WOENSDAG 5 SEPTEMBER 2012, Kameroen
We rijden de brug over de rivier over, dat tot het stuk niemandsland behoort. Aan de Kameroense zijde een politiepostje met aardige gasten. We mogen zelfs foto's maken, en zijn er met een kwartiertje klaar. De rest van de formaliteiten zijn in het plaatsje Ekok. Daar weer drie hokjes die we langs moeten. Een dame in strak uniform met een scheve pet stempelt de carnets. Een mannetje die er voor onze veiligheid zat, zoals hij zei, noteerde al onze gegevens op een geel post-it papiertje, waar al van alles op stond, dus dat komt helemaal goed met onze veiligheid. De man heeft zo hard en schel, een enorm irritant muziekje op zijn mobieltje aan staan dat we hem amper kunnen verstaan.

 

Ze weten ons te vertellen dat er twee uur geleden nog twee Zwitsers in een Nissan Patrol de grens over zijn gegaan Kameroen in. Interessant, maar die zullen vast al wel een stuk verderop zijn, die halen we niet meer in. Als we weg willen rijden horen we van verschillende kanten “don't drive that road, don't go, you will die there!” Nou, dat klinkt heel anders dan aan de andere kant van de grens. Maar het lijkt ons wat overdreven. We zien wat geparkeerde 4wd Toyota pick-ups staan. Flink opgehoogd en helemaal onder de drek. Ook passeren ons wat 100cc  brommertjes waar je van de drek amper het motorblokje kunt zien hangen. Een vrouw roept dat we niet moeten gaan, ze komt er net vandaan, metersdiepe drek, en ze wijst tot haar nek. We kijken elkaar verbaasd aan. Zou het echt zo erg zijn? Daar komt dan toch niemand door?

 

Tot nu toe alleen maar slecht nieuws. Het goede nieuws is dat het al de hele dag zo goed als droog is. Het slechte stuk zou over twee kilometer al beginnen. We rijden het dorp uit en de drek begint al. Tevens een splitsing. Een wat smaller vlakker pad buigt naar links, een wat steiler en breder modderpad gaat zo'n 50 à 60 meter een helling op. Waarschijnlijk komt het weer bij elkaar op. De linker lijkt te smal, we nemen de helling. In 4x4 er tegen op. De wielen spinnen rond, de modder vliegt ons om de oren, langzaam kruipen we omhoog en komen we boven. Hmmm, dit zag er nog niet zo moeilijk uit, maar geeft al totaal geen grip. Dat beloofd nog wat.

 

We zien een touw over de weg hangen. Shit, zouden ze de weg uit voorzorg gesloten hebben? Dat doen ze in wel meer landen. Om de weg te sparen hebben ze regen barrières. Dan zitten we hier mooi een paar weken in dit dorp, of nog langer. Het blijkt weer een politiepost te zijn. Nog even de paspoorten controleren en dan mogen we verder. Zo'n 500 meter verderop zien we in een inham langs het smalle drekpad de Nissan Patrol van de Zwitsers staan. Niemand in de buurt. Ze zijn zeker eerst de route aan het verkennen, mede omdat we het eerste slechte stuk zien liggen en de écht slechte stukken niet ver vanhier zijn. We denken dat ze met een brommertje mee zijn naar die plekken. We parkeren de DAF er voor. De weg is nog net breed genoeg dat de brommertjes er langs kunnen. Auto's hebben we na de eerste heuvel nog niet gezien hier.

We lopen een stukje het pad op, en al meteen is eer een behoorlijk groot modderstuk, een meter of vijftig lang. Twee vrij diepe geulen, waarvan de rechter een stukje dieper dan de linker. Dat wordt weer lekker scheef hangen dus. De modder is een centimeter of dertig diep en nette dikke cement. Er komen weer wat brommers tegemoet, en die vertellen dat dit nog niks is. Verderop is het nog veel erger. Ze zeggen dat onze “vrienden” verderop staan, bij het eerste erge stuk. Ze denken dat alle blanken hier elkaar kennen en bij elkaar horen.

 

We lopen een stuk verder en de Zwitsers komen ons  verbaasd tegemoet lopen. We zeggen dat we gestuurd zijn door de Zwitserse Ambassade om hen te komen helpen. Het zijn Ben en Daniele (spreek uit als Daniel). Jan zag de naam Daniele al bij de grens in één van de boeken staan, en dacht dat het een vrouw zou zijn, maar het is wel degelijk een kerel, met baard en al. En Ben ook. Ze hebben een leuke speelse hond bij zich, Tata. Deze is net een half jaar oud, ze hebben haar als pup meegenomen uit Marokko. Heeft die even geluk gehad! Het zijn erg aardige lui en we besluiten om samen het avontuur aan te gaan. Ze hebben het eerste echt slechte stuk bekeken, en dat wordt nog niet makkelijk. Ze overwogen om alvast gravers uit het dorp in te huren, die daarvoor maar liefst 150.000,- CFA per dag voor vijf man vroegen. Dat hebben ze teruggepraat naar 100.000,- CFA. Daarom praten ze je in het dorp al angst aan. Zodat je maar direct gravers inhuurt. We besluiten het eerst samