlijk onverstaanbaar. Het gaat 5x per dag en de eerste begint om een uur of 5 's morgens, de laatste rond 10 uur 's avonds.

Na deze luierdag gingen we met een "grand taxi" naar Tetouan, een kilometer of dertien verderop. Deze taxi's zijn Mercedessen uit eind jaren 70, begin jaren 80, en rijden met name tussen de verschillende steden. De laatste servicebeurt van onze taxi was ook begin jaren 80. Alle lagers joelden zo hard dat je elkaar bijna niet kon verstaan. De deuren sluiten niet fatsoenlijk en er was 1 afneembare raamslinger om een raampje open of dicht te draaien.

Eenmaal aangekomen in Tetouan worden we gelijk aangesproken door een zogenaamde gids. Overal in Marokko bij min of meer toeristische plekken kom je ze tegen. Dit zijn jongens of mannen die je eerst vriendelijk een praatje met je maken (velen kunnen wel gebrekkig Nederlands of Duits) en vervolgens ongevraagd met je meelopen. Vaak vertellen ze dat ze student of onderwijzer zijn. Je komt er bijna niet van af en als het na een tijdje dan toch lukt vragen ze geld van je, omdat ze je zogenaamd rondgeleid hebben. Op zich kunnen we die mensen wel een beetje begrijpen, vaak zijn ze erg arm en willen ze ook graag wat verdienen. Maar er wordt je ongevraagd iets opgedrongen, je kunt je eigen weg niet gaan en nauwelijks een woord met elkaar wisselen omdat zo'n mannetjes aan één toer doorratelt. Ze zijn zelf ook vaak moeilijk te begrijpen en hun informatie klopt ook niet altijd. Verder proberen ze je naar tapijthandelaren en restaurantjes te lokken, waar ze ook hun provisie van mee krijgen. Het begint altijd hetzelfde: "Hello my friend, where are you from?" Als je dan zegt "Holland", is het gelijk: "Ah, Holland, good country. Kijken, kijken, niet kopen. Allemachtig, prachtig, achtentachtig." Ook zijn ze bijna allemaal gek van FC Barcelona en erg trots op de Nederlandse Marokaan Afelay. Ook zijn sommigen erg trots op het feit dat een Marokaan, Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam is.

Omdat we, na heel wat mannetjes gesproken te hebben, wel weten waar die verhaaltjes toe leiden, zeggen we soms al niet meer dat we uit "Holland" komen, maar noemen een ander land. Vooral voor hen onbekende landen als Roemenië, Hongarije en IJsland doen het wel goed. Daar weten ze niets op te zeggen en zo help je hun hele lokgesprekje om zeep. Eén keer probeerden we het ook met Tsjechië, maar ze begonnen gelijk over Medved en over de Tatra die het zo goed deed in de Dakar rally. En daarna over voetballers, maar toen liepen we zelf een beetje vast.

Wel moet je altijd vriendelijk blijven en blijven lachen. Vooral voor Mariska valt dat lang altijd niet mee. Wat redelijk goed blijkt te werken is vrij direct als er weer zo'n "gids" met je meeloopt te vragen of hij meeloopt als gids en er geld voor gaat vragen, of dat hij meeloopt "as a friend". Je kunt dan gelijk uitleggen dat je je vrienden niet hoeft te betalen en dat hij niet op geld hoeft te rekenen. Na een vriendelijk handschudden laten ze je dan meestal wel gaan.

Wat ook goed werkt en waar je ook nog lol aan kunt beleven is wat geintjes met ze te maken. Dat kunnen ze wel waarderen. Bijvoorbeeld door ze te snel af te zijn als ze op je af komen en ze direct een hand toe steken en roepen: "Hello my friend, where are you from?". Verbijsterd staren ze je dan aan en zeggen "Marokko". Of bijvoorbeeld hun hand niet meer los te laten.

Goed, we waren dus in Tetouan aangekomen en waren niet zo ervaren in het ontdoen van de gids, maar probeerden hem zoveel mogelijk te negeren. We liepen door de medina die nog behoorlijk authentiek is. Niet vol met pruttelwinkeltjes voor toeristen, maar een behoorlijk vieze bende waar de lokalen zelf hun boodschappen doen. Vooral de viskramen stonken een uur in de wind en "vliegvissen" krijgt hier een heel andere betekenis. Heel interessant om te zien. We zijn nog bij een kleine leerlooierij wezen kijken. Bij lange na niet zo groot als bv. in Fes of Marakech, maar een klein familiebedrijfje, met een tiental baden. Er werd blijkbaar nooit iets opgeruimd want overal lag troepen en honden- en kattenpoep en bergen schapenvacht. We hebben bij een riad muntthee gedronken. Dit bleek het voormalige huis te zijn geweest van de Nederlandse consul en is zo'n 400 jaar oud. Al die tijd bleef onze "gids" buiten op ons wachten. Verder hebben we toch nog een tapijtwinkel bezocht, waar Mariska's moeder een vliegend tapijt heeft gekocht. Tot nu toe vloog ze altijd op een bezem... .  (Grapje hoor, Elleke). We vonden het daarna wel echt tijd worden om afscheid van de "gids" te nemen, wat met veel moeite en een geldtransactie lukte. Toch bleef hij ons van een afstandje volgen en dook steeds weer op om ons een restaurant te wijzen. Toen we tegen een uur of 5 nog in de medina liepen, kwam er een groep mannen langs, luid zingend. Ze droegen een doodskist, op hun schouders. Een begrafenis dus. Daarachter volgde een grote groep mannen, die ook allemaal meezongen. Ze hadden er aardig de pas in, renden bijna. En dat met zo'n zware kist, de berg op, op hobbelige straatjes. Even later volgden er nog 2 van zulke stoeten, ook luid zingend. Interessant om te zien. Uit respect hebben we er maar geen foto's of film van gemaakt.

DINSDAG 17 MEI 2011, Chefchaouen
We rijden door naar Chefchaouen. Helaas hebben we door de laaghangende bewolking veel van het berglandschap onderweg gemist. Onderweg op een bergweg lag een Mercedes 190 in de diepe betonnen greppel naast de weg. De piloot zal wel mooi onbenullig gereden hebben, terwijl het wegdek nat en glad is. Ze staan te manen om hulp. We besluiten te stoppen om ze te helpen. Onze 4-tons boomlint kan dat klusje wel klaren. Achter in de vangmuilkoppeling gestoken en met een harpsluiting aan de Mercedes. We staan dwars op de niet al te brede straat. Karel en Mariska zijn het verkeer aan het tegenhouden, Elleke let op hun camper. De Daf  heeft niet zo'n heel sterke motor, maar hier had hij toch geen enkele moeite mee. Omdat er niet al te recht getrokken kon worden sleurde de Mercedes eerst met de bodemplaat een flink stuk over de rand van de greppel, voor hij er uitkwam. Dat scheen de bestuurder niet te deren. Hij was erg blij dat hij verder kon, bedankte ons en reed er rap vandoor. Of er een remleiding of benzineleiding kapot getrokken is komt ie onderweg dan wel weer achter. Wij pakken ook gauw weer in, want het wordt al een behoorlijke verkeersopstopping.

Na een laatste erg steile bergetappe in de 1e versnelling reden we de camping op. We zaten mooi in de mist. We zijn met zijn vieren lopend de medina in gegaan. Chefchaouen is maar een klein bergdorp, maar heeft een hele mooie medina. Wij vonden het misschien wel de mooiste van Marokko. Allemaal kleine steile straatjes die ze knalblauw hebben geverfd. En de straatjes waren nog schoon ook...

Terug naar de camping ging het met twee "petit taxis". De "petit taxi's", meestal Peugeot 205 of gelijkwaardig rijden alleen binnen de dorpen of steden en mogen maximaal 3 personen meenemen. Vandaar dus twee taxi's. De taxi waar wij tweeën in zaten reed voorop, die met Mariska's ouders scheurde er achteraan. En scheuren dat deden ze. In het donker in de mist, met overal mensen, ezels, brommertjes, fietsers en meer onverlicht spul op de steile straatjes. In no time waren we op de camping, maar we hadden ook in no time ergens anders kunnen belanden.

Na 1 nachtje op de camping in Chefchaouen zijn we doorgereden naar Ouezzane. Het was 's middags na 2 uur en dan is er in de medina weinig te doen. Het zag er allemaal ook niet zo spectaculair uit en we besloten ons camp op te slaan bij motel Rif, net iets buiten Ouezzane. Geen mooie camping, maar wel net sanitair. Helaas langs een drukke weg.

DONDERDAG 19 MEI 2011, Volubilis en Meknes
Vanaf motel Rif zijn we doorgereden naar Volubilis, een Romeinse stad waarvan de fundaties en enkele mozaïekvloeren nog goed intact zijn gebleven. Onderweg naar Volubilis moesten we onderweg stoppen omdat de vrachtwagen geen kracht meer had. Toch nog wat vuil in de dieselleiding, zelfs na ruim 800km rijden. Terwijl Jan de dieselleiding demonteert een schoonspuit, verzameld zich een groepje van 15 à 20 kinderen rond beide campers. Soms zijn de kinderen hier wel leuk, maar deze waren behoorlijk irritant. Ze bleven brutaal zeuren om van alles. Donnez moi un stilo, donnez moi un cadeau, donnez moi un caramelo, dirham, dirham etc. Ze kunnen best veel Frans, maar "S'il vous plait" hebben we nog niet gehoord. Maar ja, kinderen die vragen worden overgeslagen. Karel en Mariska hebben het druk met het bewaken van de gereedschapskist en openstaande luiken en Elleke met het bewaken van de Hymer. Gelukkig is het euvel na een kwartiertje verholpen en kunnen we gauw verder.

Voor degenen die bijvoorbeeld Pompeï al hebben bezocht of gelijkwaardige monumenten in Italië, Griekenland, Mexico of waar dan ook, stelt Volubilis niet zo heel veel voor. Wel waren er nog mooie mozaïeken te zien en kost het ook nog eens bijna niks. Parkeren is net zo duur als de entree, 10 dirham, wat zo'n 90 eurocent is. Publiekstrekkers zijn toch wel de ooievaars, die een groot nest hebben gemaakt op één van de zuilen. Ze hadden jongen en dat is altijd leuk om te zien. Ook hadden ze veel mussen als onderburen. Die vonden dat het nest ook groot genoeg was voor hen. Een klein eindje voor Volubilis hadden we een heel mooi plekje gezien waar we konden wildkamperen. Het was een mooie open plek tussen naaldbomen en eucalyptussen. Tijdens het eten kwamen er herders voorbij met schapen en geiten. Twee van de herdershonden bewaakten zelfs ons kamp en gingen er mooi bij liggen. Op een gegeven moment kwam er een vervelend mannetje voorbij de ons mededeelde dat we er niet mochten staan. Met een beetje zeuren bleek dat we er wel mochten staan voor maar liefst 100 dirham. Ja hallo, een camping kost hier de helft. Er viel niet te onderhandelen, dus inpakken maar. Er stond een camping in de buurt in onze navigatie, reeds aangedaan door andere reizigers. Als commentaar stond er "afschuwelijk bij", dus deze camping hebben we maar niet geprobeerd en we zijn direct doorgereden naar Meknes.

Het werd al langzaam donker en dan is het niet fijn rijden hier in Marokko. We proberen het ook altijd te vermijden. Je ziet de gaten niet in de weg, soms missen er putdeksels. De auto's en brommers zijn slecht verlicht, om van de ezels maar te zwijgen. We hadden twee campings in Meknes in onze navigatie staan, vlak bij elkaar. Op een gegeven moment wil de navigatie ons door een opening in de stadsmuur sturen, nog maar 1 km van de camping verwijderd. Nou, dat poortje leek ons wel erg krap, dat ging nooit lukken. Dan maar via een andere weg. Komend bij camping nr. 1 bleek deze opgeheven te zijn. Op naar de volgende dan maar. Op nog geen 50 meter van de camping weer een poort in de stadsmuur, waarvan we zaten te twijfelen of het wel zou lukken. Iets naar links zat nog een poort die iets groter was. Maar dat kwam natuurlijk op een ander straatje uit. Eerst maar domweg de vrachtwagen voor de poort laten staan om lopend te bekijken of we bij de camping konden komen. De camping bleek net rechts van de kleinere poort te liggen, maar was ook opgeheven. Wat nu? Via de iets grotere poort kwam je uit op een groot plein, met een waterbassin. Bassin d'Agdal, bleek later. We besloten ons door het poortje de wringen (wel 2x steken, omdat de weg haaks op de poortopening lag) en wild te kamperen op dit plein, midden in Meknes, binnen de stadsmuren, pal naast het koninklijk paleis. Dit ging uitstekend. Na een rustige nacht konden we zo lopend de medina van Meknes in.   

 
Bab el Mansour in Meknes
De hoofdingang, Bab el Mansour, is groot en erg mooi, met het bekende reliëfwerk en tegels. Helaas was wegens het vrijdaggebed veel in de medina gesloten en afhankelijk van welke Marokkaan je vraagt, weer open vanaf 16:00, 17:00 of 18:00 uur. Maar even lekker gezeten op een terrasje op het grote plein. Beetje drinken, beetje eten, beetje mensen kijken. Het eten was er belabberd en duur, maar dat is hier eigenlijk overal zo bij toeristische plekken vlak bij de bezienswaardigheden.

Wel hebben we op dat grote plein ontdekt dat een jellabah (zo'n jurk waar die kerels hier in lopen) erg handig is.
Er komt op het plein met rondom terrasjes met mensen een mannetje aangelopen met een klapstoeltje (type visstoel) rond zijn nek. Hij stopt en zet het klapstoeltje ingeklapt tegen een muurtje. Hij pakt een plastic zakje uit zijn zak en morrelt wat onder zijn jurk. Het duurt even en plof..., het zakje valt onder zijn jurk vandaan op het plaveisel, met een kring vloeistof eromheen. Zo kwam hij in de drukte van zijn kleine boodschap af! Zou hij nu dat klapstoeltje voor de grote boodschap gebruiken? Handig zo'n jellaBAH. 

Na 16:00 uur toch nog even de medina rondgelopen. Op een gegeven moment komen we bij een kraampje waar zout verkocht wordt. De vriendelijke verkoper laat ons onder grote dekkleden achter zich de grote brokken met zout zien, dat ergens hier uit de bergen is gehakt. Als we verder lopen, loopt het verkopertje met ons mee. We vragen ons af hoe het kan dat hij zomaar zijn kraampje alleen kan laten. Het blijkt weer zo'n opdringerige gids te zijn. We liepen richting een mausoleum (Sidi ben Aïsa). De “gids” liep mee. Na een half uurtje waren we het zat en wilden we van hem af. We wilden hem netjes 20 dirham betalen, maar dat vond hij veel te weinig. Nou, graag of helemaal niet. Toen hij zag dat Jan de 20 dirham terug wilde pakken, koos hij toch maar eieren voor zijn geld. We hebben nog wat mausoleums, moskeeën en paleizen bezocht. De mausoleums mag je deels wel in en sommige medersa's (moslim opleidingsinstituten) deels ook, maar vaak niet meer dan het centrale pleintje. Maar de paleizen zijn allemaal gesloten voor bezoekers en bij de moskeeën mogen alleen moslims naar binnen. Een lekker gastvrij geloof. Vast en zeker precies zoals Allah het bedoeld heeft. We vroegen ons nog af hoe men kan zien of je moslim bent of niet. Volgens ons alleen aan het feit of je besneden bent of niet, maar we hebben hier nog geen loketje voor ontdekt.

 We besloten om niet nog een dag wild te kamperen midden in Meknes en zijn doorgereden naar Fes. Daar stonden we op een mooie, groene camping met een heus waterpark. De volgende dag een beetje rond geluierd op de camping. We zijn nog even met z'n tweeën op de motor naar de Marjane geweest. Een grote luxe supermarkt die je hier alleen in de grote steden ziet. Toen we terugkwamen  van de Marjane stond er tot onze grote verbazing nog een Nederlandse Daf-camper op de camping. Het waren Sjors en Monique (www.sjoque.nl). Zij hebben ook zelf van een DAF YA 4440 een camper gebouwd waar ze een flinke rondreis mee willen maken. Ze zijn nu op een soort testvakantie in Marokko. In het verleden hadden we al eens via e-mail contact gehad, maar we wisten van elkaar niet dat we in Marokko waren. Erg toevallig dus. Uiteraard elkaars camper bekeken en veel informatie uitgewisseld. 's Avonds nog even gezellig samen een biertje gedronken. Bij het naar bed gaan viel ons op dat we nog maar 5% stroom in onze accu's hadden zitten. Dat is niet zo best voor de accu's. Het blijkt dat de Hymer van Karel en Elleke erg veel stroom trekt (volgens ons rijdt dat ding op stroom) en tot overmaat van ramp had ook nog per ongeluk onze elektrische boiler een uur of 4 aangestaan.

 
Leerlooierij in Fes
De volgende dag zijn we samen met Karel en Elleke naar de medina van Fes geweest. Omdat de camping zo'n 15km buiten het centrum ligt besloten we om het eerste stuk met de bus te gaan en het laatste gedeelte met de Taxi. Volgens de mensen bij de receptie komt er iedere 20 minuten een bus naar het centrum langs, dus na 1,5 uur wachten was de bus er dan ook... En daar moet je je niet teveel van voorstellen. Het betrof een Daf (ja ja, er rijden hier veel Daf vrachtauto's en bussen) uit het jaar nul en van een type dat wij niet kenden. Er zaten amper stoelen in en sinds zijn geboortedatum is het ding nog nooit schoongemaakt. Maar goed, een rit van een kleine 10 km kost dan ook maar 30 eurocent p.p. Laatste stuk weer met 2 petit taxi's. De hele middag flink rondgesjokt in Fes en o.a. de bekende leerlooierijen bezocht. Tegen de avond heerlijk gegeten in een familierestaurantje. Het voorgerecht was enorm, met per persoon 8 schalen met verschillende salades. Het zag er ook allemaal netjes en schoon uit en, zo werd ons verteld, het eten was klaargemaakt door vrouwen en niet door mannen en alleen dan is het goed. We zaten dan ook behoorlijk vol en het smaakte voortreffelijk. Terug op de camping bleek er nog een overland-truck te staan. Een mooie Steyr van een Zwitsers stel. Ze waren al op bezoek bij Sjors en Monique, maar wij hadden na een dagje Fes geen puf meer om er nog bij te zitten en zijn snel ons bed ingedoken.   
Dromedarisvlees bij de slager

De dag erna hebben we nog per motor een paar plekken in Fes bezocht waar we gisteren geen tijd voor hadden. Karel en Elleke hielden een rustdag op de camping. Vooral het koper en metaalbewerken in de medina was erg interessant om te zien. Hoe ze uit vlakke koperplaat rondjes uitknippen en deze met verschillende matrijzen op draaibanken tot kommetjes walzen en er vervolgens met een hamertje en stalen stempels figuurtjes in slaan. Daarna wordt alles nog door moeders de vrouw glimmend opgepoetst. Dit alles gebeurt door een heel gezin, gewoon thuis.

DINSDAG 24 MEI 2011, bossen en apen
Na Fes zijn we naar Azrou gereden en daar van de hoofdweg af via een kleiner landweggetje langs allerlei meertjes gereden. Een erg mooie route. Overal veel bloemen in allerlei kleuren. Ook op het water. Ook grote delen met bos. De weg begon te klimmen, de bergen in en in een flits zagen we wat lopen. Berberapen! Gelijk de auto's gestopt op zoek naar de apen. Er zaten er wel een stuk of dertig. Ze waren schuw maar toch ook nieuwsgierig. Je kon er niet dichtbij komen, maar van een afstandje hielden ze je goed in de gaten. Er waren ook  moeders met jongen bij. Erg mooi om te zien en we hebben ze ook nog behoorlijk goed op de film kunnen krijgen. We zijn nog een eindje doorgereden en hebben op een mooie open plek in de bergen op zo'n 1500 meter hoogte wild gekampeerd. Er kwam nog wel een herder aan met geiten en schapen. Met elkaar praten was niet mogelijk. Wij kunnen dan wel een beetje Frans, maar deze beste man sprak alleen Arabisch en Berber. Het was erg rustig die nacht. Alleen het geluid van uilen en geen gemekker uit een minaret. 's Morgens bij het wegrijden zagen we ook nog een klein groepje berberapen wegschieten in de bossen. We zijn er blij mee dat ze hier zo schuw zijn. Voor je het weet zitten de zielige beestjes aan een touwtje op het Djemaa el Fna plein in Marrakesh. 
 


 
We reden verder naar Ouzoud, waar we de hoogste (120m) watervallen van Marokko wilden bekijken. De kleine weg er naar toe was schitterend. Hij leidde ons over de bergen, met afwisselend bossen, vlakten en almen. Overal bloemen, soms leek het net of je in het voorjaar in Oostenrijk rondreed. Vlak voor Ouzoud kwamen we bij een stalen brug van een meter of vijftig lang. Deze brug is lang geleden door de Fransen gebouwd en heeft sindsdien niet zo heel veel onderhoud gehad. Enkele houten dwarsliggers lagen er uit. Op het bordje stond een maximum totaallast van 15 ton vermeld. Tsja, toen de brug nieuw was misschien. We wegen zo'n 12,5 ton. Na een lang beraad van 2 hele minuten reden we er maar over. De staalconstructie zag er volgens Jan wel degelijk uit en een dwarsbalkje minder zakt ie zomaar niet van door. En we willen natuurlijk ook graag wat spectaculaire foto's. Het veerde wel een beetje, maar dat maakt het alleen maar comfortabel. Ouzoud is een klein dorpje. Het weer was regenachtig en overal stroomde modder over de straten. De doorgaande weg is gelijk de enige straat van het dorp en we kunnen ons met maar net aan beide zijden 5cm tussen de geparkeerde auto's door manouveren. We zijn op zoek naar camping La Nature, dat Elleke in een Duits reisgidsje heeft staan.

We staan weer voor een fijn bruggetje van dezelfde kwaliteit als de vorige, echter nu wel veel korter. Maar gelijk ook smaller, maar iets breder dan de vrachtwagen. En de stalen rijplaten dat het wegdek van de brug moet voorstellen waren al gescheurd. Ook dit ging makkelijk en we besloten bij een wat groter plein even de auto's neer te zetten om te voet te kijken waar camping La Nature zich bevond. Er komt gelijk een driftig mannetje op ons aangelopen. Wie wij wel niet denken dat we zijn dat we zomaar hier onze auto op de openbare weg parkeren. Pardon? Volgens mij zijn we zojuist met veel passen en meten tussen allerlei auto's op de openbare weg hier gekomen. Mariska begint al haar geduld te verliezen. Jan laat met een paar grote sprongen in de regen over de zogenaamde rotonde zien dat er nog wel een dieplader met een vliegdekschip langs kan. Overigens reed er praktisch geen verkeer. De omstanders beginnen te lachen. We overlegden met een mannetje in uniform die er belangrijk uitzag of we er twee minuutjes mochten staan. Dit was volgens hem geen probleem. De driftkop voelde zichzelf nog veel belangrijker en vond het wel een probleem. Hij zei dat we er in Europa een dikke bekeuring voor zouden krijgen en we weten niet waarom, maar hij schold ons uit voor racisten. Een lekker welkom dus. Het is eerder andersom. Marokaanse auto's mogen overal parkeren en worden met rust gelaten, maar heb je een Europese kentekenplaat, dan ben je aan de beurt.
 We lieten de auto's dus gewoon staan en hadden de camping al gauw gevonden. Met regenachtig weer zoals nu, bleek de camping gesloten. De camping ligt vlak aan de rivier die een paar meter verderop de watervallen vormt. Het was al eens gebeurd dat bij regen de rivier vrij plotseling buiten zijn oevers trad en niet alleen tenten maar ook een camper met bewoners hup mee de rivier in sleurde om de val van 120 meter naar beneden van dichtbij mee te maken. Deze mensen konden het natuurlijk niet meer na vertellen. De campingeigenaar neemt nu dus geen risico meer en sluit de camping bij slecht weer.

Cascades d'Ouzoud

Nu bleek iedereen in het dorpje met ook maar een beetje tuin of parkeerplaats een bordje camping aan de straat te hebben staan, dus een ander plekje was zo gevonden. Of eigenlijk hoef je niet eens zelf te zoeken, je wordt zo door een ventje op straat naar zijn achtertuin gedirigeerd. We stonden daar ook eigenlijk best goed en behoorlijk rustig. Wel jammer dat we even waren vergeten dat twee Nederlanders en voormalige wereldreizigers, Paul en Renate, een camping runnen, net een kilometer buiten Ouzoud.

's Avonds hebben we met z'n tweeën nog een kleine rondwandeling gemaakt door het dorp. Al snel werden we vergezeld door een lieve hond. Op de weg terug naar de camper kwamen we de jongen tegen die ons naar "de camping" gelokt had. We hadden hem 's middags bij aankomst een fles wijn gedaan. Hij vertelde dat hij 's avonds een feestje gaf en dat wij ook uitgenodigd waren. Helaas is alcohol hier vrijwel niet te verkrijgen en als het er al is, is het schreeuwend duur. Vandaar dat hij voor het feestje graag een fles wijn of wat bier had, in ruil voor specerijen en fruit. Die specerijen en dat fruit moeten we nog steeds van hem krijgen. Wel zijn we op zijn uitnodiging 's avonds meegegaan naar zijn huis om een kop koffie te drinken. Al was het alleen maar uit nieuwsgierigheid hoe zo'n jongen hier in Marokko leeft. Hij had een mooi binnenplaatsje zonder rommel en met allerlei planten. Hij deelde een leemhut van zo'n 3x4 meter met een vriend van hem. Nadat hij een grote kakkerlak van het ene bed verjaagd had mochten we daarop plaats nemen. Licht was er niet, het enige lampje dat er was, was kapot. Wel stonden er in het hutje naast twee bedden een joekel van een stereotoren en 2 televisies waarop een soort MTV Libanon te zien en vooral luid te horen was.

Op het binnenplaatsje stonden nog een paar leemhutten, waarvan één er min of meer was ingericht als een open keuken en een ander diende als schuur. Omdat in de keuken wel een peertje brandde, zijn we daar gaan zitten. Gelijk een stuk rustiger. Op een gasbrander werd een kannetje koffie gezet. De jongen was heel gastvrij en behoorlijk intelligent. Hij sprak behoorlijk wat talen en kon ons aardig wat vertellen van het reilen en zeilen in Marokko. Zelf reist hij ook aardig wat rond in Marokko. In het toeristenseizoen is hij toch vooral in Ouzoud, waar hij zijn eigen kleine campinkje runt, alleen geschikt voor tentjes. En zo heeft hij om de paar weken ook een andere vriendin uit Europa. Zo ook een keer een Nederlandse die hem zelfs een echte Gazelle omafiets geschonken heeft (wie zeult zo'n ding mee naar Marokko?). Daar fietst hij elke dag mee naar het dorp. Van het geld dat hij verdient koopt hij oude mountainbikes die hij wil opknappen om ze te kunnen verhuren aan toeristen.

Erg gelovig is hij niet, of zoals veel Marokaanse jongeren zeggen: Allah ziet niets in het donker. Er druppelen een paar vrienden/neven binnen. Ze hebben in doorzichtige boterhamzak-achtige plasticzakjes sterke drank bij zich. Afkomstig van de zwarte markt, werd ons verteld. De drank wordt illegaal gestookt van vijgen. Die groeien hier overal. Ze goten het over in een fles en we proefden er wat van. Inderdaad, net Kleiner Feigling, maar dan veel sterker, minstens 60% alcohol. Een echt feestje werd het niet. Volgens ons komen ze zo elke dag wat bij elkaar om een beetje te drinken en te ouwehoeren. Het is dan zeer welkom als daar een paar toeristen voor te porren zijn die ook wat van de schaarse alcohol meebrengen. De volgende dag was het weer een stuk beter. Toen we en stap buiten de deur zetten kwam de lieve hond van de avond ervoor onder de camper wegkruipen. Hij had ons dus teruggevonden en heeft vannacht onder de camper geslapen. Iets later kwamen er nog twee jongere hondjes bij, wat haar puppy's bleken te zijn. Al wel zo'n beetje in de pubertijd. Deze waren de hele morgen met elkaar aan het donderjagen. Ook moeders had het soms zwaar te verduren. Karel en Elleke besloten om boven bij de watervallen te blijven. Wij hebben een mooie route onderlangs genomen. Het pad liep eerst een stukje bovenaan langs de rivier. We werden weer vergezeld door moeder hond. Op een gegeven moment verscheen er aan de andere kant van de rivier een andere hond. Dit bleek vader hond te zijn. Ze stonden elk op de andere oever wat naar elkaar te kijken en plots springt vader hond in het water en zwemt naar onze kant. De honden deden niet anders dan rennen en ravotten met elkaar.

 Wij liepen verder en omdat we de zogenaamde gids (er is soms echt geen ontkomen aan) al vrij vlug afgewimpeld hadden, kwamen we door de wir-war aan paadjes (ezelpaden, geitenpaden, schapenpaden, etc) in de kloof onderaan de waterval aardig aan het dwalen. Verdwalen kun je er niet echt, omdat het maar een smalle kloof is met de rivier en waterval als leidraad. Halverwege kwam onverwacht ineens moeder hond er weer aan. Vader hond had ze waarschijnlijk ergens afgeschud. Doordat het voorgaande dagen toch nog best geregend heeft zijn de watervallen goed gevuld en best spectaculair om te zien. Helaas is het dichterbij de waterval wel behoorlijk volgebouwd met cafeetjes en toeristenstalletjes. Via een paar krakkemikkige bruggetjes, gemaakt van allerlei latjes en tafelpoten die men kon vinden, kwamen we op de andere oever weer bovenaan. Hier liep nog een groep berberapen, maar door de vele toeristen waren deze al makker dan de apen in Apenheul. Absoluut niet schuw voor mensen en zelfs brutaal. Wel is het leuk om te zien hoe de pubers met elkaar liggen te donderjagen en hoe de baby's af en toe van moeders rug af komen om zelf wat oefeningen te doen. Epke Zonderland is er niets bij. Voor de supertoerist die echt van gekkigheid niet meer weet wat ie moet doen, hebben ze onderaan de waterval fraaie zelfgemaakte boten liggen om met de toeristen à la Niagara Falls een tochtje van 25 meter tot aan de waterval te varen. Dit zijn vlotten op grote vaten, met daarop een rij stoelen met fluweel bekleed als waren het tronen van een koning. Ze noemen het zelf "Berber Titanics".


Bruggetjes gemaakt van onder andere latjes en tafelpoten 

DONDERDAG 26 MEI 2011, Marrakech
's Middags hebben we de campers weer aangetrapt en zijn we doorgereden naar Marrakech. We waren op zoek naar camping Le Relais, als we plots aan de zijkant van een grote straat een man zien staan zwaaien. Zeker weer één die ons zijn tent in wil lokken, denken we nog. Tot we, als we dichterbij komen, zien dat de man voor een Marokkaan wel erg bleek is. Het blijken Paul en Maria te zijn, de Zuid-Afrikanen die in Algeciras geen visum voor Maria konden krijgen. Wat enorm toevallig! En het is dus toch gelukt om een visum te krijgen. Zij staan op een andere camping als waar wij naar zochten, maar we besloten om naast hun te gaan staan. Leuk om even bij te praten en om te horen hoe het toch gelukt was een visum te krijgen. Ze zijn gewoon elke dag naar de ambassade gegaan, tot ze er schijnbaar gek van werden en na een volle week kreeg Maria alsnog haar visum. Op de camping liepen veel pauwen vrij rond. Mariska heeft er 21 geteld. Niet het meest geschikte dier voor op een camping. Wat maken die beesten een herrie. En daar begonnen ze al erg vroeg mee. We konden door de herrie de minaret niet meer horen.


Theeverkopers op Djemaa el Fna
De dag erna 's morgens al om tien uur met een taxi-busje vanaf de camping vertrokken naar de medina van Marrakech. Deze ligt zo'n 12km van de camping af, dus te ver om te lopen. En met z'n vieren op de motor is hier wel normaal, maar dat laten we toch liever aan anderen over. Op zich vonden we de medina niet zo heel interessant. We hadden al mooiere gezien en hier waren wel erg veel kraampjes met prullaria. Verder wel een aantal mooie gebouwen bekeken maar wat Marrakech zo bijzonder maakt is natuurlijk het Djemaa el Fna plein. Overdag staan er al wat kraampjes en zitten er wat slangenbezweerders, aapjes-uitbuiters en ander vage gasten, maar 's avonds is het er echt een gekkenhuis. Op de ene helft van het plein staan allerlei vreettentjes, waar hele buffetten uitgestald staan en ter plekke alles van garnaal tot schapenkop bereid wordt. De rest van het plein is voor iedere gek die denkt dat ie iets bijzonders kan, iets fraais te verkopen heeft of op een ander manier de aandacht van mensen denkt te kunnen trekken. En van die gekken hebben ze er veel. Geweldig om naar te kijken. Zowel om er tussen door te lopen als vanaf een dakterras er rustig naar te kijken. Verhalenvertellers, muzikanten, toneelspelers, slangenbezweerders, thee verkopers, dansgroepen, acrobaten, allerlei mafkezen lopen er. Al je zintuigen worden aangetast. Het stinkt er en het ruikt lekker, irritant kabaal van fluitjes en mooi gedrum, rook, vuur, van alles. Het is een drukte van jewelste, een paar duizend man zijn er wel op de been. En niet alleen toeristen, maar juist veel lokalen. En dit is elke avond zo. Waarschijnlijk het grootste dagelijkse evenement ter wereld. De jaarlijkse Lonneker braderie zou jaloers zijn op zo'n opkomst.
Verkoop van echte tanden (met gaatjes en al) en oude, gebruikte gebitten

Djemaa el Fna plein

Op het plein kon je nog goed de restanten van de zelfmoordaanslag van een maand terug zien. Het restaurant dat zich in het midden aan het plein bevind, was rondom afgedekt met doeken. Ervoor lagen bloemen. Het verfrommelde gebouw kon je vanaf de zijkant nog goed zien. Er maar even met respect naar staan kijken en hopen dat deze ellende wereldwijd toch ooit eens ophoudt. Totaal onschuldige buitenstaanders die het slachtoffer worden van de idiote idealen van anderen.

Tegen tien uur 's avonds met hetzelfde taxibusje maar weer terug naar de camping. Paul en Maria rijden ook mee. Net aangekomen op de camping is Karel behoorlijk misselijk en moet overgeven. Is dit nu van de wilde rit met een chauffeur die zich met 100km/h al toeterend en met de lichten seinend een weg baande door Marrakesh, of door de gedetailleerde verhalen van Paul over de slakkensoep en de drie schapenkoppen die zij die avond verorberd hebben? We houden het op de combinatie van beide.

We doen nog wat inkopen bij de Marjane in Marrakech. Op de parkeerplaats treffen we twee Oostenrijkers met een Bremach truck en twee Engelsen met een enorme Unimog. De Oostenrijkers waren er nogal rap vandoor en met de Engelsen, Claire en Jason (www.moglet.co.uk) praten we nog wat over de trucks en het reizen door Afrika. Erg gezellig, maar we willen vandaag nog verder, de Hoge Atlas in.

Het is een mooie, maar best wel drukke route de bergen in. En het blijkt weer eens dat onze Daf nog lang de langzaamste niet is. Inhalen wil lang niet overal, vanwege de vele onoverzichtelijke bochten. Kort voor het hoogste punt op deze bergpas (Tizi ’n Tichka, 2260m) overnachten we wild op een schitterend plekje iets van de weg af, langs een beekje. We hebben uitzicht op sneeuwbedekte toppen en overal om ons heen staan bloemen volop in bloei.

Helaas zoals dat hier in Marokko vaak het geval is, staat er 's morgen al direct een mannetje bij onze auto. Zelfs hier op ruim 2000m hoogte. Hij praat alleen berber en wil ons een steen verkopen. We hebben er geen belang bij, onze auto is zwaar zat.We zijn wat gaan rondwandelen, richting de top van de berg direct achter ons. Toen we terug kwamen zat het mannetje er nog. Hij gaf aan dat zijn schoenen te klein waren en wilde ze graag ruilen met de bergschoenen maatje 46 van Jan. Ja, we hebben best wel met hem te doen, maar de rest van de tijd rondlopen op sportschoentjes maatje 38 is niet echt een optie. We hadden hem wel willen zien lopen met die enorme schoenen onder zijn jurk.

Inmiddels had de man al 4 uur voor onze auto's staan wachten. Hij geeft aan dat hij ook wel graag kleren wil hebben. Eigenlijk houden we niet zo van dat gebedel. Al zijn de mensen hier soms echt wel arm, het liefste zien we dat er iets nuttigs gedaan wordt, alvorens er iets gegeven wordt. Door zo maar iets te geven werk je het gebedel alleen maar in de hand en vertikken de mensen om te gaan werken en vallen alleen maar toeristen lastig. Hij wil echter graag zijn steen verkopen, dus doet wel een beetje zijn best. Jan besluit hem een t-shirt te geven. Om een onverklaarbare reden was deze Jan toch te krap geworden, waarschijnlijk te heet gewassen of zo... Het was blijkbaar niet genoeg. Geen dank je wel en we moesten nog steeds zijn steen kopen.
Gek word je er soms van. Mariska geeft hem een aansteker. Ook niet goed genoeg. Wij waren er wel klaar mee. Komt er nog een mannetje aan die ook graag een aansteker wil. Nou, vooruit dan maar. Deze man bedankt echter wel heel vriendelijk en gaat dan ook direct weer weg. Uiteindelijk gaat Elleke toch overstag en begin met de eerste man over de prijs van de steen te onderhandelen. Voor maar liefst 30 dirham wisselt deze van eigenaar. Nou ja, liever zo een steen op je dashbord dan via de voorruit. Zulk soort situaties maakt dat je zulke mensen zoveel mogelijk probeert te negeren en je al kriebelig wordt als er weer een op je afkomt. Hoewel veel mensen ook wel echt vriendelijk zijn, niet bedelen en uit armoe ook maar wat proberen te verkopen. Helaas allemaal spul waar wij geen belang bij hebben. Bovendien kun je niet overal wat kopen, want dan duurt zo'n rondreisje niet lang.

 

Aan de andere kant van de pas werd het landschap steeds droger. We stoppen in Ait Ben Haddou. Net iets buiten het dorpje op een mooi plekje slaan we ons kamp op. Het wildkamperen bevalt ons wel, als er maar niet teveel mensen langs komen zeuren.

Ait Ben Haddou heeft een prachtige deels gerestaureerde lemen kasbah en staat op de lijst van Unesco. Hier zijn verschillende delen van woestijnfilms opgenomen. O.a. Lawrence of Arabia, The jewel of the Nile en Gladiator.

Er wonen nu slechts nog 9 gezinnen, de rest is verlaten.

Vlak bij ons kampeerplekje blijken gestreepte eekhoorntjes te zitten, die hun nesten in holen en spleten tussen de rotsen hebben.


 

 

De volgende dag vervolgde de route door een kaal berggebied. Het begint hier al op echte woestijn te lijken. En kaal wil niet zeggen saai. Grillige rotsformaties, dan weer enorme vlaktes. Bergen bestaande uit grote losse rotsblokken, andere uit een soort schuin liggende leemplaten. Hier en daar zien we een felblauw gekleurde hagedis weg schieten. Meestal te snel voor een goede foto.

We gaan weer wildkamperen, in een soort oase. Er is een klein akkertje, met rondom palmbomen. Een prachtig plekje onderaan een flinke rots. Het akkertje wijst er al op dat mensen niet ver weg zijn. We weten niet waar ze vandaan komen, een dorp is niet te zien, maar als snel verzamelen zich een tiental kinderen rond de auto's. Ze zijn niet vervelend, slechts nieuwsgierig. Ze gaan weg en even later komen ze terug met hun t-shirts vol fruit. Kleine perzikjes, allemaal voor ons. Als tegenprestatie geven we ze frisbees. Deze hebben we mee gekregen van een kennis, die ze over had als merchandise. Speciaal voor situaties als deze. Prima gedaan Irma! De kinderen waren er erg blij mee. Nadat we het ze hadden voorgedaan hoe het moest, vlogen de frisbees in het rond. Ze hadden de grootste lol.

De kinderen gingen weg en het was even rustig. Even maar. Er kwam een man aan in een jellabah, met vijf kinderen in zijn kielzog. Het bleek zijn akker te zijn waar we naast stonden. Daar zul je het hebben, dachten we. We moeten nu direct opdonderen, of hij wil geld zien. Maar nee. Deze man was heel vriendelijk. Wilde graag weten wie we waren en wat we gingen doen en hij verteld over zijn werk en zijn familie. Het ging wel allemaal in gebrekkig Frans, maar dat is ook het enige Frans dat wij ook praten.

Hij liet ons zien hoe hij aan water kwam om zijn akker te bevloeien. In een hutje aan het eind van zijn akkertje zat een put van ongeveer een vierkante meter in het vierkant, 22 meter diep. Daar stond een grote 1 cilinder Lister dieselmotor uit het jaar nul boven, die een pomp aandreef. Daarmee pompte hij zo nu en dan water vanuit de put in een systeem van irrigatiekanaaltjes.

Onderweg kwamen we langs een bijna kaal geplukt mini-abrikozenboompje. Daar hadden die kinderen dus die vruchten gejat!

De man ziet er nog echt autenthiek uit en om daar gauw afbreuk aan te doen haalt hij onder zijn jurk een modern mobieltje vandaan om ons foto's van zijn andere kinderen te laten zien en namen van andere toeristen die al naast zijn erfje hebben gestaan. Tot Japanners aan toe hadden daar al wild gekampeerd!

Het begon harder te waaien. De man met kinderen gingen weer weg, wij vluchtten voor de wind, gevuld met zand, de camper in om wat te eten. 

De volgende morgen kwam het eerdere groepje kinderen weer langs. Niet om te zeuren of te bedelen, maar ze waren op weg naar school. Voor ons was het één en al woestijn, geen school te zien. Ze waren geïnteresseerd in de landenstickers op onze auto, dus gaf Jan ze met een stokje als een echte meester een beetje aardrijkskunde. Daar hadden ze wel lol aan, hoewel ze er bar weinig van wisten. Daarna vroeg er één of we ook wel bidden. Om nou aan die dreumesen uit te gaan leggen dat we behoorlijk atheïst zijn gaat ook wat ver. Niet zo heel toevallig hebben we een koran in de auto liggen, met op de ene bladzijde de tekst in het Arabisch en op de andere bladzijde de tekst in het Nederlands. Die erbij gepakt en dat vonden ze ook geweldig. Ze begonnen gelijk op een zangerige toon enkele gebeden voor te lezen, ze kenden dit boekje al aardig uit hun hoofd. Natuurlijk wilden ze van Jan ook wel horen hoe dat klinkt in het Nederlands. Waren ze niet echt van onder de indruk.

Na deze katechese-les pakte Mariska de Lonely Planet van Marokko erbij, waar achterin het Arabische alfabet en Arabische cijfers staan. Nadat dit ook uitvoerig door de kinderen was doorgenomen vervolgden ze hun weg naar school. Volgens ons niet echt meer nodig die dag.

Wij rijden die dag verder richting Merzouga. Een droog landschap, een brede vallei op zo'n 800 à 900 meter hoogte, met links en rechts ervan nog wat hogere rotsachtige kale bergen. Af en toe een dorpje gebouwd uit leem of "mudbricks". Stenen die ze zelf van locale rivierklei vormen en in de zon te drogen leggen. Om de dorpjes heen is nog verrassend veel groen, met name palmbomen en kleine akkers. Iets voor Merzouga zie je vanaf een afstandje al de behoorlijk hoge, roze zandduinen van Erg Chebbi. Dit lijkt toch al echt op de Sahara. Het is zelfs zowaar de Sahara. Loodrecht zijn we vanaf Merzouga een goede 20km van de Algerijnse grens verwijderd.

We wilden even een leuk plaatje maken van de camper met de zandduinen op de achtergrond. De bedoeling was de auto op de hardere ondergrond er voor te laten staan. Om in de duinen te rijden moet namelijk behoorlijk wat lucht van de banden afgelaten worden en dat duurt erg lang, met name het later weer oppompen. Toch kon Jan de verleiding om even een stukje met de Daf door de duinen te rijden niet weerstaan. En zoals ze bij Top Gear altijd zeggen: "How hard can it be?".

Nou, best "hard". Na zo'n 30 meter een zeer flauw oplopend duin opgereden te zijn de auto stil gezet. Een paar foto's genomen. En vervolgens weer achteruit over hetzelfde spoor terug. Niet dus. In achteruit in de lage gearing groef de auto zich direct in. Dat werd graven dus. Maar je graaft daar nooit alleen. Direct uit het zand kwamen drie mannetjes met één schep tevoorschijn die wel even willen helpen. Mariska zegt wel 30x "nee, dat hoeft niet". En zij zeggen wel 30x "Yes, no problem". Met alleen graven ging het nog niet. Dus alsnog lucht eraf laten en toen stond de Daf ook nog wel een keertje weer op harde grond.

En toen werd "Yes, no problem", natuurlijk "Yes, dirham". Jan geeft het opperhoofd met de schep 20 dirham. De andere twee hadden alleen staan kijken. Zoals altijd is het niet genoeg. Een dagelijks salaris schijnt hier 40 dirham te zijn, dus voor een kwartiertje graven is 20 dirham toch niet zo slecht. Na een beetje poppenkast vragen ze nog om water, wat we ze uiteraard geven. Het is tenslotte wel een graadje of 35.

 

 

Intussen was Karel al gestrikt door een ventje op een brommer die een goede camping wist. Nu barst het hier van de campings, dus dat kan niet moeilijk zijn. Toch achter het ventje aangehobbeld en het bleek inderdaad een leuk stekkie direct aan de duinen te zijn. Zelfs het sanitair was netjes en behoorlijk schoon.

We werden door de eigenaar direct uitgenodigd voor thee en een koude meloen. Heerlijk. Maar achter deze berber gastvrijheid steekt ook wel weer een behoorlijk verkooppraatje betreffende een toertje op een kameel de duinen in, of een paar dagen met een terreinwagen de duinen in en overnachten in een berbertent ergens in de duinen.

Voor veel mensen zal dit een onvergetelijke ervaring zijn, maar wij hadden er niet zo'n zin in. Elleke en Karel hadden zoiets al eens gedaan in Tunesië. En wij twee zijn meer van (ons eigen) gemotoriseerde vervoer. Laat die beestjes toch lekker in de schaduw uitrusten. Bovendien slaapt het in onze auto beter dan in een tent en duurde de tocht naar de tenten slechts een half uur, waarbij er gewoon iemand voorop loopt bij de kamelen, wat eigenlijk dromedarissen zijn. Ook zijn ze allemaal met een touwtje aan elkaar vastgeknoopt en sjokken maar wat achter het mannetje aan. Dat betekent dat we zonder kameel op ons zelf ook in een half uurtje bij de tenten zijn.

We lopen tegen de avond nog wat door de duinen. Met het avondlicht op de duinen worden ze nog roder. En omdat ze niet weglopen kun je er prachtige foto's van maken.

Omdat er in de woestijn weinig lichtvervuiling is, en het helder weer was, konden we genieten van een prachtige sterrenhemel. 's Nachts koelt het hier lekker af, en we hebben we de ramen van de camper ver open gezet om het lekker fris te laten doorwaaien. Dit frisse windje is 's nachts aardig gaan aanwakkeren en 's morgens hadden we alles onder het zand zitten. De bank, het bed, zelfs het aanrecht was gewoon helemaal bruin van het zand.

Gelukkig hadden Karel en Elleke een ministofzuiger mee. Deze kwam nu goed van pas. Zelf hadden zij het dakluik van de wc open laten staan en daarbinnen was het ook een zandbak.  

Overdag is het weer behoorlijk warm. We lopen nog wat door de duinen en door het dorp. Merzouga stelt niet zoveel voor, maar het heeft toch ook nog wel wat. Mudbrick en lemen huizen. Ook nep lemen huizen, opgetrokken uit baksteen en met leem aangesmeerd. Geen verharde straten. Een hoofdstraat met wat winkeltjes en een moskee. Buiten de moskee om waan je je in een soort wild-west stadje waar zo Lucky Luke kan opduiken.

Tegen de duinen aan ligt een begraafplaatsje. Het ziet er erg sober uit. Het graf is een bultje zand. Ze steken een paar platte leistenen in de grond en slechts bij sommige is daar wat tekst op gekrabbeld. Op enkele graven staat een schaaltje water.


Kerkhof in Merzouga, of is het een moskeehof?


 

Tegen de avond toen het wat koeler werd zijn Mariska en Elleke nog even de duinen in gelopen voor wat mooie uitzichten.

Jan kon nog steeds de verleiding van de zandduinen niet weerstaan en wederom onder het motto "how hard can it be", heeft hij de motor gepakt om daar mee door de duinen te crossen. Dit ging op zich best aardig. Eerst een wat kleiner duintje, dan wat groter. Even stoppen en weer op gang proberen te komen. Beetje lucht uit de banden. Tot bij een iets hoger duin. Deze had een scherpe, schuine kam. Eenmaal boven slaat dan totaal het voorwiel scheef weg naar beneden en het achterwiel komt omhoog waardoor je van je zadel gelanceerd wordt. Jan lag dus direct onder de motor. En natuurlijk staat dan net aan de voet van dat duin Mariska, die altijd een fototoestel in de aanslag heeft.

Na wat gestuntel krabbelde Jan zich weer op de motor. Het voordeel in dit mulle zand is dat je niet gauw schade rijdt.

Met groot respect voor alle Dakar motorrijders en met name voor een kleine vrouw als Mirjam Pol, vervolgt Jan een stuk rustiger zijn weg door de duinen. Dagen erna heeft hij nog steeds een pijnlijke ribbenkast. Weer een ribbetje gekneusd of gebroken?

Met het juiste materiaal (vooral persoonlijke bescherming) en wat meer oefenen kan dit wel heel leuk werk zijn, maar je moet er niet aan denken dit 300km of meer achter elkaar te hebben. Met uitzondering van de ribbenkast voorlopig even genezen dus.

's Avonds lopen we nog even met een zaklamp en camera rond de camping en bij de eerste duinen, op zoek naar woestijnbeestjes. En dan bedoelen we geen tamme kamelen. Niet zo heel veel te zien. Wel een mooie en vrij grote gekko en veel behoorlijk dikke kevers. Ook een dikke pad en dat vinden we nogal vreemd. Padden geven toch de voorkeur aan een vochtige omgeving? Wat doet zo'n beestje hier in een gortdroge woestijn?

DONDERDAG 2 JUNI 2011, de bronnen van Meski
Afgelopen nacht heeft het gelukkig niet zo hard gewaaid. We besluiten om naar Meski te rijden. Zo’n 15km na Erfoud loopt de N13 langs de rivier Oued Ziz, waar op dat moment nog water in stroomt. Langs de hele rivier is het groen, vol palmbomen en akkers. Een mooi gezicht. De rivier stroomt door een niet al te diepe kloof over een hoogvlakte op zo’n 900m hoogte. Rij je op de hoogvlakte, dan zie je de kloof en het weelderige groen niet en lijkt het een dorre droge vlakte. Je ziet de langgerekte oase pas als je dichterbij de kloofrand komt. De weg gaat ook deels door het dal. Het zijn de bronnen in Meski die zorgen voor het glasheldere water dat met name dit deel van de kloof zo groen houdt. Uiteraard wonen hier mensen die hun akkertjes bevloeien met dit water. Anderen vervuilen het water weer met alles wat ze van zich moeten werpen, met name plastic flessen en zakjes. Vrouwen doen er weer de was in.

Een bron bij de camping van Meski vult het zwembad, alvorens het water in de Oued Ziz stroomt. De camping is mooi en de palmbomen bieden veel schaduw. Wel barst het er van de irritante verkopers, dus zelfs op de camping wordt je lastig gevallen. Het blijkt dat de stuk of acht winkeltjes die vooraan bij de camping zitten een afspraak hebben gemaakt. Op toerbeurt is een toerist “voor hen”. Wij “hoorden” op die manier bij het tweede winkeltje, en alleen dit winkeltje mocht iets aan ons verkopen. De volgende bezoeker hoorde bij het derde winkeltje enz. enz.

Wij werden uiteraard bij het tweede winkeltje uitgenodigd voor thee, en de vriendelijke eigenaar en zijn zoon wilden ons van alles verkopen. Het winkeltje had weer, zoals eigenlijk alle toeristenwinkeltjes een hoog “all you don’t need” gehalte. Hier waren we dus nog wel een keer weer weg.

Stiekem probeerden andere jochies uit het dorp nog wat aan ons te verkopen, waarbij ze wijselijk uit het zicht van het tweede winkeltje bleven. Zo kochten Karel en Elleke toch nog een paar dromedarissen, gevlochten uit palmbladeren en kochten we gezamenlijk een pot dadelhoning. Dit is eigenlijk geen honing maar een soort siroop waarvan we later in een supermarktje zagen dat we dit veel te duur gekocht hebben. 

De dag erna zijn we gezamenlijk naar de oude kasbah (citadel) gelopen. Het was een mooi pad langs irrigatiekanaaltjes, palmen en akkertjes. Op een gegeven moment moesten we de rivier oversteken. Hiertoe was een bruggetje gemaakt die slechts bestond uit drie palmboomstammen. Elleke vond dit veel te wiebelig, en ging op zoek naar een andere brug, die er natuurlijk niet was.

Iets verderop waren vier vrouwen de was aan het doen. Ze boden aan om Elleke met de ezel naar de overkant te transporteren. Dus ma op de ezel en een stukje lopen. Zo te zien was dit nog veel enger dan het bruggetje, want ze was er zo weer af. De vier vrouwen  hadden er wel lol aan, en wij natuurlijk ook. Dan toch maar via de drie palmbomen, waarbij Karel Elleke op professionele wijze begeleidt. Filmpje komt z.s.m. naar Nederland! (of op You-tube?)

De kasbah zelf was behoorlijk vervallen. Daken waren allemaal weg, slechts nog wat muren stonden overeind. I.p.v. leem waren de meeste muren hier van natuursteen. De kasbah ligt wel op een mooi punt met een fraai uitzicht op de groene kloof.

Op een dikke steen voor de kasbah treffen we nog een behoorlijk grote dikke gele hagedis aan, die zich maar moeilijk laat fotograferen.

Karel en Elleke besluiten via dezelfde weg terug te lopen, terwijl wij via een andere weg door de kloof terug gaan. Allen zijn we nog maar net op tijd terug bij de campers of het begint behoorlijk te onweren en het water valt met bakken uit de lucht. De camping veranderd in no time in een grote modderpoel. Het blijft wisselvallig dus zijn we verder binnen gebleven.

We besluiten de volgende dag verder te rijden richting Todra Gorge. Dit stuk doen we niet in één keer, maar we overnachten onderweg nog bij een stuwmeer. Er staat niet zo heel veel water in het stuwmeer, en de omgeving is niet echt spectaculair. Kaal, rotsachtig en rood/bruin van kleur.

De dag erna dus de Todra Gorge door. Dit is een schitterende smalle kloof waar een rivier door stroomt. Helaas regent het nog en zit er veel water in de rivier, die bruin kolkend langs het smalle weggetje stroomt. Aan het wegdek is te zien dat het hier nog veel erger was. Op veel plekken ligt nog een dikke laag modder en stenen op de weg. Voor ons niet zo´n probleem, maar pa en ma moeten toch uitkijken met de Hymer, die vrij laag aan de grond ligt.

Op een klein stuk is de kloof erg smal en 300 meter hoog, wat er spectaculair uitziet. Hierna wordt de kloof meer een smalle vallei. Wel erg mooi en overal bloeit de oleander volop. We zijn tot het einde van de verharde weg, tot Ait-Hani gereden. Vandaar weer terug gereden en zo’n 2km ten zuiden van Tamtattouchte op een plek langs de weg de auto’s neergezet. Na het eten voelt Jan zich niet zo goed en gaat op tijd naar bed.

De volgende dag voelt Jan zich nog steeds niet goed en heeft inmiddels ook diarree. Het ene moment heeft hij het koud en het andere moment weer heel warm en veel zweten. Jan blijft in bed liggen en Mariska gaat met haar ouders een stuk wandelen in de omgeving. Ze komen in een groen zijdal met flink wat roze bloemen. Er loopt een herder met zo’n 100 geiten en schapen. Alle geiten zijn zwart, alle schapen wit. Een mooi gezicht. Na de lunch rijden we naar camping Baddou in Tamtattouchte. Karel en Elleke geven een half–nomaad nog een lift. Deze kerel vult de Hymer met een heerlijke geur van “nooit wassen”.

Op de camping slaapt Jan verder. Buiten is het redelijk fris met nog steeds af en toe een bui. Ga in het voorjaar naar Marokko, zegt iedereen. Dan is het nog niet zo warm. Maar kou en regen zaten we ook niet bepaald op te wachten. 's Avonds gaan Mariska en Elleke bij het campingrestaurant uit eten. Jan is nog ziek en eet niet, en Karel heeft het niet zo op de hygiëne in de Marokkaanse keukens. Hij zorgt wel voor zichzelf en droomt ondertussen van grote schnitzels met bier in Oostenrijk, zijn favoriete vakantieland.


Todra Gorge

Het eten is simpel maar smaakt. Salade met tomaat, ui, komkommer, bieten en paprika. Dan tajine met kalkoenfilet en groente in Marokkaans gekruide saus met rijst en als toetje een klein schaaltje yoghurt met kaneel en drie blokjes meloen. We zitten op het terras. Wel koud maar met een schitterend uitzicht op de berg met de schapen en de geiten en er vliegt ook nog een hop (vogel! en dus niet dat spul dat in je bier zit) voorbij.

Dagje later voelt Jan zich al wat beter. Nog wel steeds last van de ribbetjes (van de motor gevallen in de duinen) en diarree, maar het gaat. We rijden terug de kloof door, waar we Tommy en Conny ontmoeten. Een zeer vriendelijk Duits stel dat met een schitterende MAN-Action Mobil op vakantie is. Voor hen een soort testvakantie. Over twee jaar willen ze stoppen met werken en ook een flinke rondreis maken. We bekijken elkaars campers en maken foto’s. Tommy en Conny zijn bergbeklimmers en willen de steile wanden van de kloof beklimmen. Vandaag een teststuk, morgen helemaal naar boven. Er zijn al ijzers in de wanden geslagen voor verschillende routes. Schijnt hier ooit een Nederlandse bergklimvereniging mee begonnen te zijn. Moet niet gekker worden!

Wij lopen nog een keer door het smalste deel van de kloof. De wilde bergbeek van gisteren is nu een mak stroompje, dat verderop zelfs zo goed als opgedroogd is. We overnachten zo’n 25 km voor Boumalne Dades, langs de N10.

We rijden de dag er op door de Dadeskloof. De eerste 10km rij je alleen door bergdorpjes. We komen langs mooie grappige rotsformaties, die lijken op een grote bult samengeklonterde geitenkeutels, of een hoop darmen of hersenen. De weg klimt aardig omhoog met een paar scherpe haarspeldbochten. Een prachtig uitzicht. Op dit punt rij je boven de kloof langs, iets verderop daal je in de kloof af. Ook hier weer op verschillende plekken een dikke laag modder op straat. Op een bepaald punt stroomt de rivier nog over de weg. Dit over een lengte van zo’n 50 meter. Het water stroomt hard in tegengestelde richting en is op het diepste punt ongeveer kniediep. De lokalen pakken hun motorkap met plastic in en rijden zo langzaam door het water. Het is moeilijk te zien waar de rand van de weg precies is, en we weten ook niet of een deel van de weg misschien wel is weggeslagen, zoals je hier wel vaker ziet. Het lukt de lokalen om aan de overkant te komen. Een ander stel lokalen knopen hun auto vast aan een lokale vrachtauto en rijden zo als een treintje achter de vrachtauto aan door het water. Ze hoeven zelf zo niet de motor te laten draaien zodat er minder kans is dat er water in komt. Het is een komisch gezicht. Er zitten ook veel lokalen in de kiepbak van de vrachtwagen omdat de grand-taxi’s ook niet door het water gaan.

We twijfelen nog even. Voor onze vrachtwagen is de diepte van het water geen probleem, die heeft een standaard waaddiepte van 90cm. Maar voor de Hymer kan het wel eens lastig worden. Echter moeten we met de vrachtwagen langs de (niet zichtbare) rand van het asfalt rijden, omdat er op dit punt ook laag overhangende rotsen zijn. We vinden het niet waard om het te proberen. We slaan een eindje terug ons kamp op en hopen dat morgen het water wat gezakt is.

  


Gorge du Dades

Na het ontbijt lopen we weer naar het water. Het is al behoorlijk gezakt. Ook de Hymer kan er nu wel veilig door. Het is een mooie weg en we rijden door tot de weg overgaat in gravel. Je moet daarbij onder een poort door waarbij het maar de vraag is of de Daf er onderdoor past. Omdat we toch niet van plan zijn om verder over gravel te rijden draaien we om. De Dadeskloof is heel anders dan de Todrakloof. Beide zijn erg mooi, maar de Dadeskloof is vooral aan het begin behoorlijk volgebouwd met huisjes, het is eigenlijk dorp aan dorp.

De route na Boulmalne Dades is helemaal volgebouwd. We zoeken een rustig plekje om te kunnen staan voor de nacht, maar het is dorp na dorp (of kasbah na kasbah). Pas na Ait Ridi (een stuk na El-Kelaa M’Gouna) vinden we een rustiger stuk waar we gaan bushcampen. Helaas toch iets te dicht bij bebouwing, want het duurt niet lang of er komen een aantal jongens tussen de 8 en 15 jaar oud aan. Ze gaan vlakbij zitten en blijven maar kijken. Dit houden ze een paar uur vol, en na een paar snoepjes gaan ze weer weg. Verder blijft het gelukkig rustig.

We rijden de dag erop door naar Ouarzazate waar we weer de nodige inkopen doen. Daarna doorgereden richting de kust. Na Anezal zie je het landschap groener worden. Nog steeds geen bos, maar veel lage struikjes, 95% van hetzelfde soort. Kort na Anezal lunchen we ergens langs de weg. Helaas weer te dicht bij een dorpje, want het duurt niet lang of er verzamelen zich al weer allerlei blagen rondom de campers. Ze bleven lang hangen en gingen ook na een snoepje niet weg.

Ze waren erg nieuwsgierig en opeens hadden we er 8 in onze camper. Ze waren zo brutaal dat ze overal in wilden kijken en zelf ritsjes van etuis openenden om te kijken wat er in zat. Toen ze er weer uit waren misten we slechts een banaan, hopelijk verder niets. Hetzelfde gebeurde bij Karel en Elleke. Ook daar werden de kranen getest en moest er 30x op de toeter gedrukt worden. Ze vonden het natuurlijk allemaal reuze interessant. Na hun bezoek misten Karel en Elleke slechts de “paaseieren” die als decoratie in een plantenbakje zaten.

We zijn doorgereden naar Tachokchte waar we wild kamperen op 2027 meter hoogte, tussen de al behoorlijk groene bergen. We hebben met z’n tweeën nog een stuk gewandeld. Het is hier heerlijk rustig. Alleen de vogels hoor je nog.

ZATERDAG 11 JUNI 2011, einde asfalt
We rijden verder via een mooie binnendoorweg die als duidelijke weg op onze kaart staat aangegeven. Het is een schitterend dal waar we door rijden en aan het eind van het dal begint de weg weer behoorlijk te klimmen. Plotseling houdt de goede asfaltweg op en wordt een rotsachtige ruwe weg. We zien een eind verderop een klein dorpje liggen. We besluiten eerst met de Daf richting dat dorpje te rijden om te kijken of de weg daar weer beter wordt. Het is een smal bergweggetje. Steil en vol met kuilen en scherpe stenen. De Daf rijdt er in de lage gearing moeiteloos over, maar comfortabel is het niet. We rijden tot aan het dorpje en zien dat de weg niet beter wordt. Niet geschikt voor de Hymer dus. Dit betekent dat we weer zo’n 70km terug moeten rijden om verder gaan via de N10. We rijden die dag door naar Taliouine waar we kamp opslaan op camping Toubkal.

1e Pinksterdag, klusdag. Op de camping is een bron en dus genoeg water om de was te doen. Een behoorlijke klus want het was voor ons al een tijdje geleden. Mariska is er bijna de hele dag mee bezig. Elleke is nog wel een keer klaar met hun was en duikt lekker het zwembad in. Jan repareert de watertank. Wederom is de afdichting van de schoonmaakdop begonnen te lekken. Hij haalt de vorige afdichting er uit en vult de dop met kit. Nu moet het lekken toch voor goed voorbij zijn. Waardeloos dat een standaard watertank niet waterdicht is. Ook loopt die dag de pc van Jan vast. Hij wil niet meer opstarten, ook niet via opstartherstel. Hij haalt de harde schijf eruit om de gegevens via Mariska’s pc op een externe harde schijf veilig te stellen. Dit lukt, maar is nog een hele klus. Nu kan de pc opnieuw geïnstalleerd worden, maar dat is voor een ander keer.

Ze willen allemaal de campers bekijken, of dat een goed idee is...

2e Pinksterdag rijden we door naar zee. In Agadir gaan we naar de Marjane supermarkt voor wat boodschappen. Dit is vaak een verademing in vergelijking met de kleine lokale supermarktjes of gewone markten. Bij de Marjane is zo goed als alles te koop, en overal staan duidelijke prijzen op. Je hoeft niet te zeuren en komt ook niet met oud brood thuis. Ze hebben ook luxe westerse artikelen en zelfs bier en Hollandse kaas. Veel kopen we daar niet van, want die luxe artikelen zijn hier wel veel duurder dan in Nederland. Ook gaan we langs bij de McDonalds. In Nederland doen we dat niet vaak, we gaan dan liever naar een gewone snackbar voor een patatje en een frikandel. Maar hier is ook dit een welkome afwisseling. Gewoon een hamburger waarvan je weet wat je kunt verwachten en friet die niet helemaal klef en donkerbruin is. En ook Karels vertrouwen in de hygiëne bij McDonalds is dusdanig dat hij lekker mee-eet. Het is dan wel geen Oostenrijkse schnitzel maar ok.

Verder bekijken we Agadir niet. De stad ziet er niet aantrekkelijk uit. Het heeft zo van boven te zien wel een mooi strand, het ligt aan een baai, maar het weer is erg vreemd. Heel erg mistig, met vrij harde wind. Het lijkt of er veel zand in de lucht zit. We rijden verder noordwaarts. Voorlopig gaan we niet verder zuidelijk. Karel en Elleke hebben nog maar een paar weken vakantie en willen op het gemakje ook nog wat van de westkant van Marokko zien. Het is tenslotte ook nog een lange reis van Zuid-Spanje naar huis. We rijden door tot iets boven Amesnaz. We staan hier op een groot rotsplateau, zo’n 30 meter boven zee.

Op dit plateau groeien veel arganbomen. Van de argannoten wordt arganolie gemaakt. Deze olie wordt zowel voor koken als voor cosmetische producten gebruikt, en is behoorlijk aan de prijs. Geiten eten de vruchten van de arganboom. Ze klimmen er zelfs voor in de boom, een mooi gezicht. Ze poepen daarna de pitten weer uit. Die pitten worden verzameld en daar maken de vrouwen hier weer de olie van. Dit is de echte arganolie. Door de industrie wordt tegenwoordig vaak de geit uit het proces weggehaald en als je de olie “goedkoop” langs de straat koopt, kun je er vanuit gaan dat je minstens voor de helft gewone zonnebloemolie hebt.

We klauteren met z’n tweeën het rotsplateau omlaag naar het strand. Een groot deel van het strand is rotsachtig, maar vlak. Hierdoor zijn er allemaal poeltjes ontstaan, waar veel beesten weer dankbaar gebruik van maken. Waaronder veel heremietkreeften. Het is altijd prachtig om deze beestjes te bekijken, en we proberen er verschillenden een grotere woning aan te bieden. Deze keer slechts één die een ander huisje wel zag zitten. Van een vaag wit slakkenhuisje is deze overgegaan naar een mooie rood-oranje slakkenhuis. Dit ging zo snel dat we zijn blote kont niet konden zien.

Op een strand liep ook een jongen met een stuk betonijzer en een plastic zak. Hij prikte met het stuk betonijzer in de poeltjes en ving zo verrassend grote vissen zoals zeeduivels en inktvissen. Hierbij prikte hij dwars door de beesten heen en stopte ze levend, met een grote steekwond waar soms de ingewanden uitpuilden in de plastic zak. Niet erg leuk om te zien, maar wel een heel effectieve manier van vissen. In weinig tijd had hij zijn plastic tas vol met behoorlijk grote vissen. We klimmen weer tegen de rots op terug naar de camper. Een eindje verderop staan nog drie Franse campers met vage hippies.


Stadspoort van Essaouira

Van Amesnaz naar Essaouira is een klein stukje. We rijden dit stukje de volgende dag en parkeren in Essaouira op een bewaakte parkeerplaats waar je ook mag overnachten. Van dit bewaken moet je niet teveel voorstellen. De bewaker ligt ongeveer de hele dag te snurken in een karretje. ’s Nachts komt een collega hem aflossen.

We lopen door het schilderachtige haventje. Alle boten zijn van hout en liggen nog in de haven omdat het te hard waait om uit te varen. We praten wat met een man uit de haven. Hij verteld ons dat vrijwel elke boot één of meerder honden of katten aan boord heeft om de muizen en ratten te vangen. Inderdaad zien bij de meeste grotere boten wel een hond of kat liggen. Ook liggen ze overal op de visnetten te slapen. Er zal wel regelmatig een hapje voor hen tussenzitten.

Er ligt ook één stalen schuit tussen. De man zegt dat dat hier niets is. De houten boten gaan jaren mee, maar zo’n stalen boot roest zo weg. En dat terwijl zo’n stalen boot veel duurder is. Ja, logisch. Van preventief onderhoud hebben ze hier nog nooit gehoord. Bij ons zal een stalen boot ook wegroesten als hij nooit op tijd een nieuwe verflaag krijgt. Bij de haven is ook scheepswerfje waar ze nieuw houten schepen bouwen. En niet eens zulke kleintjes. Dit gaat nog op een heel ouderwetse manier met de hand. Met schaven, mallen en beitels. Ongeveer zoals ze bij ons in 1700 de schepen bouwden, alleen zit er nu een motortje in. Interessant om te zien.

Essaouira is een mooi stadje. We blijven dus nog een dag. Niet alleen de haven maar ook het centrum is mooi en erg levendig. Het is geheel ommuurd en ligt pal aan zee.

Het is anders dan de stadjes die we tot nu toe gezien hebben en we zien ook voor het eerst wat meer toeristen. In de andere bekende steden zoals Meknes, Marrakech en Fes zag je ze ook wel, maar niet veel. En al helemaal niet met campers of caravans. Daar zijn we op de hele reis tot nu toe (zo’n 3500km alleen in Marokko) maar een handvol van tegen gekomen. De met name Franse camperaars hebben hier wel overwinterd, maar zijn al weer naar huis. Veel toeristen hebben het ook laten afweten vanwege de recente bomaanslag in Marrakech.

’s Avonds gaan we nog uit eten, behalve Karel. Na het zien van de “frisse” visrestaurants zorgt hij wel weer voor zich zelf. Wij eten op een terrasjes in het centrum een tajine viande en een tajine poulet. Het smaakte wel, maar was niet echt geweldig. Veel vet aan het rundvlees, en veel botten in de kip.

Wat nou, pensioen?

Rituele slachting van een schaap

De dag erop rijden we via de kustweg verder naar het noorden. We stoppen even bij het plaatsje Moulay Bouzerktoun, waar een graftombe van een heilige te bekijken valt. Als we het piepkleine dorpje binnenrijden zien we nog net hoe een paar mannen een schaap met een mes in de hals hebben gesneden en het beest dood laten bloeden, zo op het zandpleintje voor de deur. Het beest spartelt wild en vecht tevergeefs voor zijn leven. Het is een rituele slachting, en gruwelijk om te zien. Waarom mag dat arme beest niet wat sneller dood, zonder zo te lijden?

Het beest geeft het op en ligt in een grote plas bloed dat maar langzaam in het zand trekt. Dan krijgen we nog een staaltje Marokkaanse hygiëne te zien. Daar in het zand wordt het beest ook gevild, waarbij de messen telkens in het zand afgelegd worden. Op dat zelfde zand parkeren lekkende auto’s (wij staan er pal naast geparkeerd), er plassen en poepen mensen en dieren, en zij staan lekker hun schaapje open te snijden. Onbegrijpelijk.

We bezoeken nog even de graftombe. Veel graftombes mogen wij als niet-moslim niet bezoeken. Sommige mogen we wel in tegen betaling. Deze was helemaal gratis. Hoe is het mogelijk. Er lag een stenen kist in een klein wit gebouwtje met een koepeldak. Over en naast de kist lagen doeken en tapijten. We lopen terug naar de auto en zien het gevilde schaap in de zon voor het winkeltje hangen, waar de eerste vliegen er al van smullen.

DONDERDAG 16 JUNI 2011, pottenbakkers
We rijden door naar de stad Safi, dat bekend staat om zijn traditionele pottenbakkerijen. Het blijkt een behoorlijk vieze industriestad. De pottenbakkerijen staan niet erg goed aangegeven dus het is behoorlijk zoeken. Net als we besloten hebben de zoektocht te staken en maar door te rijden zien we weer een bordje staan en zijn we er ook zo. Je kunt er weer eens niet op je gemak zelf kijken, er meld zich al snel weer een zogenaamde gids. Met sneltreinvaart laat ie zien hoe het pottenbakken in zijn werk gaat. De oude leemovens werken nog op hout, de modernere ovens werken op gas. Het vormen van de potten gaat nog op de ouderwetse manier op met de voet aangedreven draaitafeltjes.

Het hele fabriekje is weer eens een ongeordend zootje, wat het fascinerend maakt om te zien, maar ook wel ergerlijk is. Je snapt niet dat mensen zo kunnen en willen werken. Met weinig inspanning is er veel te verbeteren zonder afbreuk te hoeven doen aan de traditionele manier van werken. Overigens wordt er ook erg inefficiënt gewerkt, niet alleen hier maar ook bij bijna alle andere “fabriekjes” die we hebben gezien. Het uurloon is hier laag, maar doordat er zoveel tijd verklungeld wordt zijn de producten nog niet echt goedkoop. Een klus die je in Nederland alleen zou klaren, doen ze hier rustig met 3 man. Geen stress hoor.

Zoals gezegd ging de rondleiding met sneltreinvaart, zodat we dus lekker veel tijd hadden om naar de verkooppraatjes in de winkel te luisteren. Ze moeten ons persé wat verkopen. De man die zegt de baas te zijn van het geheel is een niet al te frisse vent van begin 40. Hij heeft een wijde korte broek aan, die aan de voorkant en de achterkant een grote donkere plek heeft, precies daar waar je dat liever niet ziet. Hij loopt ook voortdurend aan voor en achterzijde achter zijn broek te krabben. We willen niet weten wat voor een kwekerij hij daar heeft. Ook zo’n man kan beter een jellabah aantrekken, zodat je die ellende in ieder geval niet ziet. En uit beleefdheid moeten we hem nog een hand geven ook. Vooral Karel vind dit fijn. Als de man met je praat houdt hij voortdurend zijn hand voor zijn mond. Hij is dus wel op de hoogte dat het daarbinnen ook geen feestje is.

Gebroken potten opruimen...?

In de winkel zijn een man of acht zeer druk met ons. Omdat we uit beleefdheid niet direct weg willen lopen, en ook wel het eindproduct willen zien, kijken we een beetje rond. Bij alles waar we ook maar even naar kijken komt gelijk een verkoper op ons afgesprongen duwt het product in onze handen en moet er geboden worden. Daar hebben we helemaal geen zin in. Na veel gezeur en over en weer bieden, koopt Elleke nog een mini-tajine voor en kaarsje. We maken ons vervolgens snel uit de voeten. In toeristen wegjagen zijn ze echt goed hier.

We zijn doorgereden naar Lala Fatna, waar volgens het reisgidsje van Elleke een overnachtingsplek vlakbij het strand moet zijn. We zitten nogal hoog op een plateau boven zee en de weg naar de overnachtingsplek loopt behoorlijk steil naar beneden met 2 haarspeldbochten. Eén haarspeldbocht halen we niet in 1x en we moeten dus steken. Het blijkt dusdanig steil te zijn dat onze handrem de auto niet tegen houdt, hij trekt hem er gewoon door. Er zit ook nog een speciale hellingrem op de auto, maar die hadden we nog nooit gebruikt, dus even proberen hoe dat gaat. Gelukkig houdt die de auto wel tegen en kunnen we de tussenbak in de lage gearing zetten om vervolgens een stukje achteruit te steken en het weggetje naar beneden te vervolgen. Dat was even zweten en klungelen. Onderaan vinden we het eigenlijk helemaal geen geschikte plek. Het is een klein parkeerplaatsje en behoorlijk schuin, zodat je zo je bed uit rolt. Ook is er een soort strandtentje bij en dan weet je het hier wel. Dat gaat tot in de kleine uurtjes door met keiharde kamelenmuziek. We keren direct weer om en rijden het steile weggetje weer omhoog. Bovenaan de weg is een gesloten restaurant met een mooie parkeerplaats tussen de bomen. We besluiten daar te gaan staan. Op het land ernaast is een man aan het werk en Jan loopt er heen om te vragen of het goed is dat we hier overnachten. Welke taal Jan ook probeert, de man kijkt hem aan en geeft geen sjoege. De man blijkt verstandelijk gehandicapt te zijn, en Jan laat hem maar weer lekker verder werken.

Aan de zijkant van de parkeerplaats staat een ezel aan een boom geknoopt en zit een moederhond vast aan een touw. Om haar heen kruipen een aantal behoorlijk jonge puppies. Het moedertje is helemaal blij als we op haar aflopen, en we geven ze wat water en eten. Er zou hier dus toch nog iemand moeten komen die de beesten voert.

Even later komt er een politie-auto aangereden. Daar zul je het weer hebben, we moeten opdonderen. Maar nee. Karel en Jan lopen er naar toe en de agenten zijn best vriendelijk. We lullen wat over voetbal, dat helpt hier meestal wel, hoewel we er zelf geen klap verstand van hebben. Ze willen wel alles van ons weten. De paspoorten worden compleet overgeschreven. Hiervoor hebben ze zelf geen standaard invulpapier, maar gewoon een leeg blad van een kladblok, zonder lijntjes. Alles willen ze weten. Of we getrouwd zijn, wat ons beroep is, hoeveel kinderen we hebben, waar we naartoe gaan, waar we vandaan komen, hoelang we blijven, enz. enz.

Ondertussen bekijken we de boel een beetje. Het ziet er allemaal nogal belabberd uit. De stickers vallen zowat van de auto, de uniformen zijn half versleten en vuil, het interieur van de auto is één bak stof. Het zal ons niets verbazen als hun pistooltjes nog met los kruit werken. Als ze klaar zijn wensen ze ons goede nacht en bij onraad moeten we ze direct bellen. Dat beloven we. Verder is het die avond en nacht rustig.


Een zwarte geit zoekt naar iets eetbaars tussen het afval
dat mensen van de rotsen langs zee storten.

De volgende dag luieren we een beetje in het rond en lopen gezamenlijk het steile weggetje af naar het strand. Het strand is niet groot en mooi omsloten door de rosten. Er zijn wat Marokkanen en zowaar twee Europese gezinnen. Het strand zelf is schoon, zolang je richting zee kijkt. Langs de rotsen is het weer eens één grote bende. Ze gooien alles van zich af. Ze eten geen varkens omdat ze dit onreine dieren vinden, maar zelf zijn het de grootste varkens (en dan beledig ik eigenlijk nog de varkens ook). We hebben al verscheidene Marokkanen gevraagd waarom ze dit doen. Het antwoord is doodleuk dat de regering moet zorgen voor goede afvalverwerking. Dat geeft toch niet het recht om het afval maar overal in de natuur te gooien? Je hebt zo’n fles vol meegenomen uit een dorp, dan kun je hem toch ook leeg weer naar een dorp terugnemen en daar ergens deponeren? En denken ze nu werkelijk dat wij in Europa ook zo alles van ons afgooien en dat de “regering” het wel weer opruimt? Als tweede reden geven ze vaak op dat de mensen niet beter weten, ze missen educatie. Ook grote onzin. De koran kennen ze van achter tot voor uit hun hoofd, en dit zouden ze niet kunnen snappen? Op de meeste verpakkingen staat nota bene op dat je het niet zo weg moet gooien, ook hier. Je hebt er ook helemaal geen educatie voor nodig, je wilt toch zelf niet in die rommel zitten? Je zit op het strand en telkens waaien vieze plasticzakjes tegen je aan. Overal zie je vieze poepluiers. Ze laten hun kinderen op blote voeten lopen waar overal gebroken glas en blikjes liggen. Het is onbegrijpelijk. Andere Afrikagangers zeggen: “ wen er maar vast aan, het wordt nog veel erger zuidwaarts”. Nou, hier kunnen en willen we niet aan wennen.

Soms zie je net buiten een dorpje een afvalverzamelpunt, waar het afval uit het dorp neergekieperd, en zo nu en dan eens aangestoken wordt. Op zich best een goede manier, omdat er inderdaad geen echte afvalverwerking is. Jammer is alleen dat ze dit nooit doen met dichte containers of een goed hoog hek om dit terrein. De helft van wat er gestort wordt waait weer weg, zo de natuur in. Heeft ook niets met armoede te maken. Ze zijn gek op muren bouwen en om ieder huis staat hier een beste muur. Met vereende krachten zouden ze dit ook om een afvalstortpunt kunnen doen, maar het interesseert ze gewoon niet. Ook is er in ieder dorp genoeg middenstand waarvan je verwacht dat ze het toch ook schoon voor hun winkel willen hebben. En dat die dan misschien wat centen bij elkaar doen voor een fatsoenlijk afvalstortpunt. Ook hen interesseert het niets. Ze vegen nog net hun stoepje schoon, zo de troep de straat op, verder niets. Ze verwachten gewoon dat de regering het oplost en ondertussen blijven ze het overal zo van zich afgooien. Als je dan wilt dat de regering het oplost, gooi het dan elke dag bij de burgemeester in de tuin, zou ik zeggen.


Krabben hebben hier staartjes

De volgende dag rijden we verder lans de kust naar Oualidia. Langs de kust is veel akkerbouw. Toen wij er langs reden waren de tomaten, groene paprika en pompoenen rijp.

Oualidia ligt aan een mooie lagune. De kust is rotsachtig met veel poeltjes en kleine zandstrandjes. De zee knalt er hard tegen de rotsen wat spectaculair is om te zien. De lagune zelf is een zandstrand-paradijs. Het was er ook behoorlijk druk. Met name Marokkaanse badgasten maar ook enkele Europese. Overal werd verse vis en vooral schaaldieren, zee-egels en krab gegrild bij zelfgemaakte mini-restaurantjes. Het restaurantje is niet meer dan een grill op houtskool en een paar emmers waar je op kunt zitten en een parasol.

We zitten nog een tijdje ergens op een terrasje. Een katje komt bij Mariska op schoot kruipen en heeft daar al die tijd gelegen.

Heremietkreeften zijn hier erg groot

We overnachten een eindje verder, net voor Sidi Bouzid bij El Jadida. Het is een drukke locatie waar gelang de avond steeds meer auto’s komen. De mensen blijven een beetje in en om hun auto hangen. Even was er weer van die irritante Yo-yo muziek, maar gelukkig werd het later en de rest van de nacht rustig.

