MAANDAG 27 FEBRUARI 2012, grensovergang Mali – Burkina Faso
Zo'n 100 meter verderop is de eerste grenspost van Burkina Faso. En dat is misschien we de relaxte grenspost tot nu toe. Twee beambten zitten buiten in de schaduw van een boom een potje te dammen. Onder hun kleine houten tafeltje liggen een paar kippen te slapen, die opfladderen als één van de mannen onze visa controleert en de paspoorten stempelt. En natuurlijk zoals altijd onze gegevens in een groot boek noteert. In Mali was dit grote boek overigens vervangen door schoolschriftjes met Spiderman er op. Is ook stoer, zo'n soldaat in uniform met kalashnikov die je gegevens in een Spidermanschriftje noteert.

De douane zit weer twintig kilometer verderop, bij het dorpje Thiou. Hier zijn ze wat minder vriendelijk. Ze zitten op een draagbare dvd-speler een film te kijken, en we storen ze daarbij natuurlijk. Ze zijn te beroerd om duidelijk iets te zeggen. Onze Carnets willen ze niet stempelen, omdat Burkina het verdrag niet heeft ondertekend, en dus ook niet op de achterzijde vermeld staat.

We moeten een passavant kopen voor 5.000 CFA, die gelukkig wel een maand geldig is. Omdat ze het Carnet voor de motor al gezien hebben moeten we daar ook een passavant voor kopen à 5.000 CFA. We proberen ons hier uit te lullen. Ze willen de motor zien, en als ze die gezien hebben zijn ze zeker dat een passavant daar voor nodig is. Ze zeggen dat we mogen gaan zonder, maar dat we bij een controle dan wel grote problemen kunnen krijgen. Nu hebben we op de hele reis nog geen controle gehad betreffende de motor, maar ze hebben natuurlijk wel allemaal een mobiele telefoon om even de volgende post te bellen, en we weten niet hoe lullig ze misschien gaan doen. Jammer dan, 10.000,- CFA betalen en dan ook rap verder. Reizen in Afrika is duur, alleen de visa en transportpapieren in dit land kostten ons dus al 160,- euro.

Na dagenlang piste en zandtracks te hebben gereden komen we nu ineens op strak asfalt, wat best even een verademing is. Prompt moeten we dan ook weer tol betalen. Ze reken 1.500,- CFA, voor een stuk van 55 kilometer. Dat is teveel, volgens het lijstje dat er hangt moeten we 500,- CFA betalen. Hun eigen lijstjes zijn altijd behoorlijk vaag, een kind van twaalf kan de klasses duidelijker en logischer indelen. De man wil ons er niet doorlaten voor 500,- CFA, en we betalen dus maar. Soms wordt je heel pissed off over misschien slechts 1,5 euro, en maak je er een principekwestie van, maar het ligt vaak aan je humeur en vooral ook aan het gedrag van de beambte.

We zijn via deze weg in no time in Yako. Vanaf daar nemen we de piste naar Koudougou. De hoofdstad Ouagadougou (spreek uit: wakkadoekoe) slaan we over. Er schijnt niets bijzonders te zijn, en visa hebben we voorlopig ook niet nodig. Om voor zomaar een grote stad een eind om te rijden hebben we nog geen zin. We hebben al genoeg grote steden gezien en zullen er nog heel wat krijgen. We zijn toch meer mensen van afgelegen plekken en het liefst ongerepte natuur, wat helaas in West-Afrika moeilijk te vinden is. Wij rekenen dan gecultiveerd landschap niet onder natuur, hoewel het soms best mooi kan zijn.

We kunnen ook via asfalt naar Koudougou, maar dan heb je te maken met veel chaotisch verkeer en kom je door vieze lelijke dorpjes. We rijden liever piste. De omgeving is vaak mooier, en de dorpjes nog authentiek. Je weet met een piste nooit helemaal zeker wat je kunt verwachten. Soms zijn ze zo goed dat je er gewoon 80 kunt rijden, maar soms is het één en al kuilen, of wordt hij zo smal dat we er met onze wagen maar net over kunnen. En dat maakt het reizen hier ook net een stuk avontuurlijker. Als het zo simpel zou zijn als van bv. Amsterdam naar Enschede rijden, dan was de lol er al gauw af.


Op veel plaatsen in Burkina zie je mooie lanen met oude bomenbestanden
Deze piste is niets dan wasbord. Je kent het wel, alleen maar dwarsribbels achter elkaar. Als de afstand tussen die dwarsribbels niet te groot is, hebben we er niet zoveel last van met de Daf. We laten wat lucht uit de banden en dan strijkt hij het aardig glad. Maar nu zijn het grote grove ribbels, die de auto laten denderen zodat je denkt dat alles uit elkaar valt. Dat is niet zo, hoewel we zelfs al meerdere keren standaard zelfborgende nylockmoeren hebben gehad die los getrild waren. O.a. waar de voorspatborden mee vastzitten en de spiegelsteunen. Kleinigheidjes, en we hebben er genoeg op reserve bij ons.

De wasbordribbels worden hier en daar afgewisseld door diepe kuilen. Zie je die te laat, dan maak je een flinke stuiter, wat wel eens gebeurt als we mooi een beetje rond zitten te kijken tijdens het rijden. De piste blijft zo tot aan Todin. Vanaf daar wordt hij beter. Mooi glad, maar op een soort dijkje en af en toe behoorlijk smal, met hier en daar een door water uitgesleten geul. De omgeving zelf kan ons nog niet zo bekoren. Dor en veel laag struikgewas. Beetje saai. Wel zijn de pistes hier grotendeels omzoomd met een rij redelijk forse bomen, vooral een stuk voor en na een dorpje, als een majestueuze oprijlaan naar één of ander kasteel. Gelukkig allemaal ruim breed en hoog genoeg, zodat we er makkelijk langs kunnen.

Een stukje voorbij Kordié slaan we kamp op. Als we onze buitenstoelen en tafel pakken ziet Jan dat de motor ook niet meer goed vast zit. Hij is met zijn stuur uit de klem geschoten. Onder het toezicht van een stuk of tien kinderen past hij de constructie wat aan zodat dit niet weer kan gebeuren.

We zitten die avond nog best laat buiten. Het was warm vandaag. Onze vijf graden te positieve thermometer gaf een buitentemperatuur van 47 graden aan, dus een dikke 40 graden is het wel geweest. Veel afkoelen doet het ook niet, binnen is het gewoon te warm. Als we gaan slapen timeren we de airco op 2 uur, wat goed helpt om in slaap te komen. Het scheelt enorm.

We vervolgen de dag erop het gravelpad tot Koudougou, waar een interessante moskee en een mooie markt moeten zijn. In Koudougou rijden we net op het asfalt de stad binnen, met een gangetje van veertig. Zoals altijd lopen er links en rechts veel mensen op straat, en steken er nog wat mensen over. Een man waarvan wij dachten dat hij over zou steken komt midden op straat recht op ons afgelopen. Jan laat het gas los, wacht tot de man opzij stapt, maar dat doet hij niet. Met volle kracht remmen we, maar een doffe klap tegen de voorkant leert ons dat de remweg te lang was. En met onze zes millimeter dikke stalen bumper en uitstekende lier voorop heeft de Daf nu niet bepaald een comfortzone voor aangereden voetgangers. Vanuit de cabine zien we de man niet liggen. Geschrokken springen we er uit, de man zit inmiddels rechtop, vlak voor onze auto. Jan helpt hem op de been, er komt bloed uit de man zijn mond. Het lijkt verder redelijk goed met hem te gaan. De man mompelt vaag: “Where are you going?” Dat is een vreemde vraag na zo'n gebeurtenis, zeker zo in het Engels, in een Franstalig land. Jan antwoord: “What are you doing?” Jan zegt tegen Mariska dat ze gauw in de cabine moet gaan zitten omdat we er direct weer vandoor gaan.

We vertrouwen het zaakje niet helemaal. Het punt is dat je bij een aanrijding hier als blanke gewoon vrijwel altijd als schuldige wordt aangewezen. Je weet niet hoe wanhopig de man was en misschien is het een truc om geld van ons los te krijgen. We hebben een soortgelijk iets van andere reizigers gehoord en dat heeft ze veel ergernis en vooral veel geld gekost. Ook kan het maar zo zijn dat er een halve volksopstand losbreekt als omstanders er achterkomen dat er een ongeluk plaats had waarbij een blanke betrokken was. Iedereen bemoeit zich hier altijd met iedereen, en ze hebben soms rare onlogische opvattingen. Het kan ook zijn dat de man flink onder invloed van iets was, want hij komt vaag over. Maar we weten niet hoe hij was voor de klap. Wellicht is hij gewoon mentaal gestoord. In ieder geval keek hij ons recht aan toen hij over straat liep. En wij waren zeker niet fout. We reden voorzichtig op een brede doorgaande weg. Twee mannen op de stoep nemen het van Jan over en ondersteunen de man. Meer mensen om ons heen blijven inmiddels kijken, dus Jan springt rap in de auto en we rijden verder, nog verdwaasd over wat ons nu is overkomen. Niemand van de omstanders heeft wat gezegd. We overleggen wat we zullen doen. We willen hier inkopen doen omdat het een tijdje duurt voor we weer bij een redelijke stad komen, en we raken door de voorraad heen. Shit, maar wat als ze ergens alsnog onze auto zien staan? We vallen best op. Of als ze het hebben doorgegeven aan de politie? Misschien worden we dan wel opgepakt vanwege doorrijden na een ongeval.

Het klinkt misschien hard om zomaar weer verder te rijden en de man aan zijn lot over te laten, maar om één of andere reden hebben we er nog steeds minder moeite mee dat zo'n man die dom doet met een “bloedbek” (zoals de Zuid Afrikanen het zo mooi noemen) achter blijft, dan de aanblik van afgeranselde ezels elke dag opnieuw, die hard moeten werken en geen kant op kunnen.

Koudougou is een grote stad, de op twee na grootste van Burkina. We besluiten een eind aan de ander kant van het centrum te parkeren en gewoon vanaf daar onze inkopen te doen en wat van de stad te bekijken. De moskee is een leuke lage moddermoskee met uitstekende stokken, maar dan aangesmeerd met cement zodat het minder onderhoud vergt. We vonden hem een beetje tegenvallen, maar dan zijn we misschien na bv. Djenné ook al wat te verwend. De markt was wel heel mooi. Grotendeels overdekt onder hoge mooi gemetselde koepels. Dat gaf ook gelijk wat verkoeling. Het was een kleurige gezellige markt met vriendelijke mensen. We hebben nu heel wat markten in West-Afrika gezien, maar deze was zeker de moeite waard.

We kopen een simkaart en lunchen en internetten nog wat in de auto. Heerlijk even afkoelen en opdrogen met de airco aan. Overdag met de zon er op kunnen de zonnepanelen het verbruik prima bijhouden.

Markthal in Koudougou

We hebben gelukkig verder niets vernomen van politie of anderen inzake het ongeval. Via een asfaltweg rijden we verder richting Sabou, om vanaf daar richting Bobo Dioulasso te rijden. De asfaltweg is niet breed en aan de zijkant aardig afgebrokkeld met diepe inhammen. Er komt ons een vrachtwagen met aanhanger tegemoet die behoorlijk slingert, waarschijnlijk omdat hij, net als wij,  net zo'n inham ontweken heeft, of omdat hij gewoon wat zit te sms-en. In ieder geval komt hij al slingerend dicht langs ons heen met een vaartje van 80. Wij rijden ook zo'n 80 en willen met die snelheid niet in de diepe gaten langs de kant van de weg stuiteren. Met een enorme klap raken beide spiegels elkaar. Jan heeft het raam helemaal open en de duizenden splinters van de spiegel vliegen naar binnen en met vaart tegen de buitenkant van de deur aan, waardoor er zelfs putjes in de lak ontstaan. Beiden zitten we onder de kleine splintertjes, die er gelukkig zonder schrammen af te kloppen zijn. Maar goed dat het raam helemaal open was, anders was die er misschien ook nog uitgesprongen door het naar binnen klappende spiegelframe. Verder hebben we geen schade.

We rijden verder met alleen een rechter spiegel. Nu weten we ongeveer hoe Afrikanen rijden. Die hebben meestal helemaal geen spiegels, of ze hebben ze wel maar dan op de sterren of zo gericht. Met een vrachtauto rijden zonder spiegels is gewoon niet te doen, onverantwoord, zelfs met één rechterspiegel. Herhaaldelijk moet je over de linker weghelft heen omdat er aan jouw kant een gat of een obstakel is, bv. een brommertje. Je moet dan helemaal uit het raam hangen en achterom kijken of er niet toevallig tegelijkertijd een auto inhaalt. Afrikanen doen dit niet, die sturen gewoon naar links zonder om te kijken, ook als ze linksaf willen slaan, zonder een blik en zonder een knipperlicht te gebruiken.

Wij slaan ook ergens linksaf een piste in die we een tijdje volgen. Vlak voor Boromo vinden we een mooi plekje voor de nacht. Hier zijn geen akkers meer te zien, alleen natuur. Ook gelijk veel meer verschillende vogels. Hoort dit al bij Parc National Deux Balés? Vlak bij ons overnachtingsplekje is nog een geul waar wat water instaat. We hopen dat we daar dan nog wat wild gaan zien tegen het schemer. Er zijn zelfs olifanten in het park, dus wie weet...

Jan monteert een nieuwe spiegel, waar we er een paar van op reserve bij ons hebben. Hij controleert of er verder nog schade is, maar behalve een ingedeukte grille van de aanrijding met de man verder niets. Er is in het stof op de auto precies een afdruk te zien waar we hem geraakt hebben.


Jonge schapen en geiten liggen opgestapeld en de kippen hangen aan
de zijkant met de kop naar beneden...
Wild komt er die avond niet, alleen een kudde koeien komen drinken. Door dit water hebben we ook last van muggen, dus we zitten bijtijds binnen. Het is een mooi plekje dus we besluiten er nog een dagje te blijven staan. De afgelopen dagen is het telkens behoorlijk warm en ook vandaag broeit het. Je doet eigenlijk niets maar het zweet parelt van je af, overal, ook daar waar je dacht niets eens zweetklieren te hebben. We vluchten op een gegeven moment maar naar binnen waar de airco draait. Nu is het vandaag best heiig, waarschijnlijk van het vele vocht in de lucht. Met dit diffuse licht  trekken de zonnepanelen het niet, ondanks dat Jan ze net schoon gemaakt heeft. We willen de generator starten, maar de startmotor loopt niet rond. Voor het laatst hebben we hem in Duitsland gebruikt, en het blijkt dat de accu droog staat. Accuwater verdampt hier als sneeuw voor de zon. Jan gooit er wat gedestilleerd water op, en start de generator met het handkoord. Alle accu's worden weer vlug opgeladen en in een lekkere koele ruimte genieten we van een boekje, muziekje en een drankje, met een zachte brom op de achtergrond. Heerlijk als je je zo even aan het stoffige, hete en hectische Afrika kunt onttrekken in je eigen woonkamer.

We rijden de dag erop naar Parc National Deux Balés, waar we eigenlijk praktisch langs komen. Entree is 5.000,- CFA p.p. en de verplichte gids is ook 5.000,- CFA. Totaal zo'n 23,- euro, wat eigenlijk niet zo heel duur is. Maar we hebben geen zin in een gids op onze lip. We willen niet een kort toertje door het park maken, maar er ook kamperen. Behalve dat je de gids dan moet doorbetalen, moet je hem ook onderdak en eten bieden, en heb je hem er romantisch bij zitten. We proberen die gids eraf te lullen, maar dat lukt niet. Helaas, dan gaan we onze olifanten wel ergens anders bekijken.

We rijden weer verder richting Bobo. Onderweg zien we weer vele trieste manieren van het transporteren van levend vee. Kippen die met de poten aan elkaar gebonden om een fietsstuur hangen, jonge geitjes die met een stuk of vijf tegelijk gestapeld in een kratje achterop de fiets meegenomen worden. Zelfs behoorlijk grote varkens die op een te korte plank dwars achterop een brommer geknoopt worden met een sjorband om hun lijf. Kop en poten klapperen alle kanten op als zo'n brommertje door de gaten in de weg rijdt.

Verder lopen deze dieren wel altijd mooi vrij rond de deur te scharrelen. Weliswaar tussen het afval en moeten ze ook in droge gebieden hun eigen kostje bij elkaar scharrelen, wat niet altijd lukt.

In Bobo Dioulasso bekijken we de grote moskee. Een aparte bouwstijl met veel uitstekende stokken. Wel leuk, maar niet geweldig. Tegenover de moskee zit een jongetje van een jaar of tien te poepen, met het bekende emmertje met water ernaast. Mensen lopen er langs, het maakt hier allemaal weer niets uit. Het stinkt er ook weer behoorlijk naar pis. We worden hier niet meer nageroepen met “toubab” met gewoon in het frans, met “Le blanc”. Dat klinkt nog wat directer en begint zelfs ergerlijk te worden. Moet je in Nederland eens doen, iedere zwarte naroepen: “He zwarte!”. Je houdt geen tanden in je mond.

Meestal negeren we die roepers, en hier antwoorden we ze ook wel terug met “Le noir”, waar ze dan wat lacherig op reageren. Als we ze uitleggen dat het niet echt beleefd is om op zo'n manier mensen aan te spreken en dat we liever gewoon “monsieur” of “madame” horen, begrijpen ze dat niet. Zoiets kun je net zo goed tegen het bankje waar ze op liggen vertellen, ze kijken je alleen maar schaapachtig aan.

Terug bij de auto zien we een man van in de vijftig over straat lopen. Letterlijk piemelnaakt. Hij heeft werkelijk helemaal niets aan, geen sokken, geen onderbroek, geen pet. En niemand die er raar van opkijkt, of de man nastaart, het is gewoon volkomen normaal. Hij sjokt rustig over de stoep. En wij worden overal nagestaard, continu, terwijl we toch best beschaafd gekleed zijn. Hebben die mensen een tik of niet? Er komen toch al honderden jaren blanken in Afrika. Daar hoef je toch niet meer voor om te kijken, of vreemd beginnen te giechelen?

Wat ze beweren over Afrikaanse mannen betreffende hun voortplantingsorganen blijkt waar te zijn. Deze man sleept ook een beste brandslang met zich mee. Vanaf nu noemen we hem dus de brandweerman. We hadden al heel wat Afrikaanse tieten gezien in allerlei vormen, maar dit was toch weer wat nieuws. Ook had de man waarschijnlijk een heerlijk stofbad genomen. Of zal hij in een bakkerij werken?

Dé brandweerman

De Libanese supermarkt hier vinden we veel te duur, dus we kopen bijna niets. Vrijwel alle supermarkten in Afrika zijn in handen van Indiërs of Libanezen. De Afrikanen zelf zeggen het startkapitaal niet voor elkaar te kunnen krijgen. Dit is grote flauwekul, als ze dat echt zouden willen, dan kunnen ze dat best. Net zoals ze wel een kerk of moskee kunnen bouwen, maar weer geen scholen. We lazen een stukje over Malawi, waar de Indiërs een aantal jaren geleden verdreven zijn uit hun winkels om dit aan de lokalen over te laten. De winkels zitten nu allemaal dicht en zijn vervallen. Ervoor op de stoep zitten vrouwen op kleedjes hun waar te verkopen, zoals overal in Afrika. Zelfs de autoriteiten daar zaten de Indiërs altijd maar een beetje uit te lachen dat ze altijd hun waren aan het tellen waren en uitgebreide kasboeken bijhielden. Dat dit de basis is van iedere winkel, daar begrijpen ze niets van.

We willen in Bobo blijven overnachten, en hebben eens zin om goed uit eten te gaan. In de Liegende Planeet, één van onze reisboeken, staat dat Les Deux Palmiers een geweldige tent is om te eten. Er stond letterlijk in dat je van het eten in de zevende hemel zou raken. Nou misschien door een bloedvergiftiging dan, want het viel ons zwaar tegen. De ambiance met een fraaie binnentuin is mooi, maar daar raakt onze maag niet van vol. Het eten was duur en zeer, zeer slecht. Zo slecht hebben we het nog niet gehad op onze reis. Überhaupt nog nooit, en we zijn best vaak uit eten geweest. Jan besteld een biefstuk, waarvan we twijfelen of die nog wel goed is. Hij ruikt vreemd en smaakt niet lekker. Hij wordt kaal op een bord geserveerd, er zit werkelijk niets bij, behalve één schijfje wortel. Patat bestellen we apart, kost twee keer zoveel als in Nederland en is bruin en verlept. Mariska heeft een lasagne, die zoveel deegbladen bevat dat er geen saus, laat staan gehakt tussen past. Het is kauwen op droog deeg dus. We bestellen een bissap, een lokaal drankje dat gemaakt wordt van de hibiscusbloem. Het is het enige dat wel smaakt. Maar normaal kost hier zo’n drankje in een restaurant zo'n 500 CFA, hier maar liefst 1.500 CFA, 2,30 euro! Dat is zeer fors voor een gemiddeld tentje in Afrika. We zitten niet in het Hilton! Het wordt gerund door Fransen, en dat bevestigd onze mening over eten in Frankrijk maar weer eens. We weten niet waarom die Fransen zo geroemd worden om hun keuken, maar wij vinden het daar meestal beneden peil. Doe ons maar een bistrootje in Nederland of een Gasthof in Duitsland. En in België kunnen ze er ook wel wat van.

Maar hier is het zo slecht, en we zijn nu toch wel weer een beetje pissed over de Lonely Planet waar telkens niets van klopt terwijl het de laatste editie is, dat we met behulp van de wifi van de tent zelf een mail naar Lonely Planet sturen om Les Deux Palmiers toch echt uit de volgende editie te schrappen. Achteraf hadden we de zooi niet moeten opeten en moeten weigeren zoveel voor de pruttel te betalen, maar je bent het gekibbel hier in Afrika over van alles en nog wat wel een keer zat. We overnachten in de Daf schuin tegenover Les Deux Palmiers.

De volgende ochtend Skypen we nog even met Mariska's ouders en gaan dan op pad richting Banfora/Sindou. De piste die we willen nemen gaat vlak voor de grens met Mali linksaf. Zoals wel vaker is er een blokkade en staan er oliedrums op de weg, met een bord erbij: halte douane. Omdat dit normaal niet op ons van toepassing is rijden we er altijd gewoon, vrolijk zwaaiend, omheen. Zo ook nu. Een beambte komt schreeuwend en boos op ons af. Stop! We stoppen maar. De man gaat aardig over de rooie. Ja ho es effe, er staan zoveel van die roadblocks hier in het land waar we zo omheen manoeuvreren, zonder dat iemand er iets van zegt. Voorzichtig vragen we hem of dit dan misschien de grens is.


Gat in de brug? Paar takken erin en omrijden. Staat het land ernaast
onder water? Nog verder omrijden!

Ja, natuurlijk zegt de man, en hij schreeuwt dat hij de auto wil inspecteren. Oei, dan hebben we onze afslag naar de piste ergens gemist, en rijden we weer bijna illegaal Mali in. We zeggen tegen de man dat het een vergissing is en dat we helemaal niet van plan zijn de grens over te steken. We vragen hem naar de juiste weg naar Sindou. De man is niet voor rede vatbaar en tiert door dat we moeten uitstappen en dat de auto gecontroleerd moet worden. Ja donder op man, we leggen je toch net uit dat we de grens niet over gaan, dus dan valt er ook niets te controleren. Hij staat er op, en Jan staat op het gas. We rijden er gewoon vandoor, de man boos zwaaiend achter latend. Het is moeilijk vrienden maken hier.

Het is even vragen voor we de juiste weg hebben gevonden. Het is een smal gravelpad tussen wat woningen door. Het pad blijft vrij smal, vanwege de diepe afwateringsgeulen aan weerszijden.Middels kleine bruggetjes passeren we een aantal snelstromende riviertjes. Het is hier ook al een stuk groener. De bruggetjes zijn van beton, maar niet van het beste soort. Her en der zitten er grote gaten in, die op de Afrikaanse manier zijn gemarkeerd door er grote takkenbossen in te steken. Het lukt ons om over deze bruggetjes langs de gaten te sturen, en bij een enkel bruggetje moeten we eromheen door de rivierbedding.

De omgeving wordt steeds mooier. Groener, dichter bebost. De dorpjes die we passeren bestaan weer uit vierkante en ronde kleihutten met palmbladeren als dak. Grote delen van het pad zijn weer omzoomd met dikke bomen. Dit geeft veel schaduw, wat wel als nadeel heeft dat je eventuele kuilen in de weg moeilijk kunt zien.Zo'n 25 kilometer voor Sindou vinden we een mooi plekje, waar we meteen maar twee dagen blijven staan.

 

ZONDAG 4 MAART 2012, Sindou Peaks
We rijden verder naar Sindou, waar we eerst broodnodig brood moeten kopen. Vlak naast de rotonde is veel plaats onder de mangobomen om te parkeren. Zoals altijd leggen we waardevolle spullen die nog in de rijcabine liggen achterin. Mariska trekt nog even haar bergschoenen aan, en net als we weg willen lopen komt er weer een zeurpiet aan. Je mag hier niet parkeren! En waarom mogen we hier dan niet parkeren? Er staat toch nog een auto? “Ja maar je staat dicht bij het politiebureau, en we weten niet wat er in deze auto zit. Misschien is de auto wel “dangereux”.

We kijken verbaasd om ons heen. Zo'n vijftig meter verder op zijn een vijftal politieagenten druk met hun dagelijkse bezigheid: rondhangen onder een mangoboom. We zuchten maar weer eens diep, en gaan er niet eens meer op in. Denken ze nu werkelijk dat we alle moeite nemen om met een dure auto uit Europa te komen rijden om daarmee in een nietszeggend dorpje een krakkemikkig politiebureautje van 10m² op te blazen? Ze kijken hier ook duidelijk teveel televisie. We stappen maar weer in de auto en zoeken een plekje verderop, om ons brood te kunnen kopen.

In de verte zien we de Sindou peaks al liggen. Een rotsformatie met vreemde grillige pieken. We rijden die richting op en als we er vlakbij zijn parkeren we de Daf ergens in de bush. Meteen komt er ook een man op een brommertje aangereden, en hij stopt naast ons. Hij tovert een lijstje met tarieven uit zijn zak. Tarieven voor het bezoeken van de rotsen, à 1.000,- CFA per persoon, en dan absurde prijzen voor filmcamera (1.000,- CFA) en videocamera (5.000,- CFA). Allemachtig wat een  prijzen om even een halfuurtje tussen wat rotsen door te lopen. En verwacht niet dat je dan een gemarkeerd wandelpad voor dat geld kunt volgen. Nee, dit is Afrika, je moet maar zien hoe je bij de rotsen komt, wij hebben het te druk met de studie van de binnenzijden van onze oogleden.

We zeggen de man dat we zullen betalen, maar niet zonder preek. Jan vraagt de man wie de wereld geschapen heeft. Gelovig als men hier is antwoord de man met Le Dieu, God dus. Dus wie heeft deze rotsen gemaakt? Ook God antwoord de man. En wie heeft de mens, jij en ik, geschapen? Ook God, volgens de man. Wie ben jij dan dat je Gods creaties kunt verkopen aan iemand anders? Naar wie gaat dat geld? Naar God? Nee, de man zegt niet in directe opdracht van God te werken, maar voor een baas. Nou, vertel dit verhaal dan maar aan je baas. Zeker weer een ingefluisterd project van een of ander peacecorps. Hoge bedragen vragen aan buitenlanders zonder er iets voor te hoeven doen. En Burkinezen mogen er vrij rondlopen.

De man durft al helemaal geen geld meer te vragen voor de videocamera en filmcamera die we duidelijk zichtbaar bij ons hebben. We geven hem het geld en banen ons een weg tussen door brand zwartgeblakerd struikgewas. Mooi onder de zwarte roetstrepen komen we bij de vreemde rotspieken aan. De man verdwijnt weer naar zijn vaste rustplek, waar zijn collega's nog druk bezig zijn met de intense studie. Een stel etterblagen belaagd ons. Gelukkig zijn ze te lui om het rondje tussen de rotsen door mee te lopen. Op een afstandje blijven ze staan schreeuwen. We klauteren een tijdje tussen de mooie aparte rotsen door. In een grot horen en deels zien we een kolonie vleerhonden. Bij de ingang van de grot vinden we twee tot wel zes meter lange bamboestokken die diep in een gat onderin de rotswand zijn gestoken. We trekken ze eruit en zien aan het einde een knot van gevlochten gedroogd glas zitten. Ze steken dit uiteinde in brand en schuiven dan dit brandende, rokende uiteinde weer diep in het gat om zo de vleerhonden uit te roken. Geen beest is veilig in Afrika.


Sindou Peaks

We vinden nog wat uileballen, maar zien verder geen wilde dieren. Via de rotsen komen we op een cashewnoten plantage uit, en via de plantage lopen we weer terug naar de auto. We zien dat de klereblagen alle stofkappen van de sloten hebben getrokken. Gelukkig hebben ze ze niet kapot getrokken. We gaan even binnen zitten om wat te eten, terwijl de kinderen buiten staan te schreeuwen en overal op de buitenkant staan te bonken. We hebben het idee dat ze daar ook stokken bij gebruikten, dus Jan doet het raam open en schreeuwt dat ze nu op moeten donderen. Daarvan schrikken ze, en het blijft daarna rustig. Als we later weer buiten komen, blijken ze met het vettige rode zand dat rond de opening van de dieseltank hangt en het zwarte roet uit de uitlaat de hele auto vol gekliederd te hebben. Jan grijpt een ventje in zijn nek, waarbij er bij de hele groep paniek uitbreekt. Ze rennen in alle richtingen weg. Jan laat het ventje los, dat er ook gauw vandoor gaat. Te laat realiseert hij zich dat hij met het shirtje van het ventje de auto wel weer een beetje schoon had kunnen poetsen.

Je kunt goed merken dat hier meer toeristen komen, die waarschijnlijk goedbedoeld snoepjes aan de kinderen uit staan te delen. En doe je daar niet aan mee, dan wordt je compleet geterroriseerd.

We vertrekken en vlak voor Tengrela lake zien we een waterpomp. En we hebben dringend water nodig. Dit keer is het geen handpomp, maar een voetpomp. Tsjonge, dat valt niet mee. Wat een fitnessapparaat. Die witte die dit bedacht heeft moet een behoorlijke sadist zijn. Mensen in de palle zon met een kleine veertig graden hitte zo te laten stampen om aan een beetje water te komen. De handpompen zijn veel effectiever. Met minder inspanning hebben ze een hogere opbrengst. Ook is de constructie van de voetpomp niet hufterproof genoeg. Het volle gewicht van degene die pompt rust direct op de plunjer. Doordat deze kracht nooit perfect loodrecht is, maar altijd onder een hoek, slijt de geleider en de bovenste keerring veel te gemakkelijk, waardoor er bij elke slag veel water verloren gaat.

We wisselen elkaar af met pompen, want je ligt zo op apegapen. Dan komen er twee jongens van een jaar of zestien aan die aanbieden te pompen. Om genoeg gewicht in de schaal te leggen staan ze met zijn tweeën tegelijk op de plunjer te stampen. Zo gaat het een stuk sneller. Ondertussen zijn er meer kinderen komen kijken. Een ventje van een jaar of twee heeft alleen een shirtje aan. Er onderuit hangt een schurftig, korsterig slurfje. Ziet er niet best uit, en we vragen ons af wanneer deze er af zal vallen. Als hij dichterbij komt blijkt er een stukje stof om zijn derde beentje te zijn geknoopt. Zelf vind hij het blijkbaar heel interessant, want hij zit onophoudelijk de spelen met zijn ingepakte Willy. Alleen het druppelende uiteinde is nog vrij. Een ander ventje heeft een wat langer shirt aan. Hij is een jaar of drie. Als hij met zijn handjes in de lucht staat te zwaaien, zien we dat ook zijn zaakje in een mooi bont fleurig stofje gewikkeld zit. Waar zal dat nu voor zijn? Zijn ze soms pas besneden? Of is het gewoon een alternatief voor een onderbroek?

Als de tank vol zit, pakken we onder vele nieuwgierige oogjes de boel weer in. We bedanken de twee jongens voor het pompen en geven ze een pen en een muts. Ze zijn er erg blij mee (ondanks het hete weer dragen ze hier vreemd genoeg graag mutsen).

We rijden naar Lake Tengrela, waar nijlpaarden zouden moeten zitten. Uiteraard moeten we betalen voor we verder kunnen rijden naar het meer, maar dat is zoveel niet, slechts 2.000 CFA p.p. En daar zit dan een kanotochtje naar de nijlpaarden bij in. Heel netjes, zo kan het dus ook. Er zijn hier aardig wat toeristen, en de bootjes gaan af en aan. We hebben geluk en krijgen een bootje voor ons tweeën. We zagen namelijk net een paar toeristen aan komen waggelen die klaarblijkelijk familie gingen bezoeken. We vreesden voor de diepgang van ons bootje...

De roeier is best een aardige vent, maar kletst aan één stuk door. We willen gewoon een beetje om ons heen loeren, maar moeten luisteren naar legendes van een nijlpaard dat met een gewoon paard wil trouwen en daarvoor de staart van een ander paard steelt, of zo iets. En dat gaat in gebrekkig Engels en Frans, dus is moeilijk te volgen. In de verte zien we af en toe al wolkjes van het briezen van de hippo's als ze boven water komen met hun kop. Volgens de gids moet het een groep van ongeveer twintig zijn, maar als we dichterbij komen, op zo'n twintig meter afstand, tellen we er een stuk of vijf. Ook goed, de rest doet zeker langdurig bodemonderzoek. Eén keer komt er een met z'n hele rug boven water, en dan pas realiseer je je weer wat een kolosaal beest er aan die kop vast zit. Het is leuk om er zo even naar te kijken, maar we vonden de eerste keer  dat we deze beesten zagen toen we zonder gids met zijn tweetjes gewoon wat langs de Gambia River wandelden toch spectaculairder.


Lake Tengrela

Na ongeveer een kwartiertje is de show over en worden we terug gepeddeld. Als we vlakbij de oever zijn, begint de gids de mooie grote paarse waterlelies te plukken. Mariska zegt direct dat als hij ze voor ons plukt, hij dat niet moet doen. We zien ze liever zo in hun pracht op het water. De gids gaat onverstoorbaar verder. Hij vlecht er een krans en een ketting van, en Mariska moet deze om en op doen. “You will look like a princess, nice for photo” zegt de gids. Wie doet wie nu een plezier? Om niet te bot te doen laat Mariska het maar geworden. Maar nogmaals zegt ze er duidelijk bij dat hij die bloemen in het vervolg moet laten staan. We kijken naar de andere bootjes, en we zijn iedereen in de bootjes, inclusief te toeristen, gretig plukken. Na een paar bootjes is er niet veel meer over van het mooie lelieveldje op het water. Zonde.

Mariska laat de bloemen in de boot achter voor de volgende toerist. De man vraagt nog om een kado. We zeggen beleefd dat we al betaald hebben voor het tochtje van een half uur. En dat hij tevens onze wens om de mooie bloemen in het water te laten staan niet gerespecteerd heeft. Mariska’s goede humeur was in ieder geval aardig verdwenen.

We lopen nog een stuk met zijn tweeën langs de oever van het meer. Er zijn een aantal akkertjes die bevloeid worden m.b.v. een motorpomp. De motorpomp pompt het water naar het hoogst gelegen gedeelte, en vanaf daar hebben ze een uitgebreid systeem van kanaaltjes in het zand gegraven, om zo het water op de juiste plekken te laten komen. Met stukken hout dichten ze het kanaaltje af waar ze geen water willen hebben.

De mensen zijn vriendelijk. We zien een paar varkens heerlijk aan de rand van het meer in de drek liggen. Het valt een jongetje op dat wij er naar staan te kijken, en er zelfs foto's van maken. En zogauw wij ergens naar staan te kijken, moet men zich er altijd mee bemoeien. Dit jongetje pakt een steen, loopt op de varkens af en gooit de steen hard tegen de rug van een van de varkens. Deze schrikken op en rennen er knorrend vandoor. Als een reflex roepen wij hard “Hé!” naar het jochie, en zetten een paar passen naar voren. Hij schrikt zich rot, wil zich uit de voeten maken, maar valt daarbij zelf in de drek. Net goed. Rotblaag.

Een eindje terug zagen we een mooi plekje en we besluiten bij het meer te overnachten. We vragen aan één van de gidsen wat dat kost. Slechts 1.000,- CFA. Zeer schappelijk dus. We betalen aan de gids in het oranje voetbalshirt van Cote d'Ivoir het geld, en hij beloofd ons later het betalingbewijs te komen brengen. We genieten nog van de avond op onze stoeltjes voor de camper, met uitzicht over het meer. De tickets is de gids nooit komen brengen, ons een zorg. Mariska is later binnen bezig met het eten en Jan kletst nog wat met een aardige oudere gids, Seydou, die hem van alles over de omgeving verteld.

Als we al lang binnen zijn, tegen een uur of elf, wordt er op de deur geklopt. Controle, of we wel betaald hebben. Een wat oudere man die beweert de burgemeester te zijn samen met een jongere vent. Jan gaat naar buiten en legt uit dat hij betaald heeft aan de vent met het oranje Cote d'Ivoir shirt, maar dat deze geen ticket had gebracht. Seydou had Jan de naam gegeven van die jongen. De “burgemeester” gelooft Jan, maar staat er op dat er alsnog een ticket komt, dus wordt er druk heen en weer getelefoneerd. Jan stribbelt nog dat dit morgen ook wel kan, maar hoe dan ook moet de knaap met het oranje shirt opgetrommeld worden. De “burgemeester” mompelt nog dat hij erg tegen corruptie is, en niet wil dat er geld in eigen zak gestoken wordt. Na een poosje komt de gids met het oranje shirt en deze bevestigd het verhaal schoorvoetend. Jan geeft de gids zachtjes een schop onder zijn kont, waarom ze allen moeten lachen. Maar... de gids moet wel eerst naar het kantoortje een kleine 500 meter verderop, dat al lang gesloten is, om daar het ticket alsnog op te halen. Als hij eindelijk terug is, geeft hij het ticket aan Jan, die hem weer aan de burgemeester en zijn assistent laten zien, die er bij wijze van controle een stukje afscheuren, en pas dan is iedereen tevreden. Pff, wat een gedoe om anderhalve euro. En ondertussen mooi lek gestoken door de muggen. Goede leer voor de volgende keer: eerst een ticket, dan pas betalen. We hanteren dit principe al bij de officiële instanties als politie en douane, maar nu dus ook bij simpele dingen als dit.

's Nachts horen we de nijlpaarden briezen, loeien en knorren. Leuke geluiden. De volgende dag doen we rustig aan, en rijden dan eerst naar Banfora, waar we brood en mango's kopen. Het mangoseizoen komt nu eindelijk op gang, en we kopen drie mooie dikken voor 100 CFA, een schijntje.

Dan op zoek naar Karfiguela waterfalls. We rijden eerst zo'n 12 kilometer de verkeerde kant op. Dus weer omdraaien en terug naar Banfora, op zoek naar de goede weg. Aangekomen bij de watervallen betalen we eerst 300,- CFA voor de parkeerplaats en dan 1.000 p.p. voor de watervallen. Als we zeggen dat we echt geen gids nodig zijn zie je verschillende glimlachen verdwijnen. Met smoesjes als: je zult het nooit vinden en dergelijke proberen ze ons over te halen. Maar we hebben er echt geen zin in, en gaan met zijn tweeën op pad. We horen immers in de verte de waterval al, dus zo moeilijk kan het niet zijn. We kopen nog eerst bij een vrouwtje voor slechts 200,- CFA, zo'n 30 eurocent, een heerlijke grote papaya. Die leggen we in de auto om straks een heerlijke smoothie van te maken.

Het pad naar de watervallen is eenvoudig, en een mooie wandeling. We komen eerst door een mooi groot bos van hoge mangobomen. Waarschijnlijk aangeplant, maar wel mooi. Dan komen we bij het onderste deel van de waterval, waar het water zo'n 30 meter vrij naar beneden klettert. De rest van de cascades, en dat zijn er honderden, zijn verdeeld over de volgende 1 à 2 kilometer stroomopwaarts. Veel kleine watervalletjes die uitkomen in poeltjes waar je in kunt zwemmen of badderen. Het is warm en vochtig, we zijn nat van zweet, dus Jan baddert ook wat in zo'n poeltje. Een kleine, met direct daaronder de waterval naar beneden, en een prachtig uitzicht in de verte.

Als we iets verder lopen zien we wat grotere poelen tussen de rotsen waar meerdere toeristen rondhangen. Allen met hun eigen gids. Zo zit er een verliefd stel hand in hand op een handdoekje, met hun gids er naast. Vier jongens dollen wat in het water, de gids doet vrolijk mee, en een wat bleek meisje heeft van de nood maar een deugd gemaakt en ligt met haar gids diep verzonken in een hangmat. Die gidsen hebben het wel voor elkaar hier.Maar de watervallen zijn zeker de moeite waard.

Hier en daar langs onze klautertocht neemt Jan nog en verfrissende duik. Tot we bovenaan komen, waar we een groot dubbel buizenstelsel met een doorsnede van een kleine meter door het landschap zien lopen. Schijnbaar wordt er via deze buizen water afgetapt van de watervallen om zo het land een eind verderop te bevloeien. Er is een eindje verderop een grote suikerrietplantage. Daar zal het meeste van dit water wel naar toegaan. We vinden de watervallen erg mooi en vermaken ons prima. Na een paar uurtjes komen we weer terug bij de auto.

Karfiguela watervallen

We twijfelen of we hier blijven overnachten, maar zien er toch van af. Wel eten we nog wat rijst met vis bij het plaatselijke “restaurantje”. Het duurt erg lang voor het klaar is. Het wordt erg donker in de lucht en het begint hard te waaien, te stormen bijna. Vragend naar de bekende weg, vragen we of het soms gaat regenen. Terwijl we de regen al kunnen ruiken, is het antwoord: Nee hoor, niet vandaag.
Als we het eten op hebben maken we ons vlot uit de voeten, om voor het donker nog een mooi plekje te kunnen vinden.

Ergens tussen de suikerrietplantages in een mul zandpad vinden we een plekje. We liggen nog maar goed en wel in bed of het begint te plenzen. En niet zo'n beetje ook. Het is de eerste echte regen sinds Marokko, zo'n driekwart jaar terug. In Mauritanië in de woestijn hadden we ook wat regen, maar het mocht amper de naam hebben. Hier gaat het dus flink tekeer, en helaas zit er een rubber dubbel van de schuine voorruit. Er lekt water naar binnen. We krijgen het rubber zogauw niet goed, dus deppen de boel met handdoeken. Het houdt echter nog lang niet op, dus 's morgens is het voeteneinde van de matras van Jan nat. Balen.

Gelijk de volgende ochtend zet Jan een nieuw stuk rubber in het kozijn van het voorraam, zodat we die ellende niet weer hebben. Het is heerlijk dat alle ramen weer helemaal open kunnen, frisse lucht! Om ons heen is het mulle zandpad veranderd in een grote drekbende. De auto is er zelfs een stuk ingezakt. We willen vertrekken en Jan trekt het voorraam dicht. Shit, de hendel breekt af van het raam. Blijkbaar is deze er niet goed aangelast. Bah, weer een klusje erbij. Maar dat is voor later. Met één hendel zit het raam nog genoeg vast om te kunnen rijden. Wel moet het dan niet weer gaan regenen, want dan kan het zijn dat het raam niet strak genoeg tegen het rubber aanligt. De lucht is al weer wat opgeklaard, dus dat zal wel goed gaan. Eerst maar eens uit deze drekbende zien te komen. Voor de zekerheid in 4x4 laag ploegt de Daf zich er makkelijk uit, wel diepe sporen nalatend. Mariska heeft het raam aan bijrijderskant nog open staan en de drek vliegt haar om de oren.

We rijden eerst maar eens naar de Domes de Fabedougou. Het blijkt het rotswandje te zijn waar we al de hele morgen tegenaan zitten te kijken. We parkeren de Daf naast een viertal Franse 4wd's. De Fransen hadden we die morgen al zien rijden, en komen er net aanlopen om weer verder te rijden. Eén van de Franse auto's heeft de routes die ze al gereden hebben door Afrika op de buitenzijde afgedrukt staan. Eén van die routes liep van Tanzania in Oost-Afrika dwars door het midden, via CAR (Centraal Afrikaanse Republiek) en DRC (Democratische Republiek Congo) naar Kameroen in het westen. We waren hier in geïnteresseerd omdat dit misschien een alternatief in omgekeerde richting voor ons kon zijn, mocht het niet lukken met het visum voor Angola. Bijna niemand neemt die route, dus er is weinig over bekend. De Fransen kunnen alleen Frans, dus een uitgebreid gesprek werd het niet. Wel werd duidelijk dat de route door de CAR zelfs al vaak voor hun Landcruiser te smal was, met veel overhangende bomen. Niet geschikt voor onze auto dus. We moeten ook even denken aan Zwitserse Thomas die we in Bamako ontmoet hebben. Hij wil ook door de CAR naar Tanzania met zijn 4x4 Mercedes bus, die net twintig centimeter lager is dan onze auto. Gaat dus waarschijnlijk niet lukken. Zijn avonturen zijn te volgen op http://miwaegnachafrika.blogspot.com.


Domes de Fabedougou

Het gebied van de Domes is niet erg groot en we lopen er een klein uurtje rond, klauterend tussen de bergjes door. Helaas hebben ze van de opbrengst, die de toeristen moeten betalen, een paar foeilelijke picknickhutten met felgroen dak, pal voor de mooie rotsen geplaatst. Onze nieuwe regel “eerst een ticket halen, dan betalen” gaat ook niet op. Het dak van het ticketkantoortje was niet waterdicht, dus alle tickets zijn verzopen. De rotsen zijn niet al te hoge door erosie uitgesleten piekjes bestaand uit allemaal laagjes. Het lijkt wel wat op Pancakerocks in Australië, waarvan de naam de vorm dus al verraad.

Best aardig om even tussen te struinen, maar ook weer niet echt spectaculair. De dikke waterleidingen die ook hier langslopen maken het er ook niet mooier op. Maar er zijn altijd weer dingen die je ziet die het speciaal maken. Zo zien we hier een vrouwtje tussen de rotsen doorklauteren met op haar hoofd een compleet éénpersoons bed, gemaakt van riet en bamboe, met op het bed ook nog weer tal van spullen. Ze murwt zich tussen een spleet door waar het bed in de lengte net door past. Hoe krijgt ze het voor elkaar?

We rijden weer verder, of eigenlijk terug via een andere route naar Bobo Dioulasso. Bij een tolpoortje onderweg kopen we nog een paar kilo lekkere sappige dikke mango's voor 1.000 CFA. Het is een schaal vol die een vrouw naast ons op haar hoofd draagt. We schuiven zo de hele schaal vanaf haar hoofd de cabine in. Gauw de mango's overpakken in plastic zakken en we schuiven de schaal weer terug op haar hoofd, leeg. De hele auto ruikt ernaar. Cashewnoten verkopen ze hier ook wel, maar die zijn veel te duur. Een stuk duurder dan in Nederland in ieder geval, terwijl ze hier overal groeien.

In Bobo posten we twee kaartjes naar de ouwelui en we kopen nog 4x een halve liter yoghurt waar we later de mango's doormengen. Heerlijk! Dan op weg naar de grens met Ghana. We hebben Burkina wel zo'n beetje gezien. We twijfelden nog even of we nog naar Ranch de Nazinga zullen gaan om daar olifanten en ander wild te kunnen spotten. We hoorden er goede berichten over, maar het had ons toch weer een te groot Beekse Bergen idee. Op internet lazen we bovendien dat maar een heel klein gedeelte van het park open is voor wildspotters, en de rest wordt gebruikt voor de jacht. We hebben niet zoveel zin om dat doel te sponsoren. Dus zijn we wel zo'n beetje klaar in Burkina Faso. We hadden er iets meer van verwacht, maar misschien hebben we het ook niet echt een kans gegeven. Omdat het landschap nogal saai was zijn we er wat sneller doorgereden. Het schijnt, volgens “de boekjes” dat je het hier echt in de mensen en de cultuur moet zoeken. Nu zijn de mensen over het algemeen wel vriendelijk hier, maar toch niet meer of minder als in de vorige landen. En cultuur hebben we ook al veel opgesnoven in andere landen. Hier zullen ze wat ander instrumenten gebruiken misschien, en wat ander rituelen hebben, maar een leek als ons ziet daar niet zoveel onderscheid in. Eigenlijk zijn we ook behoorlijke cultuurbarbaren. Museums kan ons vaak niet zoveel interesseren, en een opgevoerd dansje, speciaal voor toeristen, zien wij als net zo nepfolklore als bij ons een boeren klompendans. Dat is cultuur van een vorige eeuw. De cultuur van de moderne Burkinees is ook gewoon een generator met een paar joekels van luidsprekers die veel te hard staan en waaruit wanstaltige Amerikaans georiënteerde rapmuziek klinkt. Mensen die zelf nog op een trommeltje spelen zie je praktisch niet meer. En al was het wel zo, wij kunnen ons daar geen weken mee vermaken.

Naar Ghana dus. Een voordeel daarbij is dat we nog op tijd zijn om binnen de gegeven maand ons Ghanese visum te kunnen benutten. Anders hadden we deze zelf moeten aanpassen om Ghana in te komen, wat mogelijk problemen had kunnen geven.

Maar voor we Ghana ingaan moeten we nog eerst een overnachtingplekje vinden. We rijden ergens op een rustig stukje van de weg af, maar door de regen is de grond erg zacht geworden. Waar we anders zo achteloos ergens de bush in rijden, zakken we er nu een behoorlijk eind in weg. Gauw in 4x4 en achteruit dus. Als we ergens een stuk lateriet naast de weg zien proberen we het opnieuw, en dat gaat gewoon goed. Het is slechts een stukje van 15x15 meter, en helaas iets de dicht op de weg, maar het gaat.

Jan probeert om met onze superkit de raamhendel weer vast te kitten in plaats van te lassen. Het lassen moet namelijk vrij dicht op de ruit gebeuren, waarbij de kans bestaat dat de ruit knapt. We eten een soepje en rijst met curry en zweten het uit. Het is enorm klam. Broeierig warm. 's Avonds kijken we nog een film, Into the Wild. Een op waarheid gebaseerd verhaal over een hoogbegaafde jongen waar veel van verwacht wordt, maar die de moderne wereld achter zich laat, zijn geld verbrandt en na wat omzwervingen in de woestenij van Alaska belandt, en probeert daar te overleven. Anderhalf jaar later, na het eten van de verkeerde planten (zo intelligent was hij dus toch niet) moet hij het met de dood bekopen. Interessant, apart filmpje.

We besluiten toch nog een dagje op deze plek te blijven staan om nog wat te klussen, klungelen en knoeien. Het kitten van de raamhendel is mislukt, het ding plofte er zo weer af. Waarschijnlijk dat toch de primer die nodig is om de kit op RVS te laten hechten niet meer goed is. Het spul was erg droog en korrelig toen Jan het er op smeerde. Balen, dat wordt dus toch lassen, maar niet vandaag, een andere keer.

Twee dagen geleden heeft ook de toerenteller van de Daf het begeven. Jan checkt de aandrijving en de kabel, maar kan zo gauw niets vinden. Misschien zit het dan toch in de teller zelf. Maar in de cabine is het helemaal te warm om iets te doen, dus ook dat is voor een andere keer. Buitenwerken is vandaag echt geen pretje. Het is enorm warm en klam. Je zweet enorm, ook als je niets doet. En dan zijn er nog de vele kleine bijtjes. Ze zijn net iets groter dan een fruitvlieg en zoemen je constant om je hoofd. Ze worden waarschijnlijk aangetrokken door je zweet en kruipen in je ogen en je oren. Gek wordt je er van. Jan werkt in zijn blote bast, zijn rug nat van het zweet. Zijn hele rug zit vol met die bijtjes, zeker een stuk of 50. Ze steken gelukkig niet,maar zijn wel irritant en jeuken. Zogauw ze op je landen blijven ze plakken in je zweet. Wil je ze weg wrijven, dan smeer je ze uit over je lichaam. Het is meer weer om binnen een boekje te lezen onder de airco.




Lokale transportjes

DONDERDAG 8 MAART 2012, grens Burkina Faso - Ghana
We bellen 's morgen nog eerst even met Mariska's ouders. Die gaan met de camper op hun drieweekse wintervakantie. Eerst naar Oberstdorf, dan naar Gries in het Ötztal. En voor de eerste keer gaat dit keer Dieka de kat mee, dus we zijn erg benieuwd hoe dat afloopt. De buurman past op de kippen, dus eindelijk kunnen ze er op deze manier er weer eens tussenuit.

Wij trappen de camper ook aan en rijden richting Ghanese grens. We komen door het plaatsje Diebougou, waar we brood kopen. In dit plaatsje zien we voornamelijk vrouwen en een enkele man lopen in kleding met dezelfde print. In de kleding blijkt het logo van Unicef verwerkt te zijn. Ook staat de datum van vandaag er in gedrukt, met jaartal en al. Het blijkt een of andere (inter)nationale vrouwendag te zijn. Gesponsord door Unicef. Althans de kleding, jasjes, broeken, jurken, rokken hoofddoeken. Allemaal van dezelfde blauwwit geruite stof. Op verschillende plekken in het dorp staan rijen stoelen en grote luidsprekers opgesteld, dus er zullen wel toespraken gehouden worden. Heel goed. Is er in ieder geval één dag in het jaar dat de vrouwen niet met een kind op de rug en dertig liter water op hun hoofd en bossen hout in de armen langs de weg hoeven te slenteren. Of het op langere termijn ook verbetering voor hen brengt in een land waar mannen nogal hangen aan hun luie tradities valt te bezien. Maar ergens moet je toch beginnen. Maar als de vrouwen naast de mannen onder de boom gaan liggen komt er helemaal niets meer terecht van deze landen.

Het ziet er vandaag in ieder geval uit als een waar feestje. En in het volgende dorp net zo. We rijden naar Ouessa waar we de grens over gaan naar Hamele in Ghana. De douaneformaliteiten in Burkina duren slechts één minuut. En dan nog tien minuten nakletsen over van alles en nog wat, omdat de dienstdoende ambtenaar het zo gezellig vindt.

Het enige officiële was: “Ga je naar Ghana? Dan moet je hier je laissez passer (tijdelijke voertuigpapieren) inleveren.” Inleveren? Wordt deze niet gestempeld of krijgen we een ander bewijs mee dat we het land met voertuig verlaten? Nee dus. Ook prima. Hij vraagt niet om geld of een kado. Hij controleert de auto of de motor niet. Hij kan deze zelfs niet eens zien, omdat die 100 meter verderop staat, achter een paar andere vrachtauto's. Makkelijk hoor.

Vrachtwagens staan hier trouwens genoeg. Honderden. We rijden de lange rij maar weer eens voorbij tot aan de werkelijke grensovergang. De chauffeurs lagen allemaal te slapen onder de wagens. De meeste van hen brengen katoen naar Ghana, zodat het daar verder verwerkt kan worden. Maar de grensformaliteiten duren voor hun dagen. Bij de grens aan de Burkinese kant is alles snel afgehandeld. Uitstempelen in een paar minuten. Geen gezeur om geld of kado's, alleen weer een paar minuten gezellig kletsen. Geweldig. Kunnen ze in ander landen nog een voorbeeld aan nemen. Hoewel helemaal niets checken, zelfs nog niet naar de auto kijken ook wel weer vaag is. Na 11 dagen hebben we Burkina wel weer gezien. Zo snel zijn we nog nooit geweest. Op naar Ghana!

Ghana