Nigeria

 

VRIJDAG 24 AUGUSTUS 2012, grensformaliteiten
Nigeria, een land waar veel om te doen is. In het zuiden nog altijd trammelant om de olie, in het noorden om religie. Wij gaan dus door het midden. In Europa doen er veel wilde verhalen de ronde, en onder reizigers ook. Gevaarlijk, druk, chaos, ze rijden er als idioten, veel wegblokkades met corrupte beambten. Maar ook dat er erg vriendelijke mensen wonen. We gaan het zien. In ieder geval is dit een land waar je met een ander gevoel de grens over gaat dan voorgaande landen. In onze planning is dit dan ook een doorreisland, en willen we er kort blijven. Al was het maar voor de gemoedstoestand van het thuisfront.


Bijna 90 km over deze weg, tussen Kosubusu en Kaiama. Maar gelukkig is het (nog) droog.
Kijk in het foto album, hoe de weg eruit ziet als het eenmaal regent...
De grensformaliteiten zijn dit keer verdeeld over vijf verschillende hokjes. Bij hokje één halen we ons inreisstempel. Na het invullen van een formuliertje krijgen we maar toegang voor één maand, terwijl ons visum een geldigheid heeft van twee maanden. We sputteren tegen, ondanks dat we niet zolang willen blijven. Je weet maar nooit. De man wordt boos en zegt dat hij ook één week kan geven. We moeten ons inhouden anders doet die idioot het nog ook. Waar koop je dan zo'n duur visum voor? Als we willen kunnen we het verlengen in Abuja, de hoofdstad. Met ons hoofd schuddend lopen we verder naar het tweede hokje. Daar schrijft iemand onze namen en paspoortgegevens in een groot boek. Hetzelfde staat ook allemaal op het formulier van de man in hokje één, maar zekerheid voor alles hier in Afrika.

Hokje drie is van de gezondheidsdienst, en controleert ons gele inentingsboekje. Ook daar wordt weer van alles uit over geschreven. Hokje vier is de quarantainedienst. Schrijft ook weer van alles in een dik boek en dendert dan met vijf man sterk de auto in. Jan moet alle kasten openen, maar ze kijken nergens in. Ze vragen nog waar we water halen. “Bij de handpompen in het dorp” zeggen we. Dan vragen ze hoe we ons eten bewaren. “In de koelkast” en dan waar we onze poep laten. We zeggen dat we dat opvangen in een tank. “En waar gaat dat dan naar toe?” vragen ze. “Die legen we bij de hotels onderweg” liegen we. Dan is het goed. Iedere Afrikaan schijt gewoon achter zijn hutje, maar “blanke” poep is anders. Daar moet verantwoording over afgelegd worden. Dan verder naar hokje vijf, waar ons Carnet de Passage wordt afgestempeld. Ook die willen even in de auto kijken. Verder geen gezeur om geld of cadeaus, en ondanks alle hokjes toch een vlotte grensovergang.

 

We vragen bij het laatste hokje nog of de weg goed te doen is naar Kaiama. “Ja hoor” zeggen ze, “jullie wagen is hoog genoeg om door het water te komen”, waarbij de man een gebaar maakt dat het water tot zijn dijbeen komt. Slik, das best diep. Tot Kosubusu blijkt het goed asfalt te zijn. Dan wordt het 80 à 90 kilometer afzien. Het gebied is licht heuvelachtig met diep uitgesleten watergeulen over de onverharde weg. Gelukkig is het al  een paar dagen droog en is het pad zelf ook droog. Wel veel grote en diepe plassen, waarbij het soms moeilijk inschatten is waar het beste langs kunnen. Ook af een toe een kleine rivierdoorwading. Maar nergens dijbeendiep. Misschien een keer een halve meter diep maar meestal minder. Het grootste gedeelte van het pad is met een stenige ondergrond of lateriet. Dat stuitert, maar zakt niet weg. Slechts kleine stukken met modder en ook wat erg smalle stukken, maar gelukkig niet te veel. Heel af en toe komen we en plaatselijke bushtaxi tegen. Dat zijn hier flink opgehoogde Toyota Starlets. Zonder 4wd dus. We passeren er ook een paar met panne.

Het gaat niet hard, de kilometers tikken langzaam weg. De laatste twintig kilometer moeten we in de regen doen, wat het er niet makkelijker op maakt. De diepe watergeulen worden gauw gevuld, en we moeten oppassen dat we er niet in roetsjen. Kort voor schemer komen we eindelijk aan in Kaiama. Na het dorp gaat een slechte asfaltweg verder. Langs de weg staat een huis in aanbouw waar we de DAF achter “verstoppen”. Het regent nog steeds en waarschijnlijk daarom worden we door niemand lastig gevallen. Onderweg was iedereen zeer vriendelijk en werden we uitbundig toegezwaaid, met een brede lach.

We moeten zeker een stuk of 40 van deze grote plassen doorwaden, niet wetende hoe diep ze zijn...

 


Eén van de vele ongevallen die we in Nigeria gezien hebben.

We vertrekken de volgende ochtend op tijd. De asfaltweg is enorm slecht en schiet niet op. Veel en diepe gaten. Van Wawa tot Mokwa is er een nieuwe asfaltweg en dat schiet wel weer lekker op. Lekker om na zo'n lange tijd weer eens 80 te rijden. Van Mokwa tot Bida is de weg weer om te huilen, zo slecht. In Mokwa staan honderden vrachtwagens langs de kant geparkeerd. Bij velen wordt druk gerepareerd. Er zijn veel tankwagens bij. Er lopen mensen kriskras over het stuk straat dat tussen de rijen vrachtwagens vrij is gelaten. Er kunnen net twee vrachtwagens passeren op dit tussenstuk.

 Ze rijden hier nog redelijk veel met Amerikaanse trucks met neuzen, veelal oude Mack's. De meeste ook met een tankoplegger erachter. Die vinden het niet nodig om van het gas af te gaan, en die idioten rijden met een vaartje van 100 km/u tussen de lange rij vrachtwagens en mensen door. Levensgevaarlijk. Wij tokkelen er met 50à 60 langs, en worden door die piloten zowat aan de kant geblazen. Ze wanen zich veilig achter hun lange neus, maar we zien de wagens toch regelmatig uitgebrand naast de weg liggen. Zal een mooi gezicht zijn, zo'n tankwagen in vlammen. Jammer wel dat het halve bos mee fakkelt.

 

De volgende dag rijden we verder naar de hoofdstad Abuja. We hebben overnacht bij een telecommunicatiemast langs een zijpad. Weer heerlijk rustig. De weg naar Abuja begint erg slecht, slechts de laatste vijftig kilometers zijn goed. Wel steeds drukker met allerlei voorsteden. Onderweg komen we nog voorbij de bekende Zuma-rots. In het redelijk vlakke landschap rijst vrij abrupt een grote ronde monoliet-achtige rots op. Zoals wij rijden komen we er langs, maar rijden dan via een bocht er weer vanaf. Zou je vanaf de andere kant komen, dan rij je via de grote vierbaansweg recht op de rots af, om pas vlak ervoor af te buigen. Een apart gezicht dat wij dus helaas in de spiegels zien. We zouden even kunnen stoppen langs de kant, maar dat is hier wel met gevaar voor eigen leven.

Abuja zelf is een vreemde stad en zelfs een beetje on-Afrikaans. In de jaren zeventig heeft men bedacht dat er een nieuwe hoofdstad moest komen, en wel midden in het land. De mensen die hier in hutjes woonden zijn geëvacueerd naar nieuwe huizen buiten de stad, waar we hele nieuwbouwwijken met kleine, dezelfde huisjes zien. De stad is dus niet oud, heeft geen echt centrum en mist daardoor de drukte en chaos van andere Afrikaanse steden. Er zijn grote vierbaanswegen door de stad waar hard wordt gereden. Links en rechts grote gebouwen, met zelfs Afrikaanse pogingen tot enige Europees georiënteerde architectuur. De grond schijnt hier net zo duur te zijn als in Berlijn, en daarom wonen hier alleen mensen die dat kunnen betalen, en alle “gewone” werkvolk woont buiten de stad.


Zuma Rock

Op het eerst gezicht is het ook een erg schone stad, je komt niet binnen met links en rechts hopen afval (die zagen we wel overvloedig in de voorsteden). Natuurlijk lang nog geen West-Europese maatstaven op dit gebied, als je in de afwaterkanalen kijkt ligt er nog genoeg rommel en ja…mensenpoep. Hier ook vrijwel geen open riolen zoals in andere Afrikaanse steden, de meeste zijn goed afgedekt met betonplaten. Het doet vreemd aan, en we missen ook wel iets, maar kunnen niet echt thuisbrengen wat. De drukte en chaos van andere steden hier kun je toch niet echt missen. Maar misschien is het toch een bepaalde gezelligheid, levendigheid wat we missen in deze stad. Het is groot en zakelijk. Ook geen stad om in te lopen. De grote brede straten zijn afgezet met hekwerken. Je moet je met de auto of taxi begeven van het ene winkelcentrum naar het andere.

Wij rijden eerst naar het Sheraton Hotel dat makkelijk te vinden is. Iedere overlandreiziger weet inmiddels dat dit de plek in Abuja is waar je voor zo'n 5,- euro met je auto in de tuin kunt parkeren. We rijden met de vrachtwagen via de normale ingangspoort het complex op. Er zijn bij de ingang behoorlijk wat militairen en er loopt ook veel beveiligingspersoneel rond. Auto's moeten de kofferbak laten inspecteren en met spiegels wordt onder de auto's gekeken. Dit i.v.m. met recente bomaanslagen in de stad. Het is allemaal wat krap, er zijn betonnen barricades waar we tussendoor moeten slingeren. We verwachten dat we er helemaal niet ingelaten worden met een vrachtwagen, maar het is geen probleem. We zetten hem in een hoek op de parkeerplaats. Bij de balie moeten we kopieën van onze paspoorten afgeven, en daarna worden we via allerlei gangen en de diepste gekrochten van het Sheraton naar het hoofd van de beveiliging gebracht. Deze man loopt nogal interessant te doen, en het duurt dan ook een eeuwigheid voordat hij ons bij de balie van het sport en massagecentrum heeft gebracht, waar we moeten inchecken en betalen. Betalen moet voor vijf dagen, ook al blijf je minder. Het is slechts 5,- euro per dag, dus we dien niet te moeilijk, we hebben geen idee hoelang we blijven. We kunnen van de douches van het squashcentrum gebruik maken. Het zwembad is niet inbegrepen.


Wij staan op het hondenpoepveldje van het Sheraton, met dit als uitzicht aan de ene kant...
Dan laat de beveiligingsman de plek zien waar we kunnen staan. Het is een grasveld gelegen tussen het voetbalveld van het personeel en een vervallen gebouw dat nu dienst doet als hondenkennel. Het  is best een aardig veldje, maar het stinkt er best naar hondenpoep, en die beesten maken ook best herrie. Wat een geblaf en gejank. Verder ligt er veel oude rommel dat ooit eens uit het hotel is verwijderd. Het hotelcomplex oogt groot en best sjiek, maar waar wij gedumpt worden toch wel weer Afrikaanse toestanden. Maar we zijn al lang blij dat het kan. Nu moeten we nog met de Daf het pad er naar toe kunnen berijden. Het is smal, met aan de ene zijde het gebouw, en aan de andere zijde bomen met laaghangende takken. En daarbij twee keer een haakse bocht, waar we bij de eerste nog flink wat rotzooi aan de kant moeten ruimen voor we er langs kunnen. Maar het gaat goed, we raken niks.

Op het grasveld staat nog een stel te kamperen. Het zijn Koos en Sonja, een stel van in de zestig uit Stellenbosch, Zuid-Afrika. Met hun Isuzu pick-up met daktent zijn ze vanuit Zuid-Afrika op weg naar hun zonen, waarvan er één in Alphen aan de Rijn woont en de andere in Londen. Daarna rijden ze weer terug. Een gezellig stel, die ons veel over Zuid-Afrika en over de nog af te leggen route kunnen vertellen. En wij natuurlijk over de weg door West-Afrika en Europa. De komende dagen zijn wij weer mooi zoet met de ambassades. Eigenlijk willen we er niet weer over beginnen, maar het is gewoon te gek voor woorden wat je op die dagen meemaakt voor een idiote bureaucratie en andere onzinnige randzaken.

Die van Angola is hier in Abuja het onbeschoftste wat we tot nu toe gehad hebben. Als we er vrijdags komen, zegt de bewaker dat ze gesloten zijn, het is een Angolese feestdag, vandaar. Kom maandag maar terug. We komen maandag terug, en dan worden we er niet ingelaten want het is verkiezingsdag in Angola. “Er is nu niemand die je met een visumaanvraag kan helpen”, zegt hij. “Kom vrijdag maar terug.” We zijn behoorlijk pissed off en vragen aan de man of we de rekening van extra vier nachten in het Sheraton bij hem in kunnen dienen. Na nog wat gekibbel belt hij met iemand. We mogen toch de ambassade binnen. Naïef denken we nog dat ze speciaal voor ons iemand op deze speciale dag hebben opgetrommeld om ons te woord te staan. Als we echter in de ruimte voor het loket voor visumaanvragen komen, zitten er nog minstens tien mensen, en wordt er gewoon gewerkt. Waarom worden we dan in eerste instantie met een smoes geweigerd? Is het ons kleurtje? Als we aan de beurt zijn krijgen we al gauw te horen dat we niet worden geholpen als we niet eerst minstens een 6 maanden visum voor Nigeria hebben. We willen andere papieren en ons paspoort laten zien, maar de vrouw achter de balie zegt simpelweg dat ze dat niet hoeft te lezen, en schuift het loketje dicht. Uitgeluld.


...en dit is het uitzicht aan de andere kant, the National Mosque.

We proberen nog bij immigratie of we een 6 maanden visum voor Nigeria kunnen bemachtigen. Dat is ook weer een gebeuren op zich. Allereerst al bij de poort. Iedereen kan natuurlijk er in en er uit, lopend of met de auto,  maar wij worden met onze motor aan de poort tegen gehouden. Na een boel gezeur mogen we verder rijden. We zetten de motor op de bezoekersparkeerplaats aan het eind van een lange oprijlaan op een groot terrein. We willen net zoals iedereen de hoofdingang inlopen maar worden weer eens tegen gehouden. Ze wijzen ons naar een raam tien meter naast de hoofdingang. We kloppen op het raam en krijgen daar een klein afgescheurd briefje met een handgeschreven nummer. Dan moeten we strak langs de muur gaan staan, en komt er heel gewichtig een agent ons nummer controleren. Dan mogen we naar binnen. Rare snuiters. De rest loopt gewoon in en uit. Binnen melden we ons bij de balie, zetten weer een fraaie naam en dito beroep in het dikke gastenboek en we worden door iemand naar een groot ongeordend kantoor gebracht. Kris kras door elkaar staan er bureaus, en er hangen allerlei lui rond. Wat hier precies gebeurd is ons onduidelijk, maar het lijkt niet op werken. We moeten plaatsnemen aan het bureau van een ongeïnteresseerde dikke tante die ons afsnauwt. Ze zit druk met open mond op kauwgom te kauwen als een baseballspeler. We willen haar uitleggen waar we voor komen, maar ze negeert ons. Halverwege onze eerste zin pakt ze haar mobieltje en begint te bellen. Daarna proberen we het nog eens. We vragen of we even met haar kunnen praten, maar krijgen een antwoord als: als het persé moet dan doe je je best maar. Luisteren doet ze niet echt. Ze kijkt in de paspoorten en zegt dat ons visum nog geldig is, en we pas een nieuw visum krijgen als deze verlopen is. En die kun je alleen buiten Nigeria aanvragen. Ze gooit ons de paspoorten weer voor de neus. Ze kijkt ons niet aan, ze is te druk met haar mobieltje. We kunnen haar dat ding wel door de strot duwen, maar Jan zeurt met het mens wat door. Ze zegt dat we naar de immigratiedienst op het vliegveld moeten gaan. Dat is niet zo heel ver, dus dat doen we maar.

Daar worden we door een official van het vliegveld langs alle röntgen en controlepoorten geleid naar een heel aardige dame van immigratie. Ze begrijpt ons probleem, maar zegt dat we daarvoor toch bij het asociale mens op het hoofdbureau moeten zijn. Waar we bij zijn belt ze met haar, en ze smeekt die ordinaire tante werkelijk dat ze ons moet helpen. We bedanken haar hartelijk en gaan weer naar onze zwaarlijvige vriendin. Bij de poort van de Nigeriaanse immigratiedienst weer eerst typische Afrikaanse politiekuren. Iedereen mag door behalve... wij natuurlijk. Eerst een verhaal over wat wij wel niet komen doen. Dan moet Mariska afstappen en lopend door het voetgangerspoortje net naast het hek. Rare snuiters, bij de auto's hoeven medepassagiers ook niet uit te stappen en lopend verder. Jan mag ook niet met de motor door de grote poort, maar moet ook door het deurbrede voetgangerspoortje. Er ligt echter een hoge betonrand tussen dus hij zou dan ook nog eerst moeten omkeren en tien meter terug moeten rijden om zich door het poortje te wringen. Dit terwijl hij al met zijn voorwiel door het grote hek staat. De uitgang van het voetgangerspoortje komt daar op uit. Het ligt pal naast elkaar. Hij zegt tegen de agent dat hij zijn instructie opvolgt, maar rijdt gewoon door het hek. Ben toch zeker malle Pietje niet? Mariska springt achterop en we rijden weer naar de grote parkeerplaats, de politiemannen wild zwaaiend achterlatend. Dat zien we wel weer als we de poort uit moeten.

Na weer een nummertje bij het raam gehaald te hebben mogen we niet direct naar binnen. Er komt net een hoge ome aan en die heeft natuurlijk voorrang, ondanks dat de trap tien meter breed is. Met de andere politieagenten staan we plechtig in de houding. We komen weer bij onze ongeïnteresseerde smakkende vriendin. Ze zegt dat we maar een brief moeten schrijven waarin we om het 6-maanden visum vragen, met onze persoonlijke gegevens er bij. We vragen of ze papier heeft zodat we die kunnen schrijven. Nee zegt ze, dat moet je in je hotel doen, en dan kom je morgen maar terug. Ja, dacht het niet hè, we zijn nu hier, het is 25 kilometer rijden en dat is hier in de stad niet onze hobby.


's Avonds hebben we het gezellig met Sonja en Koos in Camp Sheraton.
Dat is beter dan achter visa aanvangen.

We gaan naar de balie bij de ingang, en krijgen daar twee velletjes papier. We schrijven allebei een nette brief, en gaan terug naar Bessie Turf, black edition. Ze ziet ons aankomen met de brieven en roept al van een afstand door het grote kantoor dat ze getypt moeten zijn. Jan reageert kwaad dat ze zojuist gezegd heeft dat we een brief moesten schrijven, en niet dat we er een moesten typen. Iedereen in het kantoor, een man of twintig waaronder enkele met medailles behangen hopmannen, wordt stil en ze kijken indringend naar Bessie. Schijnbaar zijn ze haar gedrag ook een beetje zat. Ze snauwt dat we met onze brief een verdieping hoger moeten gaan. Dat doen we. We spreken er een man die de boel leest. Hij zegt dat er normaal alleen drie-maanden visa worden afgegeven. Na die drie maanden kun je zo weer een nieuwe van drie maanden krijgen. Terwijl Black Bessie ons vertelde dat we alleen een nieuwe visum buiten Nigeria konden krijgen. Fijne meid. We leggen uit dat het persé 6 maanden aaneengesloten moet zijn. We moeten van de man een brief schrijven met duidelijke uitleg waarom, en misschien dat we dan een 6 maanden visum kunnen krijgen. We hebben er niet veel vertrouwen in. Het weekend komt er weer aan, voor je het weet zit je hier nog een week en heb je nog niets.

We gaan terug naar de Daf. Eerst nog de poort uit zien te komen bij de boze politiemannen. Gelukkig is het daar een ongeregeld zooitje. Als we komen aangereden ziet de eerste bewaker het net te laat en boos komt hij op ons aflopen, maar te laat, we zijn de poort al uit. Hij roept nog naar zijn collega's die iets verderop op de weg staan. Ze kijken verbaasd, en voordat ze iets kunnen doen, zijn we er al omheen geslalomd. We hebben het met Heiko, de Duitser die al 12 jaar hier in Abuja werkt bij het kadaster, over dat 6 maanden visum. Zijn Nigeriaanse vriendin Aisha kent iemand bij immigratie. Ze beweren dat het een geldkwestie is. Als we een afspraak met hem maken, en hem wat geld toestoppen, dan zou hij wel wat kunnen regelen, denken ze. We zijn behoorlijk tegen zulke corruptie, maar zijn het gedoe op die ambassades van Angola en die immigratiediensten zo zat, dat we het maar proberen. Ze bellen de man, en hij zegt dat we de volgende dag maar weer bij het immigratiekantoor moeten komen en daar naar hem moeten vragen.

We doen het precies zo. Al 's morgens voor negen uur zijn we er. Hij neemt ons eerst mee naar zijn kantoor. Weer een grote ruimte die hij deelt met nog een man of vijftien, aan de onordelijk opgestelde bureaus te zien. Een paar man zijn er aanwezig. We nemen in het midden plaats bij hem aan het bureau op een uitgezakte tweezitsbank, die we met nog een wachtende moeten delen. Een beetje fluisterend vraagt hij nogmaals wat de bedoeling is, en we overhandigen hem de brief met de aanvraag voor het 6 maands-visum, die we iets gewijzigd hebben, om er nog duidelijker op aan te dringen dat het 6 maanden aaneengesloten moet zijn. Hij zegt dat we even moeten wachten en loopt met onze papieren weg. Dat even, is een Afrikaans even.


Een wijk in Abuja, niet erg Afrikaans...toch?
Ondertussen maken wij mee hoe het leven op een doorsnee Nigeriaans immigratiekantoor er aan toe gaat. En dat is best vermakelijk. Zo tussen half tien en tien uur komen er wat meer mensen binnendruppelen, de meesten netjes in uniform. Een dame begint eerst uitgebreid de krant te lezen. Een paar anderen gaan in de vensterbank hangen en zijn druk aan het sms-en op hun mobieltjes. Terwijl er op de deur toch een grote sticker hangt dat mobieltjes verboden zijn. Een wat hogere ome neemt plaats achter zijn ook wat grotere bureau. Hij zet zijn computer aan, en pakt een klein transistorradiootje. Dat ding gaat zo hard en schel aan, op een of andere drukke praatzender, dat als iemand het misschien nog van plan is, het niet meer mogelijk is om te werken. Bij een ander bureau zit een jonge man met een behoorlijke stapel dossiers voor zich. Hij neemt ze door, althans, hij bladert ze door terwijl hij druk in gesprek is met degene naast hem. Zo om de halve minuut kijkt hij even in het dossier, terwijl hij dan al weer heel wat pagina's verder is. Na zo'n drie kwartier heeft hij de grote stapel al weer weggewerkt, zijn taak zit er al weer op vandaag, goed gecontroleerd.

Achter ons zit nog een hopman vol met medailles waarvan lijkt dat hij hard op zijn computer aan het werk is, maar we hebben het vermoeden dat hij achter iets als Facebook of een spelletje zit, maar we geven hem het voordeel van de twijfel. En zo zal het in die vele andere kantoren hier niet anders zijn. Verder is het een vieze bende. De muren zijn zo hoog als ze met hun kleffe vingers kunnen komen zwartgrijs, terwijl dit ooit lichtgeel was. Vooral weer rondom de lichtknop een zwarte cirkel. Verder afgebroken bureaustoelen zonder rugleuning, in elkaar stortende bureaus, nog net ondersteund door een stapel dossiers (zijn die toch nog ergens handig voor), en er werken in de hele ruimte nog maar drie tl's. Wij zouden zeggen: driekwart van het personeel eruit. Het overige kwart aan het werk zetten, en van de bespaarde loonkosten de boel opknappen en onderhouden. Hier denken ze daar anders over. Ze denken namelijk niet. Eindelijk komt ons mannetje terug. Hij zegt dat het echt niet lukt. Het is geen kwestie van geld, er worden gewoon geen toeristenvisa voor 6 maanden ineens afgegeven. En een werkvisum kunnen we niet krijgen. We zijn er ook wel klaar mee, we proberen het Angolese visum wel weer een landje verderop te krijgen. Ondertussen dus wel negen dagen verklungeld in Abuja, want echt geweldig is het hier niet.

Overdag doen we nog wat klusjes. Mariska vangt weer een mierenkolonie, die binnenwandelde via een boomtak die tegen onze auto hing. Jan repareert onze laatste lekke band. De avonden zijn gezellig met Koos en Sonja. Zij praten Afrikaans, wij Nederlands, en we verstaan elkaar aardig. We hebben het idee zij ons beter dan wij hen. Wij nemen jonge jenever en Asbach Uralt mee, zij Amarula, boerewors en biltong. De boerewors lijkt wel wat op de Nederlandse gedroogde worst. Alleen jammer dat ze er schapenvet door doen, dat heeft toch een aparte bijsmaak. De biltong is van gedroogd antilopevlees. Smaakt best.  

Heiko en Aisha nemen ons nog een dag mee in hun Mitsubishi Galoper 4wd, voor een verkenningsrit in en om Abuja. Heiko weet ons veel te vertellen over de stad en omgeving. Hij werkt er al twaalf jaar, eerst voor een grote bouwonderneming, nu voor het kadaster. Als we hem vertellen over de toestanden van de niet werkende mensen op het immigratiekantoor verbaast hem dat niets. “Dat gaat bij ons op het kadaster net zo”. We raggen buiten de stad een stuk met de Galoper over drekpaden en een eind een grote rots op. De omgeving is best mooi rondom Abuja. We genieten met een biertje op een hooggelegen terras van de zonsondergang en het uitzicht over de stad. Helaas begint het weer te regenen, dat doet het de afgelopen dagen steeds meer en steeds harder. We houden ons hart vast voor de route Ekok-Mamfé op de grens naar Kameroen, die we nog willen rijden.

Helaas voelt Mariska zich al een paar dagen niet echt lekker. Vooral last van haar buik. We vragen bij de balie van het Sheraton of er een goede kliniek in de buurt is voor controle. Ze zeggen dat op het complex van het hotel zelf een kliniek is, achter in de hoek. Die hadden we wel gezien, het is namelijk vlak naast het poepveldje waar wij staan, maar we dachten dat het al lang geleden gesloten was, zo zag het er uit. We gaan er langs. Na een korte check-up van bloeddruk en temperatuur aan de balie, kan Mariska verder naar de arts. Het is een dame, en ze zit mooi televisie te kijken in haar praktijkruimte. Er staat hier werkelijk altijd en overal een televisie aan. Mariska beschrijft de symptomen, en de dokter onderzoekt haar zo een beetje oppervlakkig. Daarbij is ze duidelijk afgeleid door de TV. De diagnose is gauw gesteld: malaria en een darminfectie. We vragen nog of er geen bloedtest gedaan moet worden om malaria vast te stellen, maar dat vind de arts niet nodig. Ze kent wel heel goed de symptomen van malaria, en het heerst op het moment erg, dus dat is het. Mariska krijgt antimalariatebletten mee en een antibioticakuur. Ongeveer 40,- euro afrekenen voor consult en medicijnen en klaar. De dokter zit alweer achter GTST-Nigeria, en wij een beetje beduusd buiten op de stoep. Zal dit eigenlijk wel kloppen? Wat raar. We willen toch eigenlijk wel een bloedtest om het zeker te weten. We bellen Heiko de Duitser op en vertellen het verhaal. Dat is vreemd zegt ook Heiko, beter een bloedtest. Hij komt er direct aangereden om ons naar een goede kliniek te brengen. Het is een bedrijfsziekenhuis van Julius Berger. Julius Berger is een grote, van oorsprong Duitse bouwonderneming die zo ongeveer de hele stad hier gebouwd heeft en dat nog steeds doet. Overal zie je vrachtwagens van ze rijden, en ze hebben hun eigen zand- en granietmijnen e.d. Zo ook een eigen ziekenhuis, dat alleen voor eigen personeel is. Maar Heiko heeft in het verleden ook voor Julius Berger gewerkt, en werkt via het kadaster nog steeds veel met ze samen. Zodoende kan Mariska daar onderzocht worden. Het is een echte Europese kliniek, met vriendelijke Duitse artsen. Alles netjes en schoon, een Afrikaan zou de witte lichtknop op de witte muur niet kunnen vinden.
Heiko en Aisha nemen ons mee voor een rondje Abuja

Ze doen een bloedtest en inderdaad... geen malaria! Ook niet teveel witte bloedlichaampjes wat op een bacteriële infectie zou duiden. Waarschijnlijk toch wat verkeerd gegeten waardoor de boel van streek is. We hadden een paar dagen geleden een shoarmarol gegeten, Mariska met kip, en Jan met rundvlees. Dat was Mariska slecht bekomen, en misschien zijn dit nog naweeën ervan. Ze krijgt een homeopathisch middel mee en dat is het. Gelukkig.

Intussen krijgen we een e-mail van Karl en Susanne, de Oostenrijkers die we in Togo ontmoet hebben. Zij hebben binnen twee dagen zonder problemen hun 30 dagen visum voor Angola in Accra, Ghana, gekregen. Voor hen natuurlijk heel mooi, maar we balen enorm. Tussen Accra en Lomé, waar we zo'n tijd geprobeerd hebben het visum te krijgen, zit amper 50 kilometer. Het is net aan de andere kant van de grens, had ons alleen een extra visum voor Ghana gekost. Als we dat geweten hadden. Echt frustrerend. En zo oneerlijk. Waarom is het in de ene stad wel mogelijk, en in de andere niet? Waarom zijn de voorwaarden overal verschillend? Waarom is het niet bekend waar het wel en waar het niet kan, en wijzigt dat ook steeds? We halen in Abuja nog wel zonder problemen ons visum voor Congo Brazzaville en voor Kameroen. Bij het consulaat van Kameroen zit een enorme dikke tante met een achterwerk waar je een meter bier op kwijt kunt, en dan heb je zelf ook nog plek om te leunen. Er hangt een fleurig kleed omheen. Ze bekijkt onze paspoorten. Ze stelt een paar onzinvragen die Jan een beetje nukkig maken. Ze bekijkt daarop aandachtig Jan's paspoort, en ze knikt, “Johnny, Johnny, Johnny”. Even denken we dat ze ons wegstuurt, maar dan lacht ze ondeugend. Jan vraagt hoe zij dan wel heet. “Ze noemen me Big Mamma” en ze haalt haar schouders er bij op. “Goh” vraagt Jan, “Hoe komen ze nou aan die naam?” “I don't know” antwoord ze quasi verontwaardigd. Als we een dag later ons paspoort willen ophalen en de deuropening van het gebouw instappen horen we haar al schreeuwen: “Johnny!!!” En Jan antwoordt: “Big Mamma!!!” Jan heeft er weer een vriendin bij. Maar dan duidelijk wel één voor in de keuken...

Bij de ambassade van Congo Brazza betalen we 10,- Euro p.p. extra zodat het de zelfde dag nog klaar is. Als we het tegen 16:00 uur, zoals afgesproken, willen ophalen is het nog niet klaar, en moeten we morgen terugkomen. We morren nog even over het betaalde spoedgeld. De man haalt de schouders op. Als we de volgende dag onze paspoort afhalen, geeft de man ons toch de € 20,-terug. Blij bedanken we voor zoveel eerlijkheid, en we stoppen het geld in de portemonnee. De man kijkt beteuterd en zegt dat het hem moeite heeft gekost. “What's in it for me?” We geven de helft, tien euro dus, terug aan hem. Hij is helemaal blij, en wij ook.


Heiko rijdt gewoon tegen de hellingen van de granietheuvels op.
"Beter uitzicht vanaf de top"

DINSDAG 4 SEPTEMBER 2012, vertrek uit Abuja
We vertrekken uit Abuja. Koos en Sonja, de Zuid-Afrikanen zijn een paar dagen geleden al vertrokken richting Benin. Gisteravond hebben we als afscheid een gezellige avond op het terras bij het zwembad van het Sheraton gehad met Heiko en Aisha. Heiko trakteert ons er op een Nigeriaanse specialiteit: suya. Dit zie je veel langs de straat. Het zijn stokjes met redelijk dikke stukken gekruid vlees erop, iets forser dan gewone saté's. Ze staan opgesteld in een cirkel rond een open houtvuur, en worden dan regelmatig naar het vuur toe gedraaid. We wilden het al een paar keer proberen, maar als je dan ziet hoe langs de straat het vlees bereid wordt, haak je toch af. Ook al ziet het er eenmaal gekruid prima uit, en ruikt het heerlijk als ze gegrild worden. Hier in het Sheraton durven we het wel aan. We proberen de kip en de rundvleesvariant. Het smaakt erg goed. Pittig, maar niet te. Langs de straat is het veel pittiger zijn, zegt Aisha, maar we vinden het prima zo.

Heiko verteld ons veel over het leven in Nigeria en zijn reizen. Hij heeft al meerdere malen een auto  van Duitsland naar Nigeria gereden, als een soort hobby. Ook verteld hij over zijn relatie met Aisha, en hoe haar islamitisch familie daar op reageert. Interessant, vooral in een land waar de verschillende godsdiensten behoorlijk met elkaar in de clinch liggen. Heiko staat er op de kosten van de hele avond voor zich te nemen. We gaan er niet mee akkoord, maar hij wil van geen wijken weten. Hij maakt met ons de afspraak dat we elkaar ooit ergens ter wereld weer treffen, en dat wij dan alles betalen. “Wir treffen uns mahl wieder Heiko, und nochmals Danke für alles!”

Dinsdagmorgen 4 september dus, op pad richting Kameroen. 's Morgens vroeg eerst naar de bakker brood halen, in de islamitische wijk tegenover het Sheraton. Op het terrein van het Sheraton zit ook een bakker, maar die durft voor een eenvoudig witbrood gewoon 10,- euro te vragen. Wij zijn benieuwd wie dat koopt. De gasten in het hotel hebben toch zeker 's morgens ontbijt in de zaal? Dan even water bijvullen. Het heeft zoveel geregend dat we behoorlijke sporen trekken in het grasveld als we naar de waterslang rijden, en daarna via het smalle paadje naar de uitgang vertrekken. De vriendelijke bewakers zwaaien ons allemaal uitbundig na, zoals ze dat eigenlijk elke dag deden als we op pad gingen met de motor.

We rijden de route Abuja-Keffi-Akwanga-Lafia-Makurdi-Abinsi-Yandev-Katsina Ala. Het duurt even voor we Abuja uit zijn, want de expressway die we moeten hebben is afgesloten. De hele route is goed asfalt op twintig kilometer na, dus we schieten goed op. Wel regent het enorm, de rivieren staan overvol. We zijn benieuwd hoe het in Kameroen is, en met name de modderige route Mamfé-Ekok die we moeten doen. We hoorden dat er wegens wateroverlast al twintig doden waren in Kameroen, en meer dan 20.000 mensen zijn geëvacueerd. Daarom willen we niet de noordelijker gelegen grensovergang nemen. De weg is daar beter, maar je moet een paar honderd kilometer eerst naar het noorden van Nigeria rijden, waar het niet al te veilig is, en dan heel wat honderden kilometers door bergachtig gebied in Kameroen, juist waar die mensen zijn geëvacueerd. Het lijkt ons een heel mooie omgeving daar, maar niet in het regenseizoen. Veel andere grensovergangen zijn er niet. Een aantal zijn nu niet mogelijk omdat je een rivier moet passeren, maar er zijn geen bruggen. In het droge seizoen kun je doorwaden, maar nu staat het water te hoog. Dan kun je helemaal in het zuiden nog met de boot, vanaf Calabar. Maar dat zal het nodige kosten.

Vandaar dat de beruchte route Ekok-Mamfé overblijft. Twee weken geleden hebben de Zuid-Afrikanen Sonja en Koos hem in hun Isuzu in tegengestelde richting gereden, en zijn niet één keer vast komen te zitten. Wel erg diepe kuilen, maar toen was het nog droog. Nu heeft het elke dag flink geregend. We komen tegen kwart over zes aan in Katsina Ala aan, waar we willen overnachten op de parkeerplaats van een hotel. We kunnen dit hotel echter niet vinden. We vinden wel borden langs de weg die ernaar verwijzen, en we vragen nog een paar mensen, maar die hebben er nog nooit van gehoord. Wel zien we een rustig straatje, goed verlicht, en daar parkeren we voor de nacht. 's Nachts komt er nog politie die wat roepen en kloppen, maar we reageren er niet op, en ze druipen wel af.

De volgende dag rijden we weer bijtijds verder. De hele weg is weer goed asfalt, en ondanks de regen schieten we toch lekker op. Wel onderweg wat gekken die je proberen te stoppen met spijkerplanken. De eerst keer waren we er niet zo snel op verdacht. Ze wilden de plank voor een auto gooien die voor ons reed, maar die maakte een snelle slinger naar links. Wij denken wat doet dat volk op straat en Jan blaast flink op de oorverdovende luchthoorn. Ze schrikken en springen aan de kant. Dan pas zien we voor het eerst de spijkerplanken, die ze gelukkig met zich mee terugtrokken. Wat dit nu voor rare gasten zijn? Het is geen politie of ander overheidsgespuis. Later zien we ze vaker. We letten goed op de planken en laten blijken dat we niet stoppen door flink de luchthoorn te loeien. Maar we riskeren onze banden er natuurlijk niet voor.

Tegen 13:30 uur zijn we bij de grens met Kameroen. We gaan deze nog niet over. Eerst willen we meer informatie over de toestand van de weg aan de Kameroense zijde. Het probleem is namelijk dat als dit echt niet te doen is, er ook geen weg terug is. We hebben namelijk maar een single entry visum van Nigeria, dus eenmaal uitgestempeld, komen we het land niet meer in. En de beroerde weg begint direct na de grens, dus in Kameroen zijn er ook geen alternatieven. We vragen links en rechts wat mensen. Met onze auto moet het te doen zijn, zeggen ze. Hij is hoog genoeg. Daarmee bedoelen ze op de wielen, dus bodemspeling genoeg voor diepe moddergaten en hoge middenbermen.

We zitten achter een langzame vrachtwagen die de zwarte handel van brandstof  voorziet,
gezien de gele jerrycans. Ennehh... aan roetmeting doen ze hier niet.

We vragen of er wel vrachtverkeer van die kant komt. Af en toe wel, zeggen ze. We vragen ook de politie en douane nog naar de wegconditie. Volgens hen is het wel best, maar zeggen ze er bij: “Wij wonen aan deze kant, en komen eigenlijk ook nooit aan de andere kant”. We besluiten eerst maar eens te gaan lunchen, en afwachten of er nog auto's over de grens komen, en wat die van de weg zeggen. Er komen helaas geen auto's van die kant. Er is één auto die met de neus richting Nigeria staat, maar  het is een gewone personenauto, die ook niet al te vies is. Waarschijnlijk alleen even de grens over gegaan. Mariska vraagt toch even, en de ongeïnteresseerde man zegt dat het wel moet kunnen met onze truck.

Nou, we nemen de gok maar. Zoveel keus hebben we immers ook niet, en hoe langer we wachten, hoe meer regen er kan vallen. De grensformaliteiten aan de Nigeriaanse kant gaan soepel. Slechts drie hokjes met vriendelijke mensen. Dat was dus zeker waar over Nigeria: het zijn heel vriendelijke mensen. Met uitzondering van de spijkerplankgasten dan. Na de nodige formulieren te hebben ingevuld en weer een zinloze aanvulling in een groot dik boek rijden we de brug over, op naar Kameroen, het avontuur tegemoet!

  

Kameroen