Na slechts een kleine 10km rijden komen we de volgende dag aan bij de stadsmuur van de Cité Portugaise in El Jadida. Links van de stadsmuur is een pier, waar we eerst even wandeling over gemaakt hebben. Rechts van de pier, aan de stadskant, zwemmen jongens heerlijk tussen het afval. Op de pier zijn een aantal zgn. zelfgebouwde visrestaurantjes. Een paar golfplaten daken, wat doeken en lappen, een grilletje en wat plastic stoeltjes en tafeltjes. De toiletten zijn de zeeweringsblokken aan de linkerkant van de pier. Het stinkt er verschrikkelijk. Gek, maar Karel heeft helemaal geen zin in een visje.

Cité Portugaise is een mooi gedeelte met dikke stadsmuren waar je overheen kunt lopen. Dit stukje stad, omstreeks 1513 door de Portugezen gebouwd heette in die tijd Mazagan. We hebben ook de Citerne bezocht. Een grote ruimte met ronde bogen dat vroeger diende als drinkwateropslag. Er staat nog een klein laagje water op de vloer.  Het is er vrij donker en in het midden is en rond gat waar het felle zonlicht naar binnen komt, wat een mooi effect geeft op het water. Een bijzondere ruimte, mooi om te zien.

Citerne in Cité Portugaise, El Jadida

We hebben ook nog even door de vissershaven gelopen. Alle straten zijn opgebroken, een vieze stoffige bende. Eigenlijk is hier alles vies. Het water in de haven is vervuild met flessen, jerrycans, plastic zakken e.d. Overal visverkopers die zo ontzettend vies zijn dat je er echt geen visje van wilt. We willen verder naar een camping in de buurt omdat wij het water bijna op hebben, en er wel weer eens gedoucht moet worden.

Wij rijden voorop, Karel en Elleke een eindje achter ons. We rijden op een dubbelbaans weg op zoek naar de camping, maar de weg er naartoe is opgebroken. We stoppen rechts langs de weg om op Karel en Elleke te wachten. Dat duurt even, en we zien ze op een gegeven moment zo’n 200 meter achter ons staan langs de weg, druk in conclaaf met een paar jongeren. We lopen er naartoe en het blijkt dat deze jongeren met hun kleine autootje een ongeluk hebben willen faken. Ze haalden Karel en Elleke met een rotgang in, sturen hun autootje voor de Hymer en gaan dan vol op de rem staan. Karel remt ook uit alle macht, stuurt naar links en weet zo nog net de auto te ontwijken. Nog een geluk dat ze op de linkerbaan niets raakten en dat ook de auto’s achter hen alert waren en op tijd remden. Vervolgens laten de jongeren Karel en Elleke stoppen en claimen dat ze hun geraakt hebben en dat het Karel zijn schuld is. Ze wijzen op een oude deuk op de achterzijde van hun auto, en het kapotte lampglas. De deuk heeft al roest en zit op een plek waar de Hymer hem helemaal niet zou kunnen raken. Karel heeft ook helemaal geen botsing gevoeld en de Hymer heeft (gelukkig) geen schade. De hele voorzijde is van kunststof, dus dat zou je zo moeten kunnen zien. Karel en Elleke staan er, net bekomen van de schrik, wat beduusd bij en vragen zich af wat ze hier nu weer mee moeten. Wij luisteren eens naar het hele verhaal en bekijken de schade. We lachen de jongeren hard uit, en zeggen dat ze knettergek en crimineel zijn. We zeggen tegen Karel en Elleke dat ze door moeten rijden en wij lopen ook naar onze auto, onder luid protest en gevloek van de jongeren. Ze dreigen nog met de politie, en dat vinden we helemaal prima. Maar we gaan er wel vandoor. Volgende keer moeten we er aan denken om bij zoiets even foto’s te maken van de daders, en zeggen dat we deze doorgeven aan de politie. Stelletje idioten. Die kunnen zo toch maar mooi je hele vakantie bederven en je mooie campertje in de prak helpen. Om het nog maar niet te hebben over eventueel lichamelijk letsel. En dat allemaal voor een wrak van een auto dat nog geen 250,- euro waard is. Blij ook dat ze het niet bij ons hebben geprobeerd. We hadden nooit zo snel met de Daf kunnen remmen of uitwijken, en waren zo over dat Peugeootje heen gedenderd. Hadden ze het in ieder geval niet nog een keer kunnen proberen.

Via een omweg vinden we alsnog de camping. Camping International. Nou, ga daar vooral niet heen. Een verwaarloosde lege camping. Een niet onderhouden zwembad zonder water, zeer slecht en vies sanitair. Alleen sputterputten en geen warm water in de kapotte douches. Bah!

De volgende dag gauw weer weg dus en via de kustweg zijn we richting Casablanca gereden. De zee zag je slechts af en toe, het was geen mooie route. Druk en veel nieuwe bebouwing. Rond Casablanca een stukje tolweg genomen, snelweg A5. volgens onze kaart was hij tolvrij, maar we moesten voor 10km toch 8 dirham betalen. Dit is slechts 72 eurocent, dus nog bijna niets. Van Casablanca zagen we slechts de buitenwijken, wat eigenlijk sloppenwijken zijn. Echt triest hoe sommige mensen moeten leven. En dan kunnen we het des te slechter hebben dat er in Nederland mensen zijn die zeggen dat ze arm zijn en die menen naar de voedselbank te moeten. Maar ondertussen wel roken, auto rijden, een televisie en computer hebben, laat staan een mobieltje en ook nog eens precies weten hoe de ziektewet of een uitkering werkt.

Vanaf Casablanca rijden we verder een stukje binnenland in, over een veel rustiger slingerweggetje door de heuvels. Onderweg stukken bos en kurkeikplantages. Veel mooier dan langs de kust. We stoppen voor de nacht op een mooi uitzichtspunt in de bergen, ver van bebouwing. Het is er heerlijk rustig en het uitzicht is schitterend. Toch komt er op een gegeven moment een rochelende gebutste Renault 18 met moeite de berg op gehobbeld en parkeert, zoals gewoonlijk, 2 meter naast onze auto. Niet 20 meter verderop, wat ook kan, maar dat is niet gezellig. Om de auto uit te zetten moet eerst de motorkap omhoog. Er zitten 4 jongelui in de auto, 3 jongens en een meisje. Na een kort praatje in vaag Frans hebben we niet veel last van ze. Ze luisteren wat muziek wat niet al te hard staat deze keer. Wel zoals altijd wordt er weer aardig wat bier gedronken. Dat terwijl het goedkoopste halve liter blik bier toch nog omgerekend zo’n 1,40 euro kost. En Allah ziet weer niets in het donker. Ik wist niet dat ie nachtblind was...

Als we al een goed uur in bed liggen, zo tegen twaalven begint de ellende. Kloppen op de deur. Jan steekt zijn hoofd door het bovenraam en vraagt wat er aan de hand is. Stomdronken staat daar de bestuurder van het wrak met zijn volkomen nuchtere vriendin. Hij vind dat zijn vriendin kennis moet maken met Mariska. Zijn vriendin schaamt zich dood, maar heeft hier als vrouw net zoveel te vertellen als een ezel. Jan zegt dat we al slapen en dat hij morgen maar langs moet komen om kennis te maken. Als we net weer liggen is er weer geklop op de deur. En weer staat dronken dropje daar met zijn zielige vriendin. Het is nog een mooi meisje om te zien ook. Jan word boos en zegt dat ie ons met rust moet laten. De knaap ratelt aan één stuk door. Jan doet het bovenraam weer dicht en gaat weer liggen. Weer geklop op de deur. Kwaad schreeuwt Jan de knaap toe dat ie op moet donderen, ons met rust moet laten en dat anders de politie wordt gebeld. Weer vergeten we een foto te maken om mee te dreigen.

Jan gaat weer liggen en er wordt nog meerdere malen geklopt. We reageren er niet op. Het houdt op, en even later wordt de Renault naast ons, na wat gemorrel onder de motorkap, gestart. Dronken dropje zit achter het stuur. De andere twee jongens zullen wel in dezelfde staat zijn. Fatsoenlijk licht hebben ze niet, en aan de staat van de auto te zien zal er wel meer zijn wat niet werkt. En zo tuffen ze langzaam over de donkere, smalle bergweg met aan 1 zijde een behoorlijk ravijn. We kunnen het ene zwakke achterlampje nog net volgen. Na zo’n 500 meter staat het lampje stil. Dan gaat het richting de bergkant, dan achteruit vervaarlijk dicht naar het ravijn. Ze staan al behoorlijk scheef. Zo dronken als wat probeert ie te draaien op zo’n smalle bergweg. Het geluk is met de dommen, zullen we maar zeggen, want het lukt ook nog. Gelukkig rijden ze ons voorbij en hebben we verder een heerlijk rustige nacht. Als we de volgende ochtend verder rijden zien we de Renault na een klein stukje rechts in de berm staan. Geen inzittenden te zien, waarschijnlijk zijn ze te voet verder gegaan. We zijn al lang blij dat ze niet terug naar ons zijn komen lopen.

We stoppen onderweg in de buurt van Rabat bij Les Jardins Exotiques. Exotische tuinen dus. Deze zijn langgeleden ooit eens door een rijke familie aangelegd. Daarna een in verval geraakt en uiteindelijk is er weer nieuw leven in geblazen. Het is een mooi park met veel paden en alles wordt netjes bijgehouden. Hier en daar wel wat kitscherig aangelegd met opgeschilderde rotspartijen, maar toch is het wat planten en bomen betreft allemaal erg mooi gedaan. Veel waterpartijen met kikkers en we zien zelfs twee kleine waterslangen (dat is wat anders dan een tuinslang). Het valt ons op dat als de kikkers wegspringen ze een luide piep geven. Dat is ons nog nooit eerder opgevallen bij kikkers. Later komen we in de vrije natuur nog meer van die piepkikkers tegen. Bij de tuinen is ook een redelijk grote volière, waar verschillende parkieten en watervogels inzitten. Ook lopen er twee zielige flamingo’s stereotype heen en weer te lopen. Voor hen is de vogelkooi echt te klein.

Na een uur of twee in het park te hebben gelopen pakken we de biezen weer richting een mooi officieel beschermd natuurgebied, Lac de Sidi Bourhaba. Een bosgebied met een meer. Direct aan het meer onder de eucalyptusbomen zijn mooie kampeerplekken, en we zetten daar de campers neer. Er zijn her en der picknickbankjes en nadat Jan bij die voor onze auto eerst zo’n 20 rondslingerende bierblikjes in de afvalmand heeft gegooid ziet het er op wat klein zwerfafval na best netjes uit. Ja, echt, een afvalmand. Er komt later ook nog een man met een ezelkar langs om het afval op te halen. Hij zou vooral ook het afval dat niet in de afvalmanden ligt moeten verzamelen, maar het moet natuurlijk niet teveel op werken gaan lijken. Toch gek. In een natuurgebied zouden juist geen afvalmanden moeten staan, omdat iedereen gewoon zijn eigen troep weer mee naar huis moet nemen. Hier denken ze daar dus anders over. We zijn al lang blij dat er iets gedaan wordt. Want ook al staan er afvalmanden, ze gooien hun troep toch nog overal neer, zelfs in het water, dus mee naar huis laten nemen kun je hier echt wel vergeten.
Heerlijk onder de bomen bij Lac de Sidi Bourhaba

Tegen de avond lopen we met z’n tweeën nog een heel stuk langs het water. Her en der staan wat auto’s geparkeerd met alcoholdrinkende mensen, met de nodige muziek. Het begrip beschermd natuurgebied is in Marokko wat ruimer op te vatten dan in Nederland. We vragen ons af wat ze nu eigenlijk beschermen. De vrijheid van de Marokkaanse moslim om ongegeneerd bier te kunnen drinken in een mooie omgeving waar Allah hen niet ziet?

We lopen nog iets verder en komen bij een open plek waar een soort barbecueplaats/openluchtkeuken is gemetseld. Een traditionele Marokkaanse familie is hier druk bezig sardientjes te grillen en andere lekkernijen te bereiden. We worden door hen vriendelijk begroet en maken een praatje. Er worden ons sardientjes aangeboden die we ons laten smaken, al zijn we niet zo gewend aan vissies waar alle ingewanden nog inzitten. We krijgen er mintthee bij en worden uitgenodigd om bij opa en oma en de rest van de familie op het grote kleed te komen zitten. Eén van de vrouwen ziet Jan wel zitten, maar ze kan alleen Arabisch. Via een ander vrouw die wat Engels kan horen we dat Jan maar even met opa moet overleggen. Nou eeuh, doe dan nog maar een vissie...

Waterschildpad in Lac de Sidi Bourhaba

We krijgen ook een soort cake en pannekoekjes, die oma zelf heeft gemaakt. Het is allemaal best wel droog. Oma is een oud gerimpeld mensje met blauwe tatoeages in het gezicht. Opa is een grappig kereltje met traditioneel mutsje op en een djellaba aan. Er is ook nog een jongen bij die goed engels kan. Hij is politieagent ergens in de woestijn, maar heeft nu vakantie. Er wordt mooie kamelenmuziek opgezet dat veel te schel en te hard klinkt uit de kleine autoluidsprekertjes en ze willen met ons dansen. Vooral het meisje dat een oogje op Jan heeft. Dus dat doen we dan maar en we staan wat te springen en stijf te dansen, terwijl zij veel soepeler en ritmischer bewegen. Opa rolt haast van het kleed van het lachen om het houterige gedans van Jan. Fraai is dat, daar doe je dan je best voor.

Het is warm en we zweten het uit. Er wordt ons nog meer eten aangeboden, maar we hadden net zelf gegeten toen we bij hen aankwamen. We bedanken er beleefd voor en zeggen dat we weer richting camper moeten omdat Mariska’s ouders daar nog zijn. Dat doen we dus, maar niet voordat we een aantal pannenkoeken en cake meekregen in een plastic zak, voor Karel en Elleke. Die zitten lekker te genieten voor de camper. Met de verrekijker loeren ze het meertje af. Het meertje barst van de waterschildpadjes en aan de overkant verzamelt zich een grote groep kleine zilverreigers.

Er komen nog twee politieagenten te paard langs. We maken een kort praatje. Ze vragen of we hier blijven slapen. Dit vinden ze geen probleem, maar voor de veiligheid zou het beter zijn als we naar een camping gingen. Dit wordt ons vaak door de politie verteld, hoewel we ons nergens onveilig voelen in Marokko. Het schijnt dat ze erg voorzichtig zijn wat toeristen betreft. Ze willen onder geen beding dat een toerist ook maar iets gebeurt, waardoor Marokko weer negatief in het nieuws komt. We trekken ons van het goedbedoelde advies niet veel aan en blijven staan voor de nacht. Er komen nog wat auto’s af en aan, waaronder een Marokkaanse man die 9 jaar lang ambassadeur was op de Marokkaanse ambassade in Den Haag.

We willen met z’n tweeën de volgende dag nog wat rondlopen in het natuurgebied. Vlakbij de barbecueplek hadden we een bord zien staan waar verschillende wandelroutes op aan werden gegeven en een vogelkijkhut en een informatiecentrum. We lopen een klein eindje het pad in en komen bij de vogelhut. Op dit moment is er aan vogels niet veel te zien. Dit zal ook aan het seizoen liggen. Als er na een paar minuten een complete kleuterklas aankomt, weten we ook zeker dat we daar geen vogels meer gaan zien en lopen we verder. We komen bij het informatiecentrum. Dat is gesloten. Tevens lijkt het pad daar op te houden. Volgens het eerdere bord moeten er toch meerdere wandelpaden vanaf hier vertrekken. Op het binnenplaatsje zit de zgn. boswachter met de vuilnisman van de ezelskar. We vragen hen naar de wandelwegen, maar zij weten nergens van. Ze wijzen ons naar een asfaltweg waar de bus met schoolkinderen ook over is gekomen. Die gaat regelrecht terug naar de ingang van het natuurgebied.

We kijken nog even achter het informatiecentrum en zien nu ook waar de ezelskar met afval telkens wordt leeggestort. Dat wordt dus zo weer in het beschermde natuurgebied op een bult gegooid en dus niet naar de stad afgevoerd. Er staat een veel te laag hekje dat het vuil tegen zou moeten houden en alles waait weer vrolijk overal rond. Snappen ze hier dan helemaal niets?

We lopen weer naar de camper en hangen daar nog wat rond en eten wat. De boswachter komt ook langs met de vuilnisman en de ezelskar. De boswachter zegt dat we hier niet mogen kamperen, dat is verboden. We zeggen daarop dat er afgelopen nacht anders wel de hele nacht door auto’s hebben gestaan met bierdrinkende kabaalmakende mensen die overal rotzooi neergooien, en dat mag dus schijnbaar wel? Maar ben je rustig en doe je even je oogjes dicht, dan heet dat kamperen en dat mag dan weer niet?

Bovendien heeft de politie te paard ons toestemming gegeven. Toch blijft de boswachter bij zijn standpunt dat het niet mag. Wij wijzen de boswachter en de afvalman nog even op alle vuil dat in de bosjes en in het water ligt. De vuilnisman laat trots zijn schepnet zien, en ze verzekeren ons dat de rotzooi straks allemaal weg is. Nou het enige dat later weg was, waren zijzelf. De troep lag er nog gewoon. Gewoon twee mannetjes die door de staat en Europees geld (bron: sticker op infobord) betaald worden om een natuurgebied te beheren, maar lekker samen een beetje rondstruinen en verder wat luieren en thee drinken. En daar is verder geen toezicht op.

WOENSDAG 22 JUNI 2011
Het is al weer een hele dag officieel zomer, en dat klopt wel want het is aardig warm.


Lagune bij Moulay Bousselham

We rijden verder naar Moulay Bousselham. Er gaat een snelweg naartoe en een gewone weg. Omdat we snelweg maar saai vinden nemen we de gewone weg. Deze loopt behoorlijk parallel aan de snelweg. De weg is erg slecht. Schijnbaar wordt hij sinds de snelweg er is niet meer onderhouden. Het is slechts 1 baan asfalt met scherpe kanten die her en der afgebroken zijn. Ook veel diepe scherpe kuilen in het asfalt. Je kunt nog beter een zandweg hebben dan een niet onderhouden asfaltweg. Vooral voor de Hymer is deze weg niet fijn. Wij hebben er met onze grote banden minder last van, maar comfortabel is het niet. Ondanks dat de snelweg parallel loopt duurt het nog heel wat kilometers voor we daar op kunnen. Stom dat ze die andere weg niet meer onderhouden. Er liggen veel plantages en kassen langs, die nu hun hele infrastructuur ineen zien vallen. Er ligt dan wel een mooie nieuwe snelweg, maar vanaf daar kun je niet bij de kassen komen, omdat er geheel vangrails langs zitten en praktisch geen afslagen zijn.

Wij zijn blij om eindelijk op de snelweg te zitten en bereiken zo bijtijds Moulay Bousselham. We gaan naar camping Flamant Loisirs omdat daar goed sanitair zou zijn. Voor Marokkaanse begrippen is het een dure camping, de duurste die we tot nu toe gehad hebben. We zijn dan ook de enige gasten. Het sanitair is inderdaad redelijk netjes en de douche is warm, hoewel je zoals altijd de douchekop niet aan de muur kunt hangen. Jan heeft daarvoor al standaard bij zijn badspullen een ty-rap bij zich die je weer los kunt maken. Bedankt hiervoor Bas J! Het moet toch als westerling zeer eenvoudig zijn om hier een goedlopende camping te runnen, want met een beetje inzet en hygiëne zoals dat in Noord-Europa gebruikelijk is heb je al snel de beste camping van heel Marokko, en zul je veel westerse gasten ontvangen.

Een reden ook waarom wij het meeste vrij in de natuur staan. We hebben ons eigen schone sanitair en een goede warme douche. Alleen zijn we af en toe een flinke hoeveelheid water nodig, en moeten we de was kunnen doen, wat op een camping vaak gemakkelijker is. Stroom hebben we nooit een tekort aan. De zonnepanelen hebben in no time de accu’s weer vol. En die accu’s hoeven we meestal ook niet zo zwaar te belasten. De airco hebben we nog niet echt nodig gehad omdat het ’s nachts nog steeds redelijk afkoelt. We gebruiken wel eens de ventilatiestand van de airco, maar dat gebruikt niet veel stroom. De magnetron verbruikt veel, maar dat is nooit lang, dus dat kunnen de accu’s ook gemakkelijk aan. Verder is de elektrische boiler een grote verbruiker, maar die hoeft vrijwel niet bij te springen, we hebben altijd warm tot zeer heet water van de zon. Bij winters weer zal het allemaal wel anders zijn, maar gelukkig duurt dat nog heel lang.

We gaan de volgende dag te voet Moulay Bousselham in. Het dorp ligt wat hoger boven zee. Landinwaarts is er een mooie lagune, waar je vanaf het dorp op uitkijkt. Onderin de lagune is ook het kleine vissershaventje. We zien van bovenaf hoe de eerste vissersbootjes met een rotgang binnen komen varen. Ze willen allemaal de eerste zijn om hun vis te kunnen verkopen. We lopen ook gauw naar beneden, wat nog best een eindje is. Als we daar aankomen hebben zich er al aardig wat mensen verzameld. Er is ook een vrij nieuw visafslaggebouwtje, wat er behoorlijk schoon uitziet. Wat blijkt nu, daar wordt geen gebruik van gemaakt. De vis wordt zo vanuit de bootjes verkocht. Het is een drukte van jewelste. Mensen bieden tegen elkaar op en er komen steeds meer bootjes binnen. Sommige vis wordt ter plekke op het strand schoongemaakt. De buitenboordmotoren worden direct van de bootjes losgekoppeld en het zware ding word door 1 persoon op de nek genomen en naar een af te sluiten ruimte gebracht.

We lopen weer via het dorpje naar het strand aan de andere zijde van het dorp. Vanwege de rotsen kun je van de lagune niet bij dit strand komen. Het is vrij druk op het strand met vooral lokale badgasten. Zoals op meerder plekken in Marokko kun je ook hier parasols huren. Het grappige is dat je hier ook zwembroeken kunt huren, die ze aan de parasols hebben hangen. Wil je dus zwemmen maar heb je geen zwembroek bij je, dan huur je er toch een. Even passen of je maat er bij zit, en klaar.

Zwembroek te huur...

We pakken nog een terrasje met uitzicht op zee, en zowaar hebben ze daar mooie blanke patat, en is het vet nog zo schoon, dat zelfs Karel een patatje lust. Via de kleine souq (marktje) lopen we terug richting lagune. Van bovenaf zagen we dat er ook een camping aan de lagune ligt. Dat ziet er goed uit en we zetten de campers daar neer, direct aan het water. Er staan hier heel wat meer gasten, waaronder een paar Fransen, een Duitser en een stel Australiërs. ‘s Avonds weer het dorp in gegaan om vanaf het terras de mooie zonsondergang in zee te bekijken. 

Omdat het ons hier wel bevalt besluiten we nog een nachtje te blijven. Er komt een man met een bootje langs onze campers en hij vraagt of we met hem de lagune willen bekijken. Er zouden zelfs om deze tijd van het jaar nog veel watervogels zitten, waaronder flamingo’s. Na lang onderhandelen over de prijs, gaan we voor 120,- dirham 2 uur lang met hem mee. Hij is kapitein, zijn zoontje van een jaar of tien is schipper. Die twee uur krijgen we wel vol, want hij vaart zo langzaam dat het motortje er soms gewoon van afslaat. We varen langs wat kleine eilandjes waar veel wenkkrabben zitten. Een grappig gezicht, het is net of ze allemaal naar je staan te zwaaien met die ene grote schaar. Qua vogels is er niet veel te zien. Meeuwen en een enkele stern. Ver in de verte zijn met een beetje goede wil en een nog betere verrekijker flamingo’s te zien. Hij zegt er met zijn bootje niet dichterbij te kunnen omdat het er te ondiep is. Het bootje is een roeiboot met een buitenboordmotortje en een diepgang van zo’n 30 centimeter, maar goed, we keren weer om. We hadden er wat anders van verwacht, maar hebben ons toch wel even vermaakt. De vissers komen ook weer terug met hun dagvangst, en we lopen er nog even langs. Er liggen ook een paar haaien bij van een kleine meter en ze hebben mooi oranje koraal. Doodzonde dat ze dit koraal van de bodem halen. Het duurt jaren voor het zo groot groeit, en er is al zo weinig van. En behalve als decoratie kun je er niets mee.

’s Avonds is er een grote openbare bijeenkomst van een politieke partij in het dorp. Het gaat om de aankomende verkiezingen waarbij besloten moet worden of de koning minder macht moet hebben of niet. Het eindigt met een opstootje waar de politie aan te pas moet komen, maar het loopt niet uit de hand. Die koning zijn ze over het algemeen best gek mee. Het is nog een jonge vent en hij schijnt een stuk beter te zijn voor het volk en het land dan zijn vader, die ruim 10 jaar geleden overleed. Overal zorgt hij voor nieuwe wegen en we zien onderweg veel nieuwbouwwijken. Toch verbrast hij intussen voor privé-aangelegenheden meer geld dan het hele Britse koningshuis, volgens de boekjes.
Na Moulay Bousselham zijn we via de snelweg naar Asilah gereden. In het Duitse reisgidsje stond een parkeerplaats aangegeven waar je kunt overnachten. Dat viel erg tegen. Het was er vies en het stonk naar rotte vis. Ook waaide er veel zand op zodat je er niet buiten kon zijn. We laten de auto’s op deze parkeerplaats staan en lopen het dorp in. Best een leuk dorp. Er wonen veel kunstenaars en overal zie leuke schilderingen op de muren. Het heeft echter niet de sfeer van Essaouira.

We sjokken er een beetje rond en verplaatsen de campers naar en parkeerplaats verderop. Deze stink niet en de ondergrond is beton, zodat we geen last hebben van al dat opwaaiende zand. Het is de laatste avond voor Mariska’s ouders. Morgen gaan ze met de boot vanaf Tanger naar Spanje, nadat we samen zo’n 4000km in Marokko hebben rondgetrokken. Niet zo leuk dus. We lopen samen de boulevard af en drinken koffie op een groot terras. We krijgen nog allerlei etenswaar en een heleboel dirhams van ze voor dat we gaan slapen.

Asilah

ZONDAG 26 JUNI 2011, afscheid
Vandaag rijden we met Karel en Elleke tot aan de haven nabij Tanger waar we voor lange tijd afscheid moeten nemen. We rijden eerst via de N1 om bij Tanger stad de pas de snelweg op te kunnen. Bij een tankstation gooit Karel de Hymer nog even goed vol, want in Spanje kost de brandstof ruim het dubbele. We drinken daar ook nog wat en nemen een pizza’tje. Niet de meest leuke locatie voor een laatste kop koffie, maar in de haven van Tanger Med is helemaal niets.

Bij de eerste ticketbureautjes bij de haven zetten we de Daf neer en we rijden met Mariska’s ouders mee tot de incheckkantoortjes. We hebben geen zin om met de Daf verder het haventerrein op te rijden, omdat overal nieuwsgierige politieventjes en andere belangrijke mannetjes rondlopen die niet weten wat je wil, maar wel graag je auto en papieren willen controleren. Nadat Karel de nodige stempels heeft gehaald in het incheckkantoor komen we bij de eerste controlepost. We vragen of wij mee mogen lopen tot aan de haven waar de boot vertrekt, maar dit is uitgesloten. Een moeilijk afscheid volgt en we blijven zwaaien tot we ze niet meer zien. We lopen terug richting de Daf die ongeveer een kilometer terug geparkeerd staat. Vanaf de wat hoger gelegen weg hebben we overzicht op de haven en zien we in de verte de grijze Hymer staan. We zwaaien nog wat over en weer. De boot is nog nergens te zien. We krijgen een telefoontje van Elleke of wij van bovenaf al een boot kunnen zien aankomen, maar dat is niet het geval. We wachten nog een tijdje, en besluiten na nog een telefoontje maar verder te lopen. De boot van 15:30 uur laat erg lang op zich wachten, en we kunnen elkaar op deze afstand amper zien, laat staan praten.

Marokko deel 2