ZATERDAG 15 OKTOBER 2011, grens Marokko - Mauritanie 
Er gaan wilde verhalen rond over dit stuk niemandsland. Volgens de ene reiziger is het 4 kilometer lang, volgens de ander 3, en er zijn er bij die beweren dat het 7 km lang is. Waar die dan helemaal langs rijden is ons een raadsel. Ook schijnt het zo te zijn dat je vooral goed op het juiste spoor moet blijven, vanwege oude landmijnen. En er zouden lokalen zijn die zich graag als gids aanbieden en nog liever toeristen met opzet de onjuiste route wijzen waardoor deze zich vast rijden in het mulle zand. Diezelfde lokalen halen je er dan voor veel geld weer uit. We weten niet wat waar is, maar zien vrachtauto's met trailers vanuit Mauritanië de Marokkaanse grens binnenrijden, dus zo moeilijk zal het wel niet zijn.

Zoals altijd hier bij pistes in de Sahara, splitst het spoor zich op en gaan er meerdere verder. We rijden achter een Subaru Outlander 4x4 aan met Zweeds kenteken. Achter het stuur de donkerste Zweed die wij ooit gezien hebben. We gaan er vanuit dat hij het hier wel kent, en tuffen mooi achter hem aan. Dan wordt het traject smaller en muller. We zien de Subaru wat lastige manoeuvres uithalen en dan zit hij muurvast. De man stapt uit en pakt zijn schep. Jan stapt ook uit om te helpen.

Ze zijn nog maar goed en wel bezig of er komen een stuk of vier lokalen aanlopen, zo uit het niets. Jan zegt tegen de Zweedse Senegalees “gauw instappen dan duw ik, anders kan het je wel eens geld gaan kosten”. Te laat, de lokalen zijn er al. Niet al te tactisch zegt de Zweed direct tegen de lokalen dat hij niets betaald. Die gaan natuurlijk gelijk in protest. “Wie heeft het hier over betalen, we komen alleen om te helpen”. Dat geeft over en weer nog wat gesteggel, en het mondt bijna uit op ruzie, om niets. Na wat gekonkel in een onbegrijpelijk taaltje is de zaak een beetje gesust. Samen met de mannen drukt Jan de Zweed weer los, en de mannen geven aan dat het juiste pad zo'n 100 meter parallel aan deze loopt, en dat we rustig tussendoor kunnen steken.

De Daf heeft gelukkig geen moeite met het mulle zand. Voor de zekerheid zetten we hem wel 4x4 lage gearing. Dan verder achter de Subaru aan naar het andere pad, laat hen maar als mijnenveger voorop. De rest van de route door niemandsland is goed te doen, en het is inderdaad maar 3 kilometer. Rotsig en hobbelig, dat wel, maar de wilde verhalen zijn toch wat overdreven. De Senegalese Zweed kiest weer het verkeerde spoor, maar wij gaan er niet achteraan, en komen via het juiste spoor bij de eerste douanepost van Mauritanië. Auto- en motorgegevens worden hier genoteerd, alsmede onze pasgegevens. Dan moeten we 50 meter doorrijden naar het tweede hokje. Ertussen lopen allerlei mensen in uniform interessant te doen en wijzen waar je moet parkeren. Ook lopen er allerlei lui rond waarvan we ons afvragen waar ze zich mee bemoeien, maar waarschijnlijk willen ze graag tegen betaling jou “helpen” met de grensovergang. Ze zijn irritant, maar we besteden er niet teveel aandacht aan.

Bij het tweede hokje willen ze ons invoerdocumenten verkopen, één voor de vrachtwagen en één voor de motor, voor 10,- euro per stuk. Dit document is slechts zeven dagen geldig en alleen te verlengen in de hoofdstad Nouakchott. En daar willen wij binnen zeven dagen nog helemaal niet zijn. Maar wij hebben een Carnet de Passage, en die is al dik betaald, dus we willen auto en motor op het Carnet het land in hebben. Er wordt tegengesputterd dat dit niet kan. Dan worden onze Carnets bekeken, en er staan veel Afrikaanse landen op vermeld, maar niet Mauritanië. Dit terwijl we toch duidelijk de Carnets hebben aangevraagd voor alle landen van Afrika. We balen, maar houden voet bij stuk. Het duurt lang en kost ons veel overredingskracht, maar dan is een zogenaamde belangrijke pipo toch bereid om onze carnets te stempelen, en kunnen we zonder 20,- euro te betalen verder naar het volgende loket. Gelukkig, we hoeven dus niet binnen zeven dagen in Nouakchott te zijn.


Het stukje niemandsland is erg uitnodigend om het aankomende land te bezoeken

Dit volgende loket is de politie, en deze scant met een heuse computer (de enige bij de hele grensovergang) onze paspoorten. En de computer en scanner werken echt, want we zien meteen al onze gegevens en pasfoto in beeld verschijnen. Daar vertellen ze nog even dat Mariska's achternaam “kont” betekent in hun taal. Mooi om te weten. Als we buitenkomen is de Zweedse Sengalees er ook. Hij reist samen met zijn vrouw, een blonde Zweedse schone. Ze zijn in Zweden getrouwd, en gaan dat in Senegal nog eens overdoen. We wisselen gegevens uit, en we worden uitgenodigd op hun bruiloft. Lijkt ons erg leuk, maar we weten niet hoe lang we in Mauritanië blijven hangen. Mochten we problemen hebben, dan moeten we hen maar bellen, delen ze mede. Erg vriendelijk.

Op naar het volgende hokje. Dat is die van de verzekering voor je voertuig. In het zelfde hokje zit een geldwisselaar waar je voor een idiote koers je euro's kunt wisselen om de zinloze maar helaas verplichte verzekering te betalen. Als we de ruimte binnenkomen is er weer veel hangvolk dat zich overal mee bemoeid. De man achter de desk zegt niets, maar een ander heeft zijn waffel al open. Op een duidelijke toon geven we aan zelf met de man achter de desk te willen praten, en niet met de eerste de beste imitatierapper.

Een verzekering hier afsluiten gaat iets anders dan in Nederland. Er wordt gevraagd hoelang we een verzekering willen. Tsja, dat ligt er aan wat het kost. Een overzicht is er niet. We vragen wat het minimum is, zodat we in Nouadhibou, de eerste stad die we in Mauritanië aandoen, kunnen verlengen tegen vast een veel betere prijs. Het minimum is voor drie dagen. Aan de hand van ons kentekenbewijs wordt er onder de tafel, uit ons zicht wat op een rekenmachientje getikt. We hebben geen idee waarop wordt gebaseerd. Het gewicht van de auto? Of het vermogen? Op een strookje papier van één bij vier cm wordt de prijs gezet. Ongeveer 5 euro per dag. En dat voor een verzekering waar je niets aan hebt. Op een uitkering bij een ongeval hoef je niet te rekenen. Stom als we zijn vragen we nog wat tien dagen en wat dertig dagen kost. Zelfs bij dertig dagen komen we nog op bijna 3 euro per dag uit. Veel te duur. Jan probeert of het bedrag onderhandelbaar is en typt op de rekenmachine een bedrag dat hij wel wil betalen voor dertig dagen. De man knikt bij het zien van dit bedrag en begint met het invullen van de polis. We zeggen tegen elkaar dat dit wel erg gemakkelijk gaat en vast niet goed komt. Of we betalen alsnog veel te veel, dat hij zo snel akkoord is.

Als laatste op de polis worden de te betalen bedragen ingevuld. Hij vult een bedrag in dat lijkt op ons voorstel. Dan komt er een postje accessoires bij en nog tax en we zitten precies op zijn eerste bedrag. We geven aan dat we dat niet willen betalen omdat we het zo niet afgesproken hebben. Hij houdt voet bij stuk dat we dit moeten betalen. We wensen een nieuwe polis van drie dagen. Ook dat weigert hij, en hij loopt boos weg naar buiten. Hij heeft de polis nog, wij hebben alleen een sticker voor op de voorruit. We lopen ook naar buiten en bestellen bij het barretje ernaast maar eerst eens een koude cola. Daar zitten ook de Senegalees met zijn Zweedse vrouw. We leggen de situatie uit. Hij praat met één van de rondhangers en zegt dat die het wel even zal regelen. Helaas, dat doet ie niet.


Nouadhibou, als je denkt dat het niet erger kan...
kan het toch nog weer erger
We gaan later weer eens het kantoor in. Jan gaat op een stoel zitten voor de desk, precies zo dat de verzekeringsman niet weer weg kan lopen. Weer vragen we om herziening naar drie dagen, en weer wordt geweigerd. Volgens hem is het een geautomatiseerd systeem en kan dit niet ongedaan gemaakt worden. Er is echter geen computer te zien, de man is gewoon bang dat zijn provisie door de neus geboord wordt. Het wordt vervelend zo. Zonder verzekering zijn we bij het eerste politiepostje de lul. En er komen er sowieso nog twee voor Nouadhibou. De man legt de polis op de desk, en Jan pakt hem op. Jan maakt een gebaar dat hij hem doormidden scheurt, waarop iedereen in de ruimte hard begint te schreeuwen.

Nog maar niet doen dus. De verzekeringsman wil de polis uit Jan's handen trekken, maar Jan houdt hem goed vast, hopende dat de man de polis kapot trekt. De man heeft dit door en laat de polis los. Hij zegt dat hij ons helemaal niet meer wil helpen. We staan op en lopen met de polis weg. We zeggen dat we met de polis wel even bij de politie langs gaan en het verhaal uit zullen leggen, hopende dat de verzekeringsman hier voor zal zwichten. Dat doet hij niet. Als we naar buiten lopen komt niemand ons achterna. We kijken naar de politiepost. Die is achter een ketting met een wachter ervoor. Daar hebben we ook geen zin in. Het geeft nog meer gezeur en de kans is groot dat hij partij voor de verzekeringsman kiest. We staan met de verzekeringspapieren in de hand voor de auto. We hebben niets betaald. Nog steeds niemand die ons achterna komt. Mariska zegt “zullen we gewoon wegrijden? Het is maar 60km naar Nouadhibou, misschien hebben ze het pas over een uur in de gaten dat we weg zijn”. Er komt vast gezeur van, maar laten we het maar doen, zoveel opties hebben we niet.

We rijden weg en na zo'n tien kilometer worden we met veel gebaren ingehaald door een politieman, en als bijrijder de verzekeringsman. We worden naar de kant gedirigeerd. Shit. De politieman is erg boos en gaat flink tekeer. Jan blijft rustig en probeert de situatie uit te leggen. Dan gaat de verzekeringsman nog eens tekeer. Die wordt weer door de agent teruggeblaft in de auto. We moeten onze paspoorten afgeven en achter hem aan rijden terug naar de grens. Shit, wat als hij onze visa ongedaan maakt en ons het land uit zet? Via deze kant Afrika binnenrijden kan eigenlijk alleen via Mauritanië, en er is maar 1 grenspost. Bij de desk van de verzekeringsagent volgt nog eens een verhitte discussie. Wij proberen nogmaals de situatie uit te leggen, en vragen om drie dagen verzekering. Iedereen bemoeit zich ermee, en kiezen natuurlijk partij voor de verzekeringsagent. “Jazeker, die toerist had zelf om dertig dagen gevraagd”. De verzekeringsman had natuurlijk het minuscule briefje nog met de eerste prijs, en laat dat aan de agent zien. Die weet inmiddels genoeg en sommeert ons het volledige bedrag te betalen. Hij neemt onze paspoorten mee naar zijn kantoor, en zegt dat we die pas terug krijgen als we betaald hebben. We overleggen met elkaar. Wat doen we nu? Nog langer blijven volhouden? Is die agent bij machte om ons de toegang tot het land ongedaan te maken? In het kantoor zeuren ze ons allemaal aan de kop. “Je moet betalen anders stoppen ze je in de cel!” Nou, zo'n vaart zal het niet lopen, voor ze om zo'n akkefietje een toerist in de cel gaan zetten. Maar omdat de agent het ons wel lastig kan maken, betalen we toch maar. Met de ongelukkige wisselkoers zo'n 90,- euro voor een maand. Daar verzekeren we in Nederland de Daf een heel jaar voor, en dan heb je ook nog wat aan die verzekering.

Van de agent krijgen we nog eerst een preek, en dan gaan we eindelijk, volgas, richting Nouadhibou. En natuurlijk vragen ze allerlei onzin bij de twee politieposten, behalve om onze verzekeringspapieren. Grrr, als we dat geweten hadden waren we direct na het eerst gedoe er zonder verzekering vandoor gereden. Eén van die controlepostjes is zelfs dubbel met tussen de twee hokjes zo'n 25 meter. We vragen aan de eerst post wat de tweede inhoud. Hij legt uit dat dit gendarmerie is en de tweede politie. “wat is het verschil” vragen we. “Oh, niets” antwoord de man. Ze willen allebei de fiches met al onze gegevens hebben. Wat een flauwekul weer.

Als we Nouadhibou inrijden vult de cabine zich met een geur van mensenpoep en afval. We dachten dat het in Marokko soms smerig was, maar dat was nog niets bij dit vergeleken. Wat een bende. Overal afval, dikke pakken. Op de middengeleider en half op de weg staan geiten er tussen te scharrelen. Ze eten smakelijk van de plastic zakjes en karton. Officieel heet dit de Islamitische Republiek Mauritanië. Een moslim vind een varken een onrein dier, en eet daarom geen varkens (gelukkig voor de varkens). Maar dan moet je ze zelf zien hier. Doe mij maar een varken. We hebben zelf een varken gehad die reiner was dan de meeste mensen hier. Smeerzakken. Toch niet zo moeilijk om die bende te verzamelen en ver buiten de stad te verbranden. Zal wel teveel op werken lijken. (Sorry hoor, we laten ons af en toe even gaan).

We gaan naar camping Chez Abba. Een camping die bekend staat bij overlanders, en we hopen er mensen te ontmoeten die ook de piste langs de spoorlijn naar Atar willen rijden. Misschien zijn de twee Oostenrijkse Unimogs er nog wel. Helaas, de camping is leeg, de Oostenrijkers blijken net die morgen te zijn vertrokken.


Geiten in grote bergen afval op straat, helaas in Nouadhibou op elke hoek van de straat

Van de camping zelf hadden we iets meer voorgesteld, maar voor ons is het prima zo. We hebben een veilige plek midden in de stad, kunnen de watertank weer bijvullen en hebben gelukkig zelf een schone wc en een goede douche. Als we de stad inlopen op zoek naar wat te eten realiseren we ons dat we maar 2600 UM hebben, een kleine 7,- euro. De gewone bankpassen worden door de pinautomaten geweigerd, en de visakaarten liggen nog in de Daf. Niet te luxe eten dus. De “restaurants” die in de Lonely Planet reisgids aangegeven staan zijn of dicht, of het lijkt niet wat. Dan zien we een vriendelijk vrouwtje met een klein frituurpannetje op een gaspot op de stoep met een soort oliebolletjes en een soort dubbelgevouwen gefrituurde koekjes. Dit blijken viskoekjes te zijn. Deeg, met in het midden een rond balletje vis. Ze worden geserveerd met een pittig sausje. Het smaakt erg goed, dus we bestellen er wat meer. Doe maar ruig voor 2,5 eurocent per stuk. De oliebolletjes smaken eigenlijk net zo als onze grotere oliebollen uit Nederland. We missen de poedersuiker.

Als we verder lopen zien we midden tussen de puinhoop een erg nette pattiserie. Een “Konditorei” voor onze Duits georiënteerde lezers. De zeer vriendelijke man heeft heerlijk gebak voor nog geen 90 eurocent, dus dat is smullen.

Blijkbaar wordt de man nogal lastig gevallen door straatschoffies van een jaar of twaalf. Drie van hen komen de zaak binnen en eisen op brutale toon gebak, dat ze aanwijzen in de vitrine. De man geeft ze wat en protesteert dat ze er al weer zijn. Ze waren er gisteren ook al. Hij wil ze nu twee dagen niet meer weer zien. Op zo'n toon kregen ze van ons helemaal niets, hoe arm ook.

Als we weer verder lopen hebben we eigenlijk nog wel zin in iets, en we hebben nog fors over van ons budget. We komen langs een soort cafetaria die er wel netjes uitziet. We zien twee jongens een mooi broodje gehakt vlees wegkauwen. We vragen wat het is en het blijkt kamelenvlees. We bestellen het ook en krijgen het geserveerd met een bordje patat. Het smaakt heerlijk. Lijkt veel op rundvlees.

Met een volle buik lopen we terug naar de camping. Onderweg verbazen we ons over de enorme brikken die hier rondrijden. Auto's en vrachtwagens die we overdag langs de kant zagen staan als een afgeschreven wrak, blijken nog gewoon rond te rijden, zonder licht uiteraard. Als een kofferbakdeksel al dicht zit dan is het meestal met een touwtje aan de bumper. De inzittenden houden de deuren vast met hun armen. Dat is gemakkelijk, want ramen zitten er toch al niet meer in. Hooguit een voorruit, waarbij je tussen de barsten door nog net iets van het wegdek kunt zien.  

Waarschijnlijk hebben ze op hun kont net zoveel eelt als op hun voeten, want de stoelbekleding is meestal al lang geleden door een passerende geit opgegeten, zo lijkt het althans. Ook is er in het land een tekort aan wielmoeren. Waar er vijf op  horen zitten er vaak maar drie op, waar er vier op moeten soms zelfs maar twee. Waarschijnlijk zijn ze daarom zo gek op oude Peugeots en Renaults 12. Daar zitten standaard maar drie wielmoeren per wiel op.

Brikken, met planken waar ooit eens ramen zaten of helemaal niks want anders
kan men niet naar buiten kijken


En ja, met deze rijden ze ook nog steeds...

Die wielen zitten er dan weer net zo scheef onder alsof ze het hebben afgekeken van een moderne sportrolstoel. En bekijk je de auto recht van voren of van achteren, dan zie je i.p.v. twee wielen, gewoon alle vier wielen, zo scheef is de carrosserie. Ze hebben dan ook iets meer ruimte op de weg nodig dan een “normale” auto. Alle inzittenden moeten haast het gevoel hebben voorin te zitten. En denk nu niet dat we hier één uitzonderlijk geval beschrijven. Nee, zo rijden er veel rond. En denk ook niet dat hier uitsluitend gaat om auto's van 30 of 40 jaar oud, maar ook auto's van een jaar of vijftien oud, die meestal toch heel behoorlijk uit Europa afgeleverd worden.

Het verkeer is ook een beste chaos. Iedereen rijdt en stopt waar en wanneer ie wil. Als iemand weer wegrijdt begint hij gewoon te rijden, ongeacht of er verkeer aankomt. Veelal ook door het ontbreken van spiegels. (Waar zijn die überhaupt voor?)
 “Gelukkig zijn wij nu goed verzekerd...”

De volgende dag pakken we de fietsen om daarmee eens op zoek te gaan naar het station. Onze motor zit (nog) niet in de verplichte verzekering, en het is zondag, dus dat gaat vandaag ook niet lukken.

We willen naar het station om uit te zoeken of we in plaats van de piste langs het spoor te rijden, we misschien ook met de vrachtwagen of de motor op de trein kunnen. Volgens de Lonely Planet is dit mogelijk. Ze vermelden wel een telefoonnummer voor inlichtingen en reserveringen, maar we vrezen dat dit met ons steenkolen-Frans niets wordt.

x

De trein is eigenlijk een goederentrein die leeg vertrekt vanuit Nouadhibou naar een ijzerertsmijn zo'n 600km verderop in de woestijn. Hij gaat dan dus vol met ijzererts weer terug. Mensen kunnen gratis meereizen in één van de lege laadbakken, of terug boven op de erts. Maar er is ook 1 personenwagon, waarin tegen een geringe betaling meegereisd kan worden. Ook worden er, indien nodig, vlakke laadwagons aangekoppeld om machines of voertuigen af en aan te voeren, alsmede tankwagons voor het transport van brandstof. Deze trein is imposant om te zien. Het is dan ook de langste trein ter wereld, gemiddeld zo'n 2,3 kilometer (!) lang. Getrokken door 4 à 6 diesellocs.
4 grote diesellocs voorop

Een mooi verhaal over die trein, maar na zo'n 10 kilometer fietsen in de volgens de LP aangegeven richting, vinden we mooi geen station. Wel een verlaten gebouw wat ooit dienst deed als station, maar meer ook niet. We fietsen nog wat verder en komen bij een groot industrieterrein, dat afgesloten is door een slagboom. We leggen uit wat we willen, maar het is de bewakingsmannen niet helemaal duidelijk. Ze leggen uit dat het nieuwe station aan de andere kant van de stad ligt. Pfff, en het is slechts een graad of 38 Celsius. Maar goed voor de gezondheid, dat fietsen. Hoewel we daar met dit verkeer ook nog wel twijfels over hebben. Het “nieuwe” treinstation hebben we bij binnenkomst van de stad waarschijnlijk wel gezien. Maar als het dat is, hoeven we er niet teveel van te verwachten, het was meer een loods en zag er doods uit. We fietsen toch voor de zekerheid nog een stuk die richting op. We vragen onderweg meermaals naar het station. Sommigen kijken je schaapachtig aan, en je ziet hun brein denken:”Tsja, we hebben in deze stad wel de langste trein ter wereld, maar waar het station is, geen idee”. Degenen die het wel denken te weten variëren in mening over afstand. De één zegt nog twee kilometer. Als we dat er ongeveer op hebben zitten, zegt een ander: “Nog zeven kilometer”. We laten dat station voor wat het is, en bedenken ons nog wat we nu gaan doen.


Zo ver als je kunt kijken, zie je de treinwagons

Omrijden om via asfalt naar Atar te rijden zien we ook niet zitten. Dat is gauw zo'n 500km om, en waarschijnlijk een lange saaie weg. Atar en het Adrar-plateau overslaan is ook jammer. Dan zien we van Mauritanië niets dan rechte asfaltweg met kale uitzichten en zijn we in een paar dagen het land weer uit. De piste langs het spoor rijden is een optie, maar er zitten ook risico's aan. Hoe is de toestand van de  piste? Hoe mul is het zand, kan onze te zware Daf dat wel aan? We horen wilde verhalen over stukken die je op het spoor zou moeten rijden, terwijl je niet weet wanneer de trein komt. Die trein heeft een remweg van meer dan een kilometer, en éénmaal op het spoor, kun je er niet zomaar overal af vanwege het steile talud. Ook liggen er veel oude stalen klemmen en lange bouten in het zand rondom het spoor, waar je gemakkelijk een band op kapot rijdt.

Aan de noordzijde is het gevaarlijk om te rijden, vanwege de vele oude landmijnen. Dus alleen aan de zuidzijde rijden dus. En dan is er nog het gevaar voor terrorisme. Die hebben het vooral gezien op het ontvoeren van toeristen. Nu is het niet zo dat dit speciaal op het traject langs het spoor geldt. Er is een negatief reisadvies voor het hele land. De laatste toeristen die zijn gekidnapt en vermoord reden in een konvooi van elf voertuigen en zijn met hun auto gewoon vlak voor de hoofdstad Nouakchott van het asfalt gehaald. Maar zit je ergens hopeloos vast, dan ben je misschien een makkelijker prooi. En omdat er maar zo weinig toeristen zijn hier, en ook weinig wegen, dan valt zo'n grote witte buitenlandse vrachtwagen misschien wel erg op. We denken er dus nog een nachtje over na.

Chinezen bouwen een groot nieuw havengedeelte hier in Nouadhibou. Dat brengt met zich mee dat er vlak bij de camping dus zelfs een Chinees restaurant is. Gisteren was het dicht, maar nu is het open en het ziet er netjes uit. Er zit alleen geen kip, ook geen Chinese. Die Chinezen die hier allemaal in de haven werken hebben natuurlijk hun eigen kok al meegesleept, aan de Chinezen wordt de plaatselijke middenstand direct niet veel beter. Vlak na ons komt er nog een Europees uitziende gast binnen. Het is Claus uit Denemarken, en hij slaapt in een kamer die ze verhuren bij onze camping. De kaart van de Chinees ziet er goed uit. We eten gezamenlijk wat onder het romantische licht van een kaars, want de stroom in de stad is uitgevallen. Gelukkig wokt de kok op gas. Het is gezellig en het eten smaakt erg goed. Claus is roestvaststaal-specialist en werkt 8 maanden per jaar en reist 4 maanden per jaar. Er zijn dus enige raakvlakken. Dat reizen doet hij al erg lang, en zo te horen is er bijna geen plekje op aarde of hij is er geweest. Hij reist vrijwel altijd met het openbaar vervoer, en gaat morgen met de trein naar Choum, om vanaf daar verder met de bushtaxi naar Atar te gaan. Wij hebben inmiddels besloten om maar gewoon met de Daf het traject lang het spoor te gaan rijden. Als het niet lukt of het ons niet wat lijkt, keren we gewoon weer om.


Een kleurige boel, in de haven van Nouadhibou...

We blijven nog even een dagje op de camping staan om de Daf nog eens goed na te kijken. Een van de V-snaren vertoont wat rafels, dus Jan zet er een nieuw setje op. Daarbij ziet ie ook dat er lichte koelwaterlekkage is vlakbij de koelpomp. De bevestigingsbouten blijken met gemak nog wat aangedraaid te kunnen worden, dus hopelijk is dat ook weer opgelost. Nog even de oliefilters vervangen en de Daf is er helemaal klaar voor. Mariska doet ondertussen de was, wat wel weer nodig was. Met de hand is dit altijd een flinke klus.

We lopen 's middags nog even over het industrieterreintje vlak bij de camping, op zoek naar de vismarkt. Wat een bende overal. Maar wel prachtig om te zien. En ze leven er gewoon op en tussen. De vissers zijn aardige lui. Maken graag even een praatje en willen ook op de foto. Mooi gezicht, zo'n zwarte vent in een knalgeel of groen regenpak. We lopen wat verder langs de haven. Ook hier weer zien we nog net de punten van gezonken pirogue's boven het water uitsteken, en ook enkele grotere stalen schuiten die finaal op de kop ronddobberen. De schippers hier zullen wel weten waar ze de schuit langs moeten sturen. Of juist niet, gezien de wrakken...

Als we bij het strandje komen waar de vis binnen gehaald wordt zien we bergen vis zo in het zand liggen. Er wordt ook geloosd op het strand, en een stinkende zwarte stroom vindt langs de vis zijn weg naar het water. Mariska wil een foto maken van een berg behoorlijke roggen, waarvan we niet weten of het verse vangst is, of dat het er al een paar dagen ligt. Als ze de foto neemt begint een man te schreeuwen dat we geen foto's mogen maken van zijn handel. Vreemd, andere vissers zijn daar juist trots op. Hij is met één keer waarschuwen nog niet klaar en blijft maar doorgaan. Jan zegt dat het nu wel genoeg is, en telt op zijn vingers hoe vaak de man zijn waarschuwing herhaald heeft. De andere vissers moeten er om lachen.

De vis wordt vanaf hier op platte karretjes geladen, die achter een ezeltje geknoopt zijn. Ze hebben geen randen om de platte karretjes dus er valt behoorlijk wat vis af. En die laten ze gek genoeg gewoon op het strand liggen. Zo zien we langs de waterlijn honderden mooie vissen liggen, sommigen vers, sommigen al aan het rotten. Er liggen zelfs kleine hamerkophaaien bij, en andere haaiensoorten. Zitten er in het dorp mensen te bedelen, hier laten ze kostbare vis gewoon liggen. Als ik bedelaar was ging ik hier wel zitten en raapte die vis op.


Maar het is ook een dooie boel in de haven van Nouadhibou

Veel van de ezeltjes zien er erg slecht uit. Ze worden zo vaak zo hard op dezelfde plek op hun rug met een stuk rubber slang geslagen, dat het een open bloedende wond is en blijft. Sommigen hebben een hoofdstel van te dun touw, dat centimeters in hun neus snijdt. Ook hebben ze vaak ronde open insnijdingswonden rondom hun poten, van het touw waar ze mee vastgezet worden. Veelal zijn ze te dicht op de kar gespannen, waardoor ze bloedende wonden aan kont en achterpoten hebben. Je ziet ze regelmatig met een veel te zware last in de hitte sjouwen, en het gaat veel eigenaren nooit snel genoeg, dan hoor je de longen gieren. We snappen niet dat mensen zo met dieren om kunnen gaan. Zeker niet als je zo weinig hebt, en grotendeels afhankelijk bent van die ezel voor je inkomen. Het kost niets meer om er goed mee om te gaan. Een dik stuk touw of leer is hier overal te vinden. En als we het dan over de Koran hebben, daarin staat toch duidelijk dat je goed moet zijn voor dieren. We vragen ons af wat je gedaan moeten hebben als Allah je als ezel in Mauritanië op de wereld zet.
Walgelijk is het, en we hebben er geen begrip voor. Dit heeft niets met armoede of gebrek aan educatie te maken. Ze kunnen de wonden zelf toch ook goed zien, en weten dat zoiets pijn doet. We zijn benieuwd wat voor verklaring de ontwikkelingswerkers, die altijd de kromme dingen in Afrika recht kunnen praten, hier voor hebben. Wij kunnen er geen één verzinnen. Zal ook wel onder-educatie zijn. Foto’s van deze dieren maken mag dan weer niet, dat zoiets niet kan hebben de eigenaren dan wel weer in de gaten...


Ezel die droomt van groene weiden. De witte vlekken op de rug zijn littekens.

We lopen verder tussen de gebouwen door. Links en rechts zijn winkeltjes. Op een open stuk zien we naast een hutje twee mooie oude doorgezakte Peugeot pick-ups staan. Mariska maakt van de Peugeots een foto en plots komt er uit het hutje een man gerend. Hij schreeuwt dat we geen foto's mogen maken van de auto's. Pardon? Zijn toch gewoon twee oude roestbakken? Wat is het probleem? De man wil de camera hebben om de foto te verwijderen. Ben je helemaal gek geworden? We lopen gewoon verder. Iedereen in de straat zit ons na te staren. Dan horen we gefluit achter ons. Politie! De zielepoot heeft er de politie bijgehaald. Jan zegt tegen Mariska dat ze door moet lopen met de camera. Zelf loopt hij de politiemannen tegemoet en geeft ze een hand. Die hand laten ze niet meer los, maar houden hem zeer stevig vast. Ze sommeren Jan dat ie zijn vrouw terug moet roepen. Jan rukt zich los, zegt dat ze van hem af moeten blijven en dat hij “zijn vrouw” niet terug roept. Hij legt uit dat ze niet op de camera mogen kijken, omdat het de camera van een vrouw is en er privé-zaken op staan. De agent zegt dat Jan mee moet het hutje in. Jan zegt dat hij daar geen zin heeft en loopt weg, Mariska achterna. De agenten blijven verbouwereerd staan, en wij proberen zo snel mogelijk de wijk uit te lopen, we hebben er zo geen zin in. Natuurlijk passeren we onverwacht nog een politiepost, waar ze al op de hoogte zijn. We worden aangehouden en we moeten het terrein van de politie op. Weer weigeren wij. Wat hebben we toch misdaan? Een foto van twee oude auto's gemaakt, so what? Mariska heeft intussen de foto al verwijderd. We bakkeleien wat met de agenten. Mariska laat op de camera zien dat er niets ernstigs op staat. Ze willen onze paspoorten. Hebben we natuurlijk niet bij ons. Stom, of misschien slim, kunnen ze ze ook niet innemen. We zeggen dat we die op de camping moesten achterlaten. Weer een hele discussie. Zoals altijd, het lijkt wel of het vooropgezet is, komt er ineens een agent bij die redelijker is, waar in ieder geval mee te praten valt. Hij verteld ons dat het in het hele gebied verboden is om te fotograferen. En hoe moeten wij dat dan weten? Wij leggen hem uit dat ze dan wel eerst wat borden mogen plaatsen, zo moeilijk is dat niet. En dat ze dan wel eerst op een normale manier met ons kunnen praten, in plaats van zo heftig te reageren. Het lijkt of de man het daar nog mee eens is ook, en we mogen weer gaan. Nou, lekker land zo, we hebben er echt zin in. Die grapjurken weten hier echt niet het verschil tussen toeristen en terroristen. Ze zitten totaal achter de verkeerden aan. Het is ook zo verwarrend allemaal: toeristen die plaatjes schieten, en terroristen die gaatjes schieten. Mariska ook met haar digitale Kalashnikov.

We hebben het gehad hier. Vanavond nog lekker even naar de Chinees, en dan morgen gauw de woestijn in, rust! We praten nog wat met de camping eigenaar en die is stomverbaasd. “Verboden foto’s te maken in het havengebied? Nog nooit van gehoord”.

We vertrekken 's morgens bijtijds, na nog even de watertank weer helemaal opgetopt te hebben. Na een stukje asfalt komen we bij het dorpje waar het begin van de piste moet zijn. Het dorpje zelf staat geheel in het mulle zand, met tussen de huizen erg veel ruimte. En daartussen door weer veel autosporen, dus we weten de goede route niet. We rijden een wat groter spoor na, maar komen direct al behoorlijk vast te zitten. De Daf graaft zich in 4x4 laag in, in het zand. We hadden de banden nog niet afgelaten en reden er met een dikke 6 bar in. Aflaten tot zo'n 3,5 bar. Wonder boven wonder maar 1 toeschouwer. We vragen hem de weg. Het is niet helemaal duidelijk maar we proberen het. De Daf komt met de lagere bandenspanning moeiteloos los.


De route langs het spoor

We lijken het juiste spoor gevonden te hebben. Sterker nog, Jan meent het profiel te herkennen van de banden van de Oostenrijkers die met hun Unimogs hier een paar dagen geleden langs gingen. Het begint gelijk al met redelijke zandduinen. Een wat hogere komen we niet op. Meerdere keren proberen. Met een flinke aanloop op snelheid, langzaam kruipend in de 1 laag, niets helpt. Hij blijft telkens op dezelfde hoogte steken. Omdat je terug de zwaartekracht mee hebt, kom je altijd weer makkelijk los, dus we hoeven niet te graven. Dan maar kijken of we via een omweg om de duinen heen kunnen. Dit gaat ook over mul zand, maar vlakker, dus geen probleem, En inderdaad vinden we de track terug. Het wordt zelfs een redelijke zandpiste waar we zelfs met gemak 60km/h op kunnen halen.


En alweer hebben we vriendjes, dankzij de aardappelschillen

Dit blijft een hele tijd zo, tot we weer bij mul zand en duinen aankomen. Shit, weer vast. En nu is er echt geen omweg. We laten de banden verder af, van 3,5 bar naar 3 bar. Het lijkt geen verschil, en we hebben er dan ook niet veel vertrouwen in. Toch proberen, en hup, moeiteloos hobbelt de Daf het zandduin op. We zijn helemaal verbaasd hoeveel verschil dit maakt! Dan hadden we dat eerste duin ook wel gehaald. De piste gaat de volgende 100 à 150 kilometer behoorlijk goed verder waarop 50km/h weer goed mogelijk is. Af en toe onderbroken door wat mul zand, dat gemakkelijk te doen is met de lagere bandenspanning, zelfs met alleen achterwielaandrijving. Ook daar rijden we nu met een dikke 40 km/h door heen. We schieten dus mooi op. Het landschap is nog best gevarieerd. Zandduinen met graspollen, harde vlakke stukken, soms een acaciaboom, vlakten, heuvels.

Ook zie je nog aardig veel bouwsels langs de spoorlijn, o.a. van rail-inspecteurs. Die wonen een aantal dagen in zo'n hutje en moeten het spoor nalopen, waarschijnlijk tot op de helft naar het volgende hutje. Hierdoor heb je nog niet echt het weidse verlaten woestijngevoel. We rijden een stuk van de piste af, de vlakte rechts naast ons op. Hier overnachten we. 's Avonds springen er woestijnspringmuizen rond de auto. Mooie beestjes, maar schuw voor de zaklamp. Heel in de verte zien we in het donker de felle lamp van de trein die in aantocht is. Het duurt dan nog zeker 2,5 uur voordat hij ons passeert.


We zitten de volgende ochtend nog maar net aan ons ontbijt of er komt een Landrover op ons afrijden. Gendarmerie. We dachten al, waar blijven ze? Ze willen weer al onze gegevens, en willen weten waar we naar toe gaan, en of we wel een kaart hebben. Ze zijn aardig, en we hebben nu in ieder geval een klein beetje het gevoel dat het voor onze veiligheid is. Dan zien ze aan de andere zijde van het spoor twee personenauto's met behoorlijke vaart rijden.

Eén agent blijft bij ons, de ander gaat er in de Landrover achteraan. Het is aan de zijde van het spoor waar de landmijnen zouden liggen, maar we zien niets knallen. Jan houdt de agent die bij ons is maar met een praatje bezig, voordat hij zich bedenkt en onze auto wil controleren. Na een poosje komt de andere agent terug met de twee auto's, gewone Mercedessen, in het kielzog. Volgepakt met tulband-jurken, zeker een man of tien. Lekker, allemaal rond onze auto. Nu weet half Mauritanië dat er een paar Europeanen langs het spoor rijden. De mannen springen allemaal uit de auto's, op één na, die blijft plat op de achterbank liggen, uit het zicht van de agenten. Vreemd. De gendarmerie controleert de auto's niet, maar praat alleen met de mannen die rond hun Landrover hangen. Zouden ze de man op de achterbank echt niet zien? En waarom doet hij dat? Is hij ziek of heeft hij iets te verbergen?

Na 20 minuten laten ze de mannen weer gaan, en gaan er zelf ook vandoor. Wij maken ons ontbijt af en pakken ook ons boeltje op. Het duurt niet lang of we halen de Mercedessen in. Ze zitten vast in het mulle zand. Ja, logisch, wat doe je met zo'n ding hier? Ze hebben Spaanse kentekens, en eentje spreekt ook Spaans. We vragen of we moeten helpen, maar gelukkig zijn ze met genoeg om te drukken. Daar is geen beginnen aan hier. We tuffen mooi verder. De rest van de dag zijn het met graspollen begroeide duinen, bultje op bultje af het gaat met een leuk vaartje. Veel mul zand. Op sommige plekken was het relatief groen, met soms zelfs bloemen. Je kon zien dat het pas nog geregend had.

We zijn die dag tot aan Ben Amira gereden. Dit is na Ayers Rock in Australië de grootste monoliet ter wereld. Hij steekt als een enorme steen recht uit het vlakke landschap omhoog. En net als bij Ayers Rock ligt iets verderop een kleinere variant.



De wagen voor Ben Amira, pas dan zie je hoe groot de rots is


Wat een enorme zwerfkei

Ben Amira ligt aan de andere zijde van het spoor, waar de landmijnen zouden liggen. We zien her en der nog wat oude sporen van auto's, en via deze sporen rijden we veilig naar de gigantische steen toe. We parkeren de kar op een prachtige plek naast Ben Amira, uit het zicht van de rails en de piste.

Maar weer duurt het niet lang of er komt een Toyota Landcruiser pick-up aanrijden met politie. Zwaar bewapend met machinegeweren. Voor onze veiligheid moeten we met hen mee naar hun politiepost, om daar te kamperen. We sputteren nog wat tegen, maar geen discussie mogelijk. Jammer, het was zo'n mooi plekje. We staan naast het politiehutje met werkelijk de hele nacht een wacht met machinegeweer naast de auto. Niet dat je je daardoor veiliger voelt, want gebleken is dat de rebellen het een uitdaging vinden om juist toeristen onder toezicht van politie te ontvoeren. Waarbij zowel onder toeristen als onder de politie meer dan eens doden zijn gevallen. Hiermee laten de terroristen zien hoe machtig ze zijn. Met de politie verder geen gezeur. Vriendelijke mensen en ze vroegen nergens om.

We bedanken 's morgens de politie voor het oppassen, en trappen de Daf weer aan. Het is in dit gedeelte van de woestijn drukker dan we verwacht hadden. Toch om de zoveel kilometer wel een hutje of een tentje. We rijden voorbij een politiepost. Buiten staat een agent die een gebaar maakt dat we wat langzamer moeten rijden. We vinden dat raar, zo midden in de woestijn in het mulle zand, maar volgen zolang hij het kan zien zijn orders op.

Het duurt niet lang of we worden door een Toyota pick-up ingehaald en ze zetten het bakkie dwars voor de Daf, die gelukkig erg hard remt in mul zand. Achterop drie met machinegeweren zwaaiende mannen. Weer gendarmerie. Ze zijn erg boos omdat we niet gestopt waren bij de checkpost, en ze sommeren ons om achter hen aan terug te rijden. Wat een flauwekul. Jan legt uit dat de man voor de  post een gebaar maakte dat we langzamer moesten. En doet het na, met zijn hand horizontaal een paar keer horizontaal op en neer bewegend.

 De mannen zeggen dat dit een stopteken is. Wij zeggen dat een stopteken in Europa met de vlakke hand verticaal omhoog is. De drie achterop zijn driftig en willen dat we meekomen. Degene achter het stuur is, zoals die er blijkbaar altijd is, de enige verstandige. Na wat gesorry in het Frans kun we het af met het afgeven van ons fiche. En we krijgen de vermanende woorden dat we in Mauritanië altijd moeten stoppen voor een politiepost. Dat beloven we, en we tokkelen weer verder.

We rijden niet door tot Choum langs het spoor, maar buigen niet ver na Ben Amira rechtsaf om binnendoor te steken naar Atar. We hebben deze track op onze GPS staan. En dat is maar goed ook, want de meeste tijd is er niet veel van een track te zien. Slechts veel mul zand en duinen. Af en toe zien we een vaag spoor op hardere ondergrond van een auto die er ooit eerder gereden heeft. Het is een mooi stuk. Weer zijn de nu wat hogere duinen geen moeite voor de Daf. Als we achter ons kijken zien we het spoor van onze banden direct weer vollopen met zand, zo dun is dat spul. Als je niet goed oplet en plotseling zo'n graspol (kamelengras) raakt, wordt je haast gelanceerd. Dat zo'n plant zo'n houvast heeft in dat mulle zand. Je zou denken dat je ze zonder het te merken omver ploegt.

 


Een meertje, midden in de Sahara

Af en toe maken we sowieso een mooi stuiter. Net als bij het skiën is het soms moeilijk om hoogteverschillen in het zand te zien en dan knallen we te hard over kleinere heuveltjes. Met het hoofd tegen het dak, en de vooras waarschijnlijk van de grond. Gelukkig gebeurd dat niet al te vaak.

Tussen de duinen door loopt af en toe een flinke ader pikzwart ijzererts, dat fel afsteekt tegen het geel-roze zand.

Langzaam wordt het iets meer begroeid. We rijden een soort brede vallei in, met aan beide zijden rechte rotswanden. Een mooie route. We komen uiteindelijk op de weg, of eigenlijk piste van Choum naar Atar. Eerst weer wat meer lucht in de banden. We komen zelfs langs twee meertjes, en moeten er met een flinke boog omheen om op stevige ondergrond te blijven. Het heeft hier duidelijk niet zo lang geleden nog geregend, wat vast niet zo vaak voorkomt.

De weg kronkelt omhoog van 150 meter naar 450 meter, over een soort pas, langs een tafelberg. Het eerst stuk is smal met haarspeldbochten en een gedeelte van de weg is uitgespoeld. Het is allemaal gravelweg. Een schitterende omgeving en een mooi uitzicht over de vallei waar we uit komen rijden.

We rijden verder een dorpje in, en zowaar wordt de gravelweg ineens strak asfalt van skeeler-kwaliteit. Banden weer op volle hardheid zetten dus. Dit gaat zo door tot aan Atar. Dat gaat ineens zo snel, dat Mariska nog helemaal niet in de gaten heeft dat we Atar al binnenrijden. Met de gedachte “wow, dit is een groot dorp, dan ben ik benieuwd hoe groot Atar wel niet is” zaten we al lang in Atar. De piste langs het spoor is ons dus erg meegevallen en we hadden het zeker niet willen missen. De wilde verhalen lijken weer wat overtrokken. Het is een schitterende tour van zo'n 400km die we iedereen met een 4wd aanraden. We zijn zelfs van mening dat een lichte 2wd met flink wat bodemspeling en dikke sloffen het ook best aan kan.


Het landschap varieert enorm in de woestijn

We gaan in Atar naar camping Bab Sahara. Ook een bekende stek bij overlanders, gerund door een Nederlands-Duits koppel, Justus en Cora.  En we hebben er de verloren bankpas van Mariska naartoe laten sturen. Als we daar aankomen staan de Oostenrijkse Unimogs er ook, en ook Claus de Deen, die we in Nouadhibou ontmoet hebben, is er. Het is weer gezellig dus. Veel kletsen en 's avonds samen eten, gemaakt door de kok van Bab Sahara. Het is niet veel, maar smaakt goed.

De dag er op doen we niet veel. Beetje bijkomen. Wat wassen en veel kletsen met de Oostenrijkers. Ook komen er op de camping af en toe vreemde snuiters. Zo komt er een vooraanstaande huichelaar  hier stiekem bier kopen. Ook worden we op de camping in het gebrekkig Nederlands aangesproken door een Mauritaniër. Hij verteld ons, alsof het doodnormaal is, dat hij handelt in gestolen auto's uit Europa, met name uit Nederland en de laatste tijd ook veel uit Italië. Het gaat dan vooral om de duurdere en  nieuwere auto's, met name Range Rovers en Mercedes S-klasses, maar uit Italië zelfs Maserati's. Dit gaat altijd via Marokkanen die in Nederland wonen. Hij legt uit hoe het gaat. Er zijn twee manieren. Eén manier is dat de auto gewoon van straat gestolen wordt, en door de Marokkanen met een vals kenteken naar Marokko wordt gereden. Heel af en toe checkt Interpol in Algeciras, voordat ze op de ferry gaan, maar de Marokkanen weten precies wanneer. De Mauritaan neemt de dure auto's in Marokko over en zorgt zelf voor de Mauritaanse grensovergang. Die checken überhaupt een auto niet op diefstal. De Marokkaan verdient met zijn actie zo'n 25.000 à 30.000,- euro. In Mauritanië krijgt zo'n auto een legaal kenteken, en staat dus niet als gestolen te boek. Daar wordt hij ruim onder de werkelijke waarde weer snel verkocht. De Mauritaan verdient dus ook nog eens zo'n 40.000,- euro aan zo'n auto.

Een nog makkelijker manier, die nu vooral tijdens de crisis veel wordt toegepast, is het als gestolen opgeven van dikke leaseauto's. De leaser zit dan natuurlijk in het complot, en krijgt hiervoor een bedrag van zo'n 5.000,- euro. De auto wordt eerst door de Marokkanen naar Marokko of zelfs naar Mauritanië gereden. Pas als hij in handen van de Mauritaanse handelaar is, wordt hij als gestolen opgegeven door de lease-eigenaar.  De verzekering dekt de schade aan het leasebedrijf, de lease-eigenaar is 5.000,- rijker en de Marokkaan verdient iets minder, omdat er minder risico voor hem aan zit. Op het moment dat hij de auto overhandigt is deze immers officieel nog niet als gestolen opgegeven. Voor de Mauritaan blijft er des te meer over.


Nouatil pas bij Atar. In de verte kun je wel zien dat er veel zand in de lucht hangt.

Soms gebeurt dit ook met eigendomsauto's, die goed verzekerd zijn. Hier ronselen ze gewoon mensen voor die geld willen verdienen en zo'n auto op naam willen zetten. Fijn, weten we ook weer hoe dat zit. Misschien zit er wat pochwerk van de handelaar bij waar het gaat om modellen en bedragen, maar hij zal het hele verhaal toch ook niet zo uit zijn duim zuigen. En we zien hier af en toe tussen de brikken hele dure bakken rijden. Niet een leuke BMW 320, maar dan gelijk een BMW X6 e.d.

's Avonds in het dorp nog even een broodje kamelenkebab gesnaaid. Het leek meer op een broodje patat met gebakken ui. De kameel hebben we niet gevonden. Maar het smaakte wel. We hebben het weer gezien en willen de volgende ochtend vertrekken. Het is raar weer. Eerst regende het iets, slechts een paar druppen. Daarna harde wind. We sturen nog wat e-mails met de geleende stick van Bab Sahara. Het werkt ontzettend traag.

De Oostenrijkers stellen het vertrek nog een dag uit. Zij willen door de duinen naar Terjit rijden, maar met dit weer zien ze het niet zitten. Door de wind waait er veel zand op en is er waarschijnlijk erg slecht zicht, zo gauw je iets buiten het dorp komt. Wij willen via de duinen naar Chinguetti rijden. Tegen de middag wagen we het erop. Als het niet te doen is, kunnen we altijd terug, of kunnen we desnoods de piste naar Chinguetti nemen. We nemen dus afscheid onder voorbehoud. Eerst rijden we een stuk over de piste. Dan de berg op door een mooie rotskloof de Nouatilpas over. Dit kleine stukje, de pas op, is asfalt, maar steil genoeg dat we hem in de lage gearing zetten. Daarna rijden we een stukje de Amogjarpas in om even van het uitzicht te genieten. Deze pas is te smal om met de Daf te rijden. Het begin dan, de rest lijkt ons zo te zien goed te doen. Het uitzicht is adembenemend. Echt schitterend mooi. Het lijkt op de Grand Canyon in de VS, alleen hier sta je er helemaal alleen naar te kijken.

Vanaf het plateau waar je op staat kijk je de diepte in, met in de verte de kaarsrechte wanden van het plateau aan de overzijde. Woest, je waant je zo in een Lucky Luck album. Gelukkig valt het zicht hier best mee, ondanks de harde wind. De lucht is wel wat wazig van het stof. In het dal waar Atar ligt, was het zicht slechter. We klauteren nog een tijdje tussen een aantal vreemde rotsen door. Bijzondere dikke keien met mul woestijnzand ertussen. Ergens moeten hier rotstekeningen zitten, maar we kunnen ze helaas niet vinden.

We rijden weer een stukje terug over het rotsplateau, richting de berg Zarga. De hele weg was de ondergrond hard en ok. We zetten voor de nacht de auto tussen wat acacia's neer. Zelfs met onze banden nog oppassen, want wat hebben die bomen een onwijze stekels. 's Nachts zijn er weer aardig wat woestijnspringmuizen rond de auto.

ZONDAG 23 OKTOBER 2011, woestijn
We zitten al een aardig eindje in de woestijn, en rijden vandaag weer een stukje verder. Hoewel, dat blijkt maar 40 kilometer te worden. Wat een geploeter. Het merendeel was rotsige ondergrond, met dikke losse stenen. Slecht voor de banden dus, zeker als je ze nog op lage spanning hebt staan vanwege de zeer mulle stukken ertussen. Het is dus veel banden aflaten, banden oppompen vandaag. Dat is op zich geen zwaar werk, de compressor van de vrachtwagen doet het werk wel, maar het duurt telkens zo lang. Op korte rotsstukjes rijden we door met zachte banden, erg goed oppassend. Vooral de weke wangen zijn dan kwetsbaar. Hier en daar zien we al een oppervlakkige barst verschijnen. Ook zitten we die dag twee keer goed vast, tot aan de assen. De eerste keer in een droge rivierbedding. Ja, die heb je ook midden in de woestijn. Eén keer in de weet ik hoeveel jaar zal daar werkelijk water doorstromen, de rest van de tijd is het slechts iets dieper dan de rest gelegen, gevuld met extra mul zand. Als we daar door moeten merken we dat de Daf het erg zwaar heeft, en dit keer redden we het net niet. We konden niet recht oversteken omdat de overzijde te steil was, en moesten dus een paar honderd meter door de droge oued (zo heet hier een rivier) rijden tot een geschikte plek. Met nog zo'n tien meter voor ons zitten we vast. En hier is het vlak, dus geen zwaartekracht die je terug los helpt. We laten de bandenspanning af tot slechts 1,5 bar, en weer zijn we verbaasd dat de Daf zich er dan zo uit rijdt. Dit is echter zo belachelijk laag dat we bang zijn dat we de band van de velg rijden, dus we pompen er meteen weer wat bij in.


Amogjar pas
Een eind verder komen we bij een best wel hoge duin waar we niet recht tegen op kunnen rijden. Er ligt direct een ander duin tegen aan, waar we eerst iets tussendoor moeten, om dan met een vrij scherpe bocht het duin op te rijden. En zo'n scherpe bocht in mul zand geeft altijd extra weerstand.


Hoezo mul zand?

 Toch haalt hij de bocht, maar zakt er iets verder vrij plotseling diep in het mulle zand in. Waarschijnlijk het zogenaamde fesh-fesh, zeer mul zand dat je zo niet onderscheidt van het gewone Saharazand. Banden weer enorm aflaten en met behulp van de zwaartekracht komt hij wel weer los, maar vanwege de bocht onderaan kunnen we niet gemakkelijk ver genoeg terug. Twee keer in mul zand door het zelfde spoor maakt het er niet gemakkelijker op. Dus bij de volgende poging zitten we weer muurvast, de assen en differentiëlen verdwijnen in het zand. Dat wordt dus fijn een partijtje graven bij 40 graden. En zoals al eens eerder opgemerkt, graaf je nooit alleen hier. Zo ergens uit het niets, met ogenschijnlijk alleen een duinenzee om je heen, komt er een vader met z'n zoon aangelopen. Volgens mij komen ze net als de Vietcong via een met zand bedekt luikje uit de grond. De zoon wil direct de schop van Jan afpakken om te gaan graven. Misschien vriendelijk bedoeld, maar we doen dit liever zelf. Zo gaan we geen verplichtingen aan, en graven we waar dat volgens ons belangrijk is. Deze mensen hebben natuurlijk wel veel verstand van zand, maar minder van zware vrachtauto's in het zand. Ze zijn niet vervelend, maar kijken rustig wat wij allemaal aan het doen zijn.

Na wat gegraaf doet Jan nog een poging. Deze is tricky, want hij zal in de achteruit met een ruimere boog onder de eerder genomen bocht moeten uitkomen. Daar is het zandduin al wat steiler en daar komt de Daf dan dwars op te staan. En we hebben het niet meer zo op kantelgevaar. Het sturen naar beneden in mul zand is ook lastig, omdat de wagen vanzelf de bocht een stuk ruimer neemt. Hij schuift als het ware zo zijdelings wat weg. Jan doet een poging. Mariska wil het filmen, maar na de zoveelste poging denkt ze dat het ook deze keer niet gaat lukken en stopt de camera. Na wat te klungelen met de camera kijkt ze naar de wagen, maar dan staat de Daf al boven op het duin. Gelukt!
Een flink eind verder stoppen we voor de lunch. Als het zo warm is zitten we voor een snelle lunch steeds vaker even binnen. Hoeven we de tafel en stoelen niet te pakken, en het eten is al binnen handbereik. De airco daar doet het goed, en het is heerlijk om even lekker af te koelen en op te drogen, en door het raampje de warme wereld om je heen te bekijken. Als we na de lunch het trapje aflopen naar buiten, komen er net drie forse dames aanlopen. Die passen dus blijkbaar ook door dat luikje. Ze gaan naast de vrachtwagen zitten en spreiden daar hun handelswaar uit. Sjokken ze nu werkelijk de halve woestijn door met hun souvenirs? Het is wonderbaarlijk. En er zitten best leuke dingen bij. Veelal sierraden, schalen en doeken. Allemaal zelf gemaakt. Maar we kunnen er helaas niet aan beginnen. We kunnen het niet allemaal meesjouwen. En we kunnen best wat naar familie of vrienden opsturen, maar als je zo'n souvenir niet zelf in het land gekocht hebt, heeft het niet zoveel betekenis.

 Soms denken we er over om dan maar bij de één een klein souveniertje te kopen zodat diegene weer wat te eten heeft, en deze weer aan een ander te geven die ons om een donatie vraagt. Maar of iemand die om geld, eten, medicijnen of kleding vraagt nu blij is met een armbandje vragen we ons ook af. De vrouwen vragen of we dan niet wat te ruilen hebben, misschien iets voor hun kinderen. Dat hebben we wel, en we ruilen een speelgoedvrachtwagentje tegen twee mini vuurstenen speerpuntjes. Het is meer om het idee, en de vrouwen zijn er blij mee.

We rijden verder tot we bij een niet al te grote krater komen. Op vlakke land ineens een ronde cirkel van rotsen, deels overdekt met zand, een meter of vijftig hoog. De diameter zal ergens rond de 400 à 500 meter liggen. In het midden mooi vlak met een paar kleine acacia's. We rijden er in en vinden het een prima kampeerplek. Niemand die ons van een afstand over de vlakte kan zien. Volgens de GPS zou dit de Zarga krater moeten zijn. Het schijnt dat deze krater is ontstaan door een meteorietinslag. Het bevalt ons goed, en we blijven er mooi twee nachten staan. 's Nachts genieten we van de geweldige sterrenhemel. Doordat er geen lichtvervuiling is zijn de sterren zeer helder en is de melkweg duidelijk te zien. En het is er heerlijk stil, je oren suizen van de stilte.

We eten de eerste avond een kip die we nog van Marokko in de diepvries hebben. Het karkas gooien we buiten neer. Altijd interessant om te zien wat voor beesten er op afkomen. Tot onze verrassing zit er 's avonds een woestijnegel in te wroeten. Het is een grappig beestje. Lijkt wel op de Europese egel, maar heeft wat grotere voeten en geweldige flaporen.


Het wordt hier 's nachts wel fris. Wat een temperatuurverschil met overdag. Weer eens heerlijk onder de dekens geslapen. De tweede dag in de krater lopen we een rondje er omheen, en genieten van het uitzicht over de eindeloze vlakte. Verder werken we dit verslag een beetje bij, en repareert Jan de buitentafel. Die hangt met zijn poten binnen bij de motorgarage aan de achterwand. Maar door het over de duinen hobbelen en het stuiteren op de graspollen zijn de schroeven uit het tafelblad getrokken. Maar lomp er een paar bouten doorheen geschroefd, dat houdt het wel. Na twee nachten en een volle dag hier gestaan te hebben, rijden we weer verder door de zandduinen naar Chinguetti. Weer wisselen de duinen zich telkens af met rotsondergrond met grote losse stenen. We worden simpel van het banden aflaten en weer oppompen. Het is nog 70 kilometer naar Chinguetti in rechte lijn op de GPS.

Vlak voor Chinguetti moeten we weer een heel stuk door een droge rivierbedding met het extra mulle zand. De Daf trekt het niet meer, maar het blijkt weer eens een restje van de bladeren uit de tank te zijn, die de dieselleiding afdichten. Dit probleem hebben we al sinds Spanje, en zo af en toe duikt het weer op. Na de dieselleiding en het groffilter schoon te hebben gemaakt, gaat het weer gestaag verder. Met het dorp al in zicht, het is nog zo'n vier kilometer, horen we ineens een hard sissend geluid. Jan kijkt tijdens het rijden uit het raam, en ziet dat we een flinke scheur in de linker achterband hebben. Shit, ook dat nog. Wat doen we? Bijvullen en het dorp proberen te halen? Omdat we hier met lage bandenspanning moeten rijden, valt er niet zoveel bij te vullen. Met een te harde band graven we ons in. En in het dorp zullen we alsnog de band moeten verwisselen, met de nodige kijkers en bemoeials er omheen. Dat wordt dus band verwisselen in het mulle zand.

Eerst moeten we zand weggraven zodat twee zandplaten op elkaar gelegd onder de as kunnen, met daarop twee potkriks. Eén van de potkriks heeft olie gelekt, en haalt niet zijn volledige slag. Eerst bijvullen dus. We hebben geen hydraulische olie bij ons, maar remvloeistof werkt hiervoor ook prima. Gelijk de lekkende afdichting goed aangedraaid. Er komt natuurlijk weer een toeschouwer. De man helpt af en toe met graven. Het is een zware klus waar we enkele uren me bezig zijn. Door het gewicht en het zachte zand, druk je met de potkriks de zandplaten alsnog in een knik, en gaan ze net zover naar beneden het zand in als dat de auto omhoog komt. Effectief benut je dus slecht de helft van je kriklengte, wat niet voldoende is om de band vrij van de grond te krijgen. We moeten dus onder de band ook zand weggraven. Dat is niet geheel zonder gevaar, want daarmee ondermijn je ook de zandplaten waar de potkriks op steunen.

 Af en toe zakt de wagen een klein beetje weg. We hadden hiervoor misschien toch moeten investeren in een hefluchtkussen? De band van de velg halen gaat vrij gemakkelijk, en ook de nieuwe band er weer op is zo gepiept. Een mooi systeem, die deelbare velgen.

De kapotte band weer in het opbergvak krijgen valt nog even tegen. De haak is van het handliertje geschoten, de kogeltjes van het lager liggen overal. Chinese pruttel. We weten hem weer op te lappen en lieren de band op zijn plek. Inpakken en wegwezen. We geven de graafjurk een pet, een pen en een balspel voor zijn kinderen, als dank voor de hulp. Ook geven we hem een lift naar het dorp. Hij zit op de bijrijderstoel, en Mariska in het midden op de motortunnel. De man vind het prachtig en kijkt geïnteresseerd op de GPS. Mariska laat hem zien hoe het werkt. In Chinguetti gaat de man lopend verder, en wij pompen de banden wat harder op, onder het toezicht van tien jengelende kinderen.

In het begin van het dorp rijden we langs enkele “auberges”. Vrij vertaald zijn dit herbergen, een compound door een muur omringd waar ze kamers verhuren en waar je kunt kamperen. Op één ervan zien we tot onze verbazing nog een reistruck staan. We besluiten er ook te overnachten. De mensen van de truck zijn Carlos en Pilar, een Spaans echtpaar van tegen de zestig, en ze reizen samen op met een ander Spaans stel van midden veertig, Miguel en ook Pilar. Zij reizen in een Toyota Landcruiser. Ze hebben elkaar onderweg ontmoet. Miguel en Pilar 2 slapen in één van de kamers. We eten samen in de auberge een grote schaal couscous met groente en wat kamelenvlees. De Spaanse mannen kunnen goed Engels, beter dan wij Spaans kunnen, en het is weer gezellig. Carlos blijkt een laser- en watersnijbedrijf te hebben gehad, voor voornamelijk roestvaststaal en aluminium. Hij heeft zijn vrachtauto ook zelf opgebouwd. Weer genoeg raakvlakken dus. Alcohol is hier verboden, maar ze hebben de nodige Rioja meegenomen, en noemen het Coca Cola. Een dikke gekko geniet ondertussen van de vliegjes die op de lamp afkomen.

We lopen de volgende ochtend met z'n tweetjes door het dorp, nadat Jan voor de zekerheid nog even het dieselgroffilter van de Daf verwisseld heeft. Chinguetti is de zevende heilige stad van de Islam, en er zijn veel oude bibliotheken met even oude Islamitische geschriften. Van vroeger uit waren hier veel hoog aangeschreven medersa's. (= islamitische school). De stad wordt opgedeeld door een droge rivierbedding (waarin je heerlijk een bandje kunt verwisselen), met aan de ene zijde het nieuwere deel met vooral winkeltjes en een moskee, en aan de andere kant het oude deel, met name opgetrokken uit natuursteen. Beroemd is de oude moskee met vierkante minaret uit natuursteen. Erg mooi om te zien. De stad wordt half bedolven onder het zand. Het doet ons denken aan de opgehoopte sneeuw in Oostenrijk in de winter. Er zijn geen verharde straten, alles is mul zand, en soms ligt het zo hoog dat het via de “ramen” de huizen in stroomt. Tja, ramen zijn het niet, eerder kijkgaten zonder glas.


In de straten ligt slechts een klein beetje zand
 

We komen bij een schooltje voor de kleintjes. We worden door iemand van het personeel uitgenodigd om binnen een kijkje te nemen. Er zijn vier klassen, en de kinderen zitten op een kleed op de grond. Er is ook een keuken en de kinderen krijgen op school te eten. Ze hebben uitsluitend vrouwelijk personeel, ook de directrice. Allemaal zijn ze erg vriendelijk. Het ziet er netjes en verzorgd en schoon uit, en de muren zijn flink dik, zodat het binnen koel is.

Eenmaal weer buiten willen we een rondje lopen door het oude gedeelte van het dorp. Al gauw hebben we een hele schare kinderen achter ons aan, die ons machtig interessant vinden. De jongens lopen achter Jan aan, en de meisjes vooral achter Mariska aan. Enkelen willen continu je hand vasthouden. En allemaal willen ze graag gek doen voor de foto. Er waren er slechts twee bij die zeurden om “un cadeau”. De rest had vooral veel lol, en wij eigenlijk ook wel. Na een tijdje dropen ze wel af en konden we gelukkig ook nog even op ons gemakje rondkijken.

We kopen nog wat brood voor vanmiddag en voor morgen als we weer op pad gaan. Het brood dat ze hier maken zijn kleine vaste stokbroodjes die goed vullen. Vooral lekker als ze zo uit de oven komen. Helaas zit er wel, net als bij alles hier, zand in en op. Het wordt er gewoon bij in gebakken, en het ligt er op als poedersuiker. Het zand aan de buitenkant borstelen we er zoveel mogelijk van af, en we eten ze bedekt met rietsuiker, zodat het knarsen niet zo opvalt. Men zegt dat als je geen zand hebt gegeten, je niet echt in Mauritanië bent geweest...

In de namiddag lopen we met de vier Spanjaarden nog even naar een hospitaal dat hier is opgezet door Spanjaarden uit Murcia. Het is in 2005 gebouwd en ziet er netjes en schoon uit. We krijgen een uitgebreide rondleiding door een lokale dame die Spaans spreekt. Er worden ook verplegers opgeleid. Een goed initiatief dus. Wat we wel apart vinden is dat er op dit moment niemand in het hospitaal ligt of geholpen wordt en er verder ook geen personeel is, behalve een tuinman die in een chirurgenpak rondloopt. Het ziet er doods uit. Lege, donkere zalen en kamertjes. We zijn toch wat sceptisch over het gebeuren. Miguel net zo. Carlos doneert nog een paar schoenen en wat T-shirts. Zal de tuinman daar volgende week in lopen?

Later horen we in Atar dat de mensen moeten betalen voor de kliniek, maar ze er domweg geen geld voor hebben. Het schijnt dat voorheen een Frans team rondtrok met een 4wd, die de mensen thuis bezocht, gratis. Maar sinds de Mauritaanse regering de veiligheid van buitenlanders niet kan garanderen zijn de Fransen verdwenen. Net zoals de Dakar-rally die in 2008 is afgelast en vanaf 2009 in Zuid-Afrika gehouden wordt.

De Spanjaarden vragen of we morgen met hun verder trekken door de woestijn richting Ouadane, en dat doen we. Een nadeel is dat zij persé door willen rijden tot Ouadane omdat Miquel en Pilar 2 niet  in de auto kunnen slapen. Ze hebben wel een tent bij zich, maar gaan toch liever naar een auberge. Wij slapen liever ergens vrij in de natuur. Maar een groot voordeel is natuurlijk dat we elkaar voort kunnen helpen met problemen en vastzitten. En het is natuurlijk wel gezellig. De afstand naar Ouadane is in een rechte lijn 120 km, maar de route gaat alleen door veel mul zand.

Van een echte route kun je ook niet spreken. Het is gewoon een weg zoeken tussen en over de zandduinen. Wij hebben twee tracks in onze GPS staan die door dit gebied moeten leiden, maar we volgen de oude coördinaten van Carlos, die hier 13 jaar geleden ook was. Deze route pendelt tussen de onze twee door. Maar zandduinen liggen niet stil, dus her en der is het best zoeken naar een doorgang. Normaal zijn deze zandduinen helemaal kaal, maar omdat het pas nog geregend heeft groeien er nu veel graspollen, wat grote gedeelten tot een boel gestuiter maken.


Carlos, Pilar & Miguel, Jan en Pilar


Als we weer eens een keer vanuit een erg mulle rivierbedding gelijk een duin opmoeten, loopt de Daf vast. Ook de Landcruiser loopt er in vast. Carlos is er met zijn dikke 5 jaar oude MAN truck al wel door. Deze is speciaal geprepareerd voor de woestijn. Heeft enorme banden met een automatisch op- en aflaat systeem, bijna het dubbele aantal pk's als ons, en 3 à 4 ton lichter in gewicht. Wij kunnen in de achteruit nog wel weer loskomen, terug de rivierbedding in. De Landcruiser zit muurvast, en wij lieren hem eruit ook de rivierbedding in. Carlos zegt dat het een slecht stuk is, en lokalen geven aan dat er een ander route is een stuk terug. Dat gaan we dus proberen. Met de Landcruiser achter ons aan rijden we een heel stuk de rivierbedding terug.  We zien iets dat lijkt op een doorgang tussen de hoge zandduinen. We rijden er een flink stuk in. Het gaat van hoge duin over hoge duin tot we ingesloten zijn. Het is zo stijl dat we eigenlijk niet verder kunnen. We lopen nog een stukje om te zoeken naar een uitweg, maar besluiten om terug te gaan, om de lastige opgang waar Carlos langs ging nogmaals te proberen.
Als we terugrijden willen we bij een hoger duin niet in ons eigen oude spoor rijden. Dat is altijd iets zwaarder dan een nieuw spoor trekken. We rijden er dus langs en hop, zakken weer diep in het onverwacht erg mulle zand. De assen en differentiëlen zakken er al in. Banden nog iets verder aflaten en proberen, niets. Scheppen en nog eens scheppen, niets. We staan te overleggen of de zandplaten maar eens tevoorschijn gaan halen, als Carlos via de ander kant over de duinen komt rijden met zijn dikke truck. Als hij bij ons in de buurt komt dreigt hij ook even in het extreem mulle zand weg te zakken. Hij gooit hem direct in de achteruit, en vol gas weet hij zich er uit te redden. Via de zijkant komt hij wat dichterbij en zet zijn auto op een veilig punt neer. We haken onze lier aan zijn auto, en zo lukt het ons om er uit te komen. Gelukkig, we waren het graven al best zat.


Miguel en Pilar rijden voorop met de Toyota en maken wat foto's van de MAN en DAF

Toen Carlos er aan kwam rijden zagen we ook nog net een woestijnvos (fennek) wegrennen met zijn grote flaporen. Helaas iets te ver weg.

We rijden het zelfde spoor terug door de rivierbedding en proberen de eerste opgang nog een keer. Het lukt nu gewoon in één keer. Onderweg hebben we nog een keer de truck van Carlos als ankerpunt nodig, en ook moeten wij de Toyota nog een keer loslieren. Verder gaat het best mooi. Sommige stukken zijn wat saaier, en soms zijn er veel graspollen. De zon begint al aardig te zakken. Het is een mooi gezicht. Bij het zoeken naar de beste weg wisselen we elkaar af als koploper. Soms vind de ene een sneller spoor en rijdt hij voorop, dan weer de ander. Als we bij een grotere zandvlakte komen rijden we naast elkaar, met een meter of dertig ertussen. Een mooi gezicht, twee trucks die door het zand stuiven in het avondlicht, en een Toyotaatje ertussen in. Tijdens het rijden maken we foto's van elkaar.

Als we weer bij een veld van stuitergraspollen komen klappert Jan ineens als een gek op en neer, en raakt met zijn hoofd een paar keer het dak. Het blijkt dat de schokdemper van zijn luchtgeveerde stoel het begeven heeft. Niet berekend dus om 100kg een paar honderd kilometer op en neer te laten stuiteren. Hij laat alle lucht uit de stoel en dan gaat het wel. Jan zit onderin op de bodem, en heeft een skelter gevoel. Gelukkig is het nog maar een klein stukje. Net voor het echt donker wordt rijden we het compound van de auberge op. Gelukkig hebben we een reserve schokdemper voor de stoel bij ons, dus die is dezelfde avond al weer gerepareerd. 's Avonds eten we weer met zijn allen een grote schaal pasta met saus en natuurlijk weer kamelenvlees. Het smaakt goed, maar de volgende dag zijn zowel Jan als Miguel slecht te pas, en flink aan de dunne.

Tegen de avond lopen we met Miguel en Pilar 2 nog even door het dorp, Ouadane. Het is tegen een helling gebouwd, geheel van natuursteen. Van een afstandje moet je twee keer kijken, voordat je er een dorpje uit herkend. Het is net een stapel ruwe rotsen. Het is leuk er even doorheen te struinen, en we worden al weer rap gevolgd door een meute kinderen. 's Avonds hebben we nog een feestje bij Carlos en Pilar 1. Carlos is vandaag namelijk 60 geworden. We nemen een fles rum en pinda's mee. Carlos en Pilar 1 hebben er een complete tapasbar van gemaakt, met chorizo, ham en kaas uit Spanje. Lekker, maar helaas is Jan nog niet goed te pas en wil niets. Miguel is zelfs zo slecht te pas dat hij in bed ligt. Jammer. Het koelt behoorlijk af. Mariska trekt er zelfs een trui bij aan. Terwijl het overdag 42 graden was. Lekker alle ramen open en slapen onder het dekbed.

De Spanjaarden vragen of we verder met hen oprijden. Ze willen eerst naar een grote krater, de Guelb Er Richat krater met een doorsnede van 45 kilometer, ontstaan door erosie. Vandaar via een route door de zandduinen om het Adrarplateau heen richting Atar. Vanaf daar gaan zij dan verder naar Nouadhibou langs het spoor in tegenstelde richting als wij hem reden. We besluiten het niet te doen. Dat is voor ons weer zo'n 300km extra door de duinen hobbelen, en we hebben nu wel even zand genoeg gezien. En het stuk bij de krater is weer erg rotsachtig. We hebben geen zin nog een band aan flarden te rijden. Voor de Spanjaarden is dat iets minder erg, zij zijn over 1,5 maand weer thuis en kunnen de auto een flinke oplapbeurt geven.


Uitzicht over de palmenvallei vanuit het hoger gelegen dorp Ouadane

De Spanjaarden vertrekken 's morgens al om 8:00 uur. We nemen afscheid en zwaaien ze uit. Daarna kruipen we weer lekker met een kop koffie in bed. Een hele tijd later hebben we e-mail contact met Miguel en hij verteld dat het overnachten in de Guelb er Richat krater geen succes was. Ze zijn aardig bekogeld met stenen door kinderen aldaar en hadden geen fijn gevoel. Geen leuke ervaring dus.

ZATERDAG 29 OKTOBER 2011, terug naar Atar
We doen het rustig aan en rijden op ons gemakje via de piste terug naar Atar. Eerst met de Daf het dorp in brood halen. Gelijk een groep van zo'n 25 kinderen om de auto die vragen om een kado.

Jan gaat met een deel ervan op zoek naar een bakker, en de rest blijft Mariska bij de Daf aan de kop zeuren. Een vent van een jaar of twintig jaagt de kinderen weg en vraagt dan zelf om een kado, voor de verrichte arbeid. Mariska zegt dat ze geen kado’s heeft. “Wat, kom je helemaal naar Mauritanië zonder kado's?” zegt de vent. Ja, natuurlijk, en jij bent de eerste die er om vraagt...not! En onze auto zit helemaal vol met kado's. Wat denken ze nu? We zijn de pakjesboot van Sinterklaas niet. De kado’s die we bij ons hebben, zijn voor speciale gevallen en voor behulpzame mensen. Niet voor schreeuwers. Ze moeten maar leren dat je niet naar een buitenlander kunt gaan, schreeuwen om een kado en het dan nog krijgen ook. Joke, Bert, Irma en Yvonne, heel erg bedankt voor jullie uitdeel spullen. Er zijn al heel wat volwassenen en kinderen, die het echt verdiend hebben, blij mee gemaakt.

Jan loopt nog steeds onder begeleiding van vele kinderen door het dorp, op zoek naar de bakker. De ventjes wijzen Jan naar een klein gat iets groter dan een brievenbus in een lange natuurstenen muur. Moet dat de bakker zijn? Er is verder niets te zien. Jan loert eens naar binnen door het gat, en inderdaad zitten er twee jurken bij een oven brood te bakken. Hij koopt er zes en we gaan er weer vandoor. Iets buiten het dorp nog even stoppen om de banden naar vijf bar op te pompen. De piste is redelijk hard en dan kunnen we een beetje opschieten. Alsof ze het ruiken komt er uit de wildernis naast de weg een oude belabberde Landrover pick-up aangereden. De bestuurder is nog ouder en zal regelmatig met zijn baard vast tussen de pedalen zitten. Naast hem een jongen die erg blij lacht.

Of we hen ook een beetje lucht in de banden willen doen. De Landrover is aan alle kanten zwaar gehavend. De deuren sluiten niet. De wielnaven zitten nog met drie moeren vast, waarvan Jan er één al zo met zijn hand losdraait. De wielen zitten ook slechts met 3 moeren vast, en de banden zijn met touwen aan elkaar genaaid. Geen wonder dat ze leeglopen. Met gepaste afstand zet Jan er 2,5 bar op, en gelukkig, ze klappen niet uit elkaar. De mannen zijn blij en bedanken ons hartelijk. Het karretje is inmiddels afgeslagen, en moet weer gestart worden. Uit de achterbak halen ze een slinger. Die steken ze er voor in. Eén flinke ruk er aan, en het motortje snort weer. Geweldig. De deuren goed vasthoudend rijden ze weer de wildernis in.

Wij vervolgen de piste en zien een man in “jurk” met tulband die staat te liften. We bieden hem een lift aan. Heel af en toe doen we dat wel, maar niet in de cabine (slechts 2 zitplaatsen) of het woongedeelte. Ze zijn gewend om op het dak te zitten, dus ook deze klimt er boven op. De sufferd gebruikt nog even de plastic kap van onze airco als opstap, maar die blijft gelukkig heel.

Dus met de jurk op het dak rijden we verder. Tot weer de Daf (&*^%$#!) geen trekkracht meer heeft. Weer een verstopping in de dieselleiding van die rotbladeren. Houdt het dan nooit op? En wat vaak achter elkaar ineens. Jan zit aan de wegkant weer het eerst stuk leiding los te sleutelen. De jurk komt van het dak en gaat ernaast op zijn hurken zitten pissen. Er komt met hoge vaart een auto vlak langs rijden, terwijl ze zien dat er mensen aan het werk zijn. Het interesseert ze niets. Iets verder stopt hij, en de dakjurk rent er naar toe. Hij stapt in en ze rijden weg. Niet vragen of ze kunnen helpen, niet bedanken voor de lift tot nu toe. Niks. Fijne gasten hoor. Het trucje met de verstopte dieselleiding kunnen we nu wel dromen en binnen tien minuten kunnen we al weer verder.

We slaan ons kamp op vlakbij de Amogjarpas, een flink eind van de piste af. We lopen wat langs de rand van de canyon. Weer een schitterend uitzicht. Met een overhangende rotsplaat als een natuurlijke duikplank boven de afgrond. We blijven hier nog mooi een dagje staan relaxen en genieten van de fraaie zonsondergangen die de rotsen in een rode gloed zetten.

Het is maandag, de laatste dag van oktober. We rijden Atar binnen, op asfalt. Dat is weer lekker. We hebben onderhand al bijna 1000 kilometer onverhard gereden, waarvan de helft zo'n beetje mul woestijnzand. Dat hakt er in wat diesel betreft, zelfs als telkens de leiding verstopt zit. Eerst maar eens geld pinnen en tanken dus. Pinnen met de gewone bankpas gaat nergens, dus dan maar met de visa-kaart, want Mastercard kan ook niet. En dat is weer lekker geregeld. Banken rekenen voor geld opnemen met de visakaart maar zo 6,- euro per transactie. En hier poepen ze er dan van die kleine maximumbedragen uit de pinautomaat. Om je tank te kunnen vullen moet er tot drie keer toe gepind worden, wat dus zomaar 18,- euro kost. Volgende keer eens proberen of we het bij de balie goedkoper kunnen krijgen.

We gaan nog even langs bij camping Bab Sahara om onze post op te halen. Mariska had haar bankpas verloren in Melilla, en een nieuwe hier naar toe laten sturen. Zat netjes door haar ouders verpakt in een hoop krantenknipsels met puzzels en stripverhalen. Leuk!

We lopen nog even over het marktje en kijken bij het gebouw waar de vleeskramen zijn. Wat een smerig bende weer. Wel het ergste tot nu toe. Overal troep en rottend vlees met vliegen. Vleesafval laten ze gewoon liggen. De betegelde kramen worden niet schoongemaakt, het gestolde bloed zit overal. Smerig gewoon. Ze snijden er de volgende dag zo weer opnieuw vlees op. En weer heeft het niets met armoede te maken. Ze hebben allemaal beltegoed op hun mobieltje, maar een euro voor een beetje zeep kan er niet af. Het interesseert ze gewoon niet. En als een kraamhouder er geen zin aan heeft, zou hij toch mooi een arme sloeber van de straat voor een eurootje of zo zijn kraampje kunnen laten poetsen. Kan die ook weer eten. Als je met de mensen praat kijken ze allemaal naar Europa en willen ze graag wat wij ook hebben. Maar met deze mentaliteit en instelling zullen ze dat nooit bereiken. Als onze grootouders en overgrootouders deze instelling hadden gehad, dan reden we in Nederland ook nog op een varken rond.

We rijden wat laat weer uit Atar weg. We willen netjes over het asfalt naar Terjit, een mooie oase met een bron. Dat is niet ver, dus direct buiten Atar zoeken we al een mooi plekje tussen de spectaculaire rotsen op. Gek genoeg koelt het hier 's nachts niet erg af. Midden in de nacht is het nog dik 30 graden. De rotsen stralen gewoon warmte uit, het is net een grote knuffelmuur. 's Ochtends tegen 7 uur was het in de camper nog 32 graden. En het wordt vandaag weer echt vies warm, tot zelfs 45 graden buiten.

We rijden verder naar Terjit. Vanaf het asfalt gaat er een piste van zo'n 14 kilometer naar de oase. Aan het begin van het weggetje natuurlijk weer een politiepostje. We hebben er intussen al weer meer gehad, maar noemen ze al niet meer. Deze wil een fiche, en wil weten waar we naartoe gaan. Tsja, deze weg leidt maar naar 1 ding. We geven ons fiche en rijden de weg in. Het is een stoffige wasbordpiste, maar de omgeving is werkelijk schitterend. Weer links en rechts mooie rotsformaties en tafelbergen. Hoe verder we de vallei inrijden, hoe smaller hij wordt. We rijden het kleine dorpje aan het eind van de vallei binnen. Er staan leuke kleine hutjes van natuursteen en/of riet, en het ziet er allemaal netjes uit.

We vinden een plekje om de Daf te parkeren, en lopen met zwemkleding in de tas verder. Pfff. Wat is het warm vandaag. Wel hier en daar wat verkopers en kinderen, maar echt vervelend zijn ze niet. Het is wel eens vermoeiend dat je nergens rustig eens alleen kunt lopen, altijd sjokt er iemand met je mee.

Helemaal achter in de vallei komen de rotsen bijna tegen elkaar, en ertussen is het begroeid met palmbomen. Er kabbelt een beekje helder water door het zand, en het is er heerlijk koel. Zeker tien graden minder. Bij een hutje liggen een paar mannen te dutten. Hier betalen we een kleine entreeprijs, want de oase is privé-bezit.

Dan lopen we verder, en komen bij een kleine waterval. Een deel van het water wordt via een pijp naar een betonnen bak van 3x2 meter geleidt. Daar plonzen we in. We zijn er helemaal alleen. Voor Mariska ook prettig, want dan kan zij ook de kleren uit doen, in plaats van net als de lokale vrouwen met je armen en benen bedekkende kleding aan, in het water te springen. Het is er heerlijk rustig en koel. En wat een mooie oase, zo midden in de hete woestijn. Jan hangt nog even lekker op de rand van het bad, dat zo'n 1,5 meter diep is. Dan voelt hij plotseling wat op zijn buik. Gadverdamme, een bloedzuiger van een centimeter of tien. Gelukkig zit hij nog niet vast. Gauw eraf gegooid en snel het bad uit. We dompelen onze kleren nog even onder en trekken deze nat aan. We klimmen nog langs het watervalletje wat hoger, voor een uitzicht over de oase. Hier is het weer ontzettend warm, en onze kleren en haren zijn binnen een kwartier droog.

Wat een mooi uitzicht. Je ziet een kloof waarvan de wanden elkaar bijna raken, met ertussen allemaal hoge dadelpalmen. Langs het beekje van de bron groeit zowaar groen gras, en er zijn poeltjes met grote kikkers en natuurlijk weer veel bloedzuigers.


De oase van Terjit

Het loopt alweer tegen het eind van de dag. We rijden rustig de mooie piste weer terug. Vlak voor we het asfalt opdraaien, komt het politieagentje er weer aan. Hij wil onze fiche hebben en vraagt weer waar we naartoe gaan. Ja hallo, we hebben je een paar uur terug onze fiche al gegeven, en volgens ons waren we vandaag hier echt de enige witte vrachtwagen, of niet? Hij kijkt beteuterd, en we zwaaien hem vriendelijk ajuus.

Langs de weg naar Nouakchott zoeken we en geschikte overnachtingsplek. We komen langs een aantal heuveltjes, en besluiten daar achter te gaan staan. Dat is nog een heel eind het landschap inhobbelen. We passeren een paar hutjes. Daar willen we niet te dicht bij in de buurt staan, dus nog verder hobbelen. Als we helemaal uit het zicht van hutjes en straat zijn verdwenen, genieten we lekker rustig van de mooie sterrenhemel. Voor even dan. Tegen elf uur horen we stemmen. Ze lijken dichterbij te komen. Dan zien we het licht van zaklampen. Nee hè, weer niet alleen, wat is de wereld toch overbevolkt. Er komen een paar vrouwen met kinderen aangelopen. Eén draagt zelfs een kleine baby met zich mee. Ze stallen souvenirs uit. Als we aangeven geen interesse te hebben, vragen ze naar medicijnen. We geven aan geen dokter te zijn en geven zeker niet aan zomaar iedereen medicijnen weg. Ze zijn een beetje gepikeerd. Eén van de vrouwen zegt dat helemaal speciaal “5 kilo” (ze bedoelt 5 km) heeft gelopen voor ons. Wij zeggen dat we speciaal een eind van een dorp gaan staan voor de rust. Als we souvenirs willen kopen stoppen we wel even in het dorp.

Ze begrijpen het niet. Ze laten de buik van de baby zien. Die navel ziet er niet goed uit, hij is zo groot als een ei. De moeder vraagt ons of dat wel goed is. We halen onze schouders op. We weten het ook niet. Na een tijdje pakken ze het boeltje weer op. We geven ze een fles koud water mee voor de terugweg, waar ze allemaal even aan moeten voelen. Ze bedanken ons hartelijk. Wel sneu, dat ze tien kilometer voor niets lopen. Maar wat kunnen wij er aan doen? We kunnen ze niet uit hun armoede helpen, en al helemaal niet half Mauritanië, of zelfs half Afrika.

WOENSDAG 2 NOVEMBER 2011, Nouakchott
De dag erop vertrekken we redelijk bijtijds richting Nouakchott, de hoofdstad. In het begin is de omgeving nog wel afwisselend maar daarna vrij saai vlak landschap. Zand met wat lichte begroeiing.

We passeren weer 8 politieposten die allemaal een fiche willen hebben. We hadden er zo'n 45 gekopieerd, maar raken er nu wel snel doorheen. De asfaltweg is goed en we schieten met zo'n 80km/h gemiddeld lekker op. Dat is wel anders dan in Nederland. Je mag daar blij zijn als je op de snelweg 50km/h gemiddeld haalt. Wel veel dode beesten langs de kant van de weg. Schapen, geiten, ezels, kamelen, maar nooit geen wild. Nog geen vosje of iets dergelijks. In Nouakchott rijden we naar auberge Menata. Het is eigenlijk iets te klein voor een vrachtwagen, maar met wat gemanoeuvreer vinden we er toch een plekje. We ontmoeten een half Duitse, half Egyptische student uit Münster, Kahled, en Zuid-Koreaan, Lee, en een Japanner, Sushi (?). Allen willen ze even in de vrachtwagen kijken, want dat hebben ze nog nooit gezien.

De Duitser heeft op de vismarkt vis gehaald en nodigt ons allen uit om mee te eten. Wij halen er twee flessen cola bij en gezamenlijk wordt het maaltje op de barbecue gegooid. Het is een gezellige bende, en we zijn de grootste vrienden van de drie katten en de hond die er rondscharrelen. Boven ons hangen de bomen vol met vliegende honden. Grote fruit etende vleermuisachtigen van een cm of dertig à veertig spanwijdte. Ze vliegen af en aan, en krijsen het uit. Telkens tokkelen er vruchten en bloemen uit de bomen op het dak. Lee, de Zuid-Koreaan is vandaag 36 geworden, dus we gaan nog even met zijn allen de stad in. Een Frans meisje dat bij de auberge rondhangt gaat ook mee. We pakken een terrasje waar de anderen aan de waterpijp met appelsmaak gaan, en wij een koffie nemen. De waterpijpen ruiken wel lekker. Het wordt half één 's nachts, en voor ons doen is dat tegenwoordig laat.

De volgende ochtend offert de Duitser een T-shirt van hem op, waar we allemaal onze naam met dikke stift op zetten, als kadootje voor de jarige Lee. Wij gaan daarna nog even met zijn tweeën de stad in. Als je dan denkt dat je wel heel wat gewend bent, en het niet erger kan worden... Wat een zooi. De straten zijn bedolven met zand en afval. Het verkeer is één grote chaos omdat niemand zich ook maar aan een verkeersregel houdt, en ze allemaal voorrang willen. Verkeerslichten worden genegeerd, als ze het al doen. Je krijgt een zere keel van de uitlaat gassen en het stof.

We lopen door de “Grand Marché”. Een marktwijk, vol met kraampjes en winkeltjes. Bij veel van de straten loop je niet over beton of zand, maar gewoon over afval, pakken dik. Gewoon langs de kanten van de straten autowrakken, om nog maar te zwijgen over de pislucht. Het is even leuk om het te aanschouwen, maar we krijgen er al gauw genoeg van. Wat smerig.

Tegen een uur of vier nemen we een taxi richting vismarkt. Deze is direct aan zee, waar de vissers binnenkomen met hun boten. Zo'n taxirit is ook al weer een ervaring op zich. Het is natuurlijk een brik van een auto, en je wilt niet weten wat er allemaal al op de achterbank gesopt is waar je op zit. Alle lagers gieren en de kar kraakt dat het een lieve lust is. Op het dashbord werkt geen meter meer. Met het verkeersinzicht van een blinde vink laveert de achteloze chauffeur ons door het verkeer. Hij is constant drukker met zijn mobieltje, dan met autorijden. Het enig wat nog goed blijkt te werken aan de auto is zijn claxon, terwijl die er de meeste werkuren van alle onderdelen op heeft zitten.

We hebben vooraf een prijs afgesproken van totaal UM 1000,-  (Mauritaanse Ugiya. € 1,- =  UM 380,-). Als we bij de vismarkt zijn wil hij er UM 2000,- voor hebben. We gaan weer eens niet akkoord en houden hem het briefje van 1000 voor. Hij pakt het niet aan. Dus graag, of helemaal niet, wij stappen uit en lopen verder. Dan komt hij ons wel achterna en pakt alsnog het briefje van UM 1000,- aan. Als we het strand oplopen zien we honderden vissersbootjes op de kant liggen. Allemaal kleurige houten pirogues. Dat zijn een soort grote kano's van een meter of 6 tot 10, waar ze met drie à vier man in zitten. Ze worden voortgestuwd door een buitenboordmotor. Er is geen haven. De bootjes moeten door de vrij forse branding het land op zien te komen, wat een spectaculair gezicht is. Ze wachten een goed moment af, en surfen dan volgas over de golven mee, tot ze met een schok op het strand tot stilstand komen. De golven krijgen ze dan vervolgens vol in de nek. Waarschijnlijk zijn dit de schoonste Mauritaniërs.

Eenmaal gestrand moeten ze de schuit nog uit de branding tot aan de duinen zien te slepen. Dat gaat met hulp van wat mensen op het strand. De schuit wordt dan met veel heen en weer geslinger het land op gezwoegd, waarna de vis met ezelkarren naar de aangrenzende markt wordt gebracht.

De markt en de afslag is ook wel even interessant om te bekijken. Voor Mauritaanse begrippen is het er schoon, wat nog lang niet betekent dat het er schoon is. Ze vangen met die betrekkelijk kleine bootjes toch nog beste vissen. Er liggen zeebaarzen van zo'n 1,5 meter. Hoe krijgen ze die joekels op deze ruwe zee aan boord? We kopen van een visser na een beetje onderhandelen een tiental mooie dorades van redelijk formaat. Terug bij de auberge maken we ze schoon, en deze gaan de vriezer in, voor onderweg. Twee gooien we in de pan en eten we direct op, en ze smaken voortreffelijk.

VRIJDAG 4 NOVEMBER 2011, Tabaski
We vinden het wel weer best in Mauritanië, het wordt tijd om richting Senegal te gaan. Eerst maar even de tank flink volgooien, want in Sengal is de diesel weer een beetje duurder, en we weten niet of er voor de grens nog tankmogelijkheden zijn. Ook dat tanken doe je hier niet alleen. Je hebt zo een man of tien om je heen staan, die allemaal wat van je willen. Als we de tank aan de ene zijde vol hebben, moeten we de auto draaien. Dan komt er een terreinwagen aangereden en twee mannen springen er uit en geven ons een hand. Het is Nederlandse Willem en zijn Belgische collega. Ze zagen ons Nederlandse kenteken en maken even een praatje. Ze werken beide voor Maersk Mauritanië, op de logistieke afdeling. Zo, dat kan voor ons nog handig zijn. We vragen Willem of we een beroep op hem mogen doen als we op zoek zijn naar een verscheper voor de Daf. Dat vindt hij prima, en geeft ons zijn e-mailadres. Je weet nooit waar het handig voor is, Maersk is één van de grootste verschepers ter wereld. En wij weten nog niet zeker waar we na Afrika naar toe willen.

We kletsen nog wat. Willem zit hier al weer drie jaar, zijn Belgische collega is er net een dag, en wordt door Willem ingewerkt. De Belg heeft hiervoor voor Maersk in China gezeten, en staat er eigenlijk een beetje beduusd bij te kijken. Hij had wel iets meer ontwikkeling verwacht hier, denken we. Het verschil met China is groot. De mannen gaan weer aan het werk, en wij nemen afscheid en gooien nog wat diesel in de ander tank.

Als we de stad uitrijden zien we veel handelaren met grote kuddes schapen. We spreken niet meer over honderden, maar duizenden. Het is aankomende week Tabaski. Het grootste jaarlijkse feest  van de moslim, dat drie dagen duurt. Daarbij slacht iedere familie die het kan veroorloven een schaap, en wie goed bedeeld is schenkt een schaap aan een familie die het niet kan betalen. En er zitten ruim een miljoen mensen in en rond Nouakchott, dus er zijn heel wat schapen nodig. De meeste auto's en busjes die we zien rijden hebben een schaap op het dak, of zo ergens tussen de bagage geknoopt. Meestal in een grote zak waarbij alleen de kop er nog uitsteekt. Soms hangen ze gewoon ergens bungelend aan de zijkant van de auto geknoopt, als een stootkussen aan een schip. Ook zien we zo'n zak met een dood schaap er nog in langs de kant van de weg liggen. Touwtje geknapt...


We hebben gehoord dat in de Koran staat dat je dieren met respect moet behandelen.
Moet je natuurlijk wel weten wat dat betekend.

We rijden die dag zo'n 165 kilometer, en het is tot vijf kilometer terug redelijk bebouwd langs de weg. In ieder geval vol genoeg dat we er geen goed overnachtingsplekje tussen konden vinden. Voor ons was het een dorp met een lengte van 160 kilometer. We willen de grens over bij de Diama dam, en niet bij Rosso. De grensovergang bij Rosso staat bekend om het gedoe met ambtenaren en hun zogenaamde hulpjes. De grensovergang bij Diama zou makkelijker zijn. Dat is wel eerst zo'n 100km piste rijden langs de Senegalrivier, en dus ook een stuk over die dam. Vlak na de splitsing naar Diama vinden we een mooi beschut plekje uit het zicht van de piste, waar we goed kunnen overnachten.

's Morgens doen we nog eerst een kleine reparatie. Door de wasbordwegen komt de deur van de wc langzaam uit zijn scharnierlijst zetten. Met drie vrijwel onzichtbare schroeven zetten we hem weer stevig vast. We lopen nog even rond de auto en zien een prachtig klein baobabje, dat in bloei staat. Of het een echte baobab is weten we niet, maar hij ziet er wel zo uit. Verder maar weer richting grens, want daar willen we niet te laat aankomen, en we weten nog niet wat ons op deze weg nog te wachten staat.

De weg is totaal gravel, met veel wasborden en kuilen. Dan komen we bij de dam, waar we nog onderlangs rijden, met aan de linkerzijde de dam, een meter of vier hoger. Het gaat door een prachtig natuurgebied. Alleen daarom zouden we al deze route nemen, en niet de asfaltweg naar Rosso. We zien allerlei voor ons onbekende vogels. En grote visarenden, zwart-witte ijsvogels en een soort kievit. Ook zien we nog een warthog (wrattenzwijn) langs de weg staan. Je weet wel, Pumba, het vriendje van Timon. Het eerste wat grotere wild.


Ons eerste wrattenzwijn

Een eindje verder houdt de weg naast de dam op, en moet het verkeer de dam op. Dit gebeurt op verschillende plekken, want het is best steil, en iedereen zoekt het beste plekje. Onderaan de dam heeft een grote bestelbus zich hopeloos vast gereden in de modder. Een stuk of 8 Senegalezen staat er aan te duwen en te graven, maar hij is zwaar overbeladen en zit er diep in. We stoppen en trekken hem met de lier er uit. De auto zelf loopt niet, want zoals zo vaak hier, is de startmotor kapot, en pas eenmaal op het hardere zand kunnen ze hem aanduwen. Ze zijn erg blij met de hulp en bedanken ons hartelijk. Dan rijden ook wij de dam op. Wij gaan er in lage gearing in 1e  versnelling langzaam recht tegenop, want voor ons is hij te steil om er schuin tegenop te rijden. Dan zouden we weer omkiepen. Gelukkig hebben we voor en achter een goede schuine kant aan de auto, zodat we niet vastlopen tegen de grond.

Bovenaan staan we dan dwars op de dijk, die niet al te breed is. Met een paar keer steken staan we in de goede richting. Dan staan er nog een aantal busjes en auto's voor ons weet ik veel wat te doen, maar we moeten er langs. De dijk is ook gewoon een onverharde bult zand, en we rijden vlak langs het randje om langs de auto's te komen, maar het lukt. De dam is een hobbelige bult, kilometers lang. Maar wel erg mooi. Links een grote rietkraag zover je kunt kijken. Daar achter moet ergens de Senegal rivier liggen. Rechts waterplassen met allerlei vogels, en soms langs de kant varanen van wel een meter groot.

Aan het eind van de dam is een politiepostje. Die wil weer graag een fiche. Dan komt er ook een vent aangelopen in een mooi uniformpje, die geld vraagt voor het nationaal park waar we zojuist doorgereden zijn. Pardon? We zijn het park niet in geweest. Hadden we graag gewild, maar we hebben geen tijd. Vandaag is grensdag. Ja zegt ie, maar de dam waar je over reed hoort ook bij het nationaal park. Ja zeg, hadden we een ander keus dan? En waarom staat er vooraan geen bord dat we dat vooraf kunnen weten? We zien het al voor ons: de A1 in Nederland loopt ook over de Veluwe. En ben je er over gereden dan moet je ineens voor het nationaal park betalen.

De man houdt voet bij stuk. Jan stapt eens uit en loopt naar de Senegalees die we een stukje terug uit de drek hebben getrokken. Die hoeft niets te betalen, want hij is een lokale. Nog mooier. Maar hij loopt met Jan mee naar het uniformpje, en legt uit dat we niet gestopt zijn op de dam en geen foto's hebben gemaakt. Ook verteld hij nog hoe behulpzaam we zijn geweest. Het mag niet baten, we moeten volgens hem gewoon betalen. De Senegalees weet het ook niet meer en haalt zijn schouders op. Jan vraagt naar de chef. “Die is er vandaag niet”, zegt het uniformpje. “Is hij er volgende week wel als ik terug kom?” vraagt Jan. “Ja, dan wel.” Jan zegt dat hij dan wel met de chef praat en als het moet dan wel betaalt, maar nu niet. “Dat is goed” zegt de slimmerik. Ha, mooi. Gauw doorrijden, voordat hij zich kan bedenken dat we volgende week helemaal niet terugkomen. De Senegalees kijkt nog een keer lachend naar ons en rijdt ook door.

Dan komen we bij het eerst uitcheckpostje van de Mauritaanse douane. We gaan naar binnen en hij stempelt netjes beide Carnets af. Dan wil hij per voertuig UM 10.000,-. Wat? Voor die twee stempels? Krijgen we daar een bonnetje bij? Nee zegt ie, je hebt een stempel als bewijs. Als er geen reçuutje bijkomt, dan weten we dat het niet klopt. We weigeren dus te betalen. De man wil de carnets terug. Ja ben jij gek, die krijg je niet. De man zegt dat we maar rustig moeten gaan zitten voor zijn bureau, en dan kunnen we zien dat de rest ook wel betaalt. Dat doen we. En inderdaad komen er wat mensen. Iedereen steggelt wat over de prijs, maar ze betalen allemaal UM 2000,- per auto. Wij zeggen dat we dan ook wel UM 2000,- willen betalen, de motor zit immers in de auto. Nee, dat is alleen voor mensen uit Afrikaanse landen. Wij moeten 10.000 per voertuig betalen. Er komt nog een Fransoos langs, die 10,- euro betaalt. Er bemoeien zich ook wat mensen met ons, en zeggen dat we gewoon moeten betalen. Dan volgt er een stevige discussie, dat we dit niet vinden kloppen. Als we daarbij het woord racisme laten vallen, gaat de ambtenaar behoorlijk over de rooie. Hij zegt dat als hij naar Europa wil, hij er zelfs helemaal niet inkomt. Dus wij moeten vooral niet zeuren over racisme. We sputteren nog tegen dat dit niet waar is, en dat dit zeker niet op racisme gebaseerd is. En dat wij niet de regels maken, maar onze regering. En dit regeltje hier, verzint hij zelf. Inmiddels zijn we al een dik uur verder en we worden het zat. We zeggen dat we dan ook wel 10,- euro willen betalen, maar niet per voertuig, en we leggen tien euro voor zijn neus. Hij is nog steeds kwaad, geeft ons in het Frans een onverstaanbare preek, gooit de tien euro naar ons toe en zegt dat we op moeten donderen (dat hebben we dan wel weer verstaan!). Ha, nog beter, en we zijn snel weg. Als we net in de vrachtwagen zitten komt er nog een Senegalees bij het raam, en hij zegt dat we stom zijn en gewoon moeten betalen. Hij zegt dat als je er geen bonnetje bij krijgt, je nergens bij zulke postjes verplicht bent te betalen, maar dat dit Afrika is, en de ambtenaren zelf kosten verzinnen om hun salaris aan te vullen. Anders maken ze het je moeilijk en duurt de doorgang erg lang. Wij zeggen dat we aan zulke praktijken niet meedoen, en dat we meer tijd dan geld hebben, dus wel wachten tot ze ons erdoor laten. En dat zouden de Afrikanen zelf ook moeten doen om van die corruptie af te komen. Ach, zegt de man. Dat is Afrika en dat veranderd toch niet. Nee, niet als je er allemaal dom aan meedoet...

Op naar het volgende postje. Dat is de Mauritaanse politie. Ze zijn net even eten, dus daar wachten we op. Na een kwartiertje zijn ze er. Ze stempelen onze passen, en willen er 10,- euro per pas voor. We vragen er een bonnetje bij. Nee, dat hebben we niet, maar je hebt toch het stempel? Waar hebben we dat eerder gehoord? Ineens schiet ons te binnen dat we nog een prachtig formulier hebben. Dat formulier is zogenaamd bedoeld als verplichting van onze regering om een ambtenaar in het buitenland te laten invullen en ondertekenen als we iets moeten betalen waar geen bonnetje bij komt. Ter bescherming van de reiziger. De tekst erop is in het Engels en het Frans, en vraagt naar naam, functie en foto van de ambtenaar, en of we beleefd zijn behandeld en meer van dat soort dingen. We hebben het van de Zuid-Afrikaan die we in Algeciras, Spanje, ontmoet hebben. Zelf hebben we de tekst overgezet in de computer, het logo van het Ministerie van Buitenlandse zaken van Nederland gedownload en er boven gezet. Het ziet er officieel uit.

We laten het aan de politieagent zien, en zeggen dat we alleen kunnen en mogen betalen als hij dit even invult. Hij bekijkt het, en je ziet hem schrikken. Hij geeft ons het formulier terug en zegt dat we zonder betalen verder mogen. Zo, dat werkt een stuk sneller! Bij de volgende hokjes aan denken dus. We hebben alle kettingen en slagbomen gehad en verlaten Mauritanië.

Senegal deel 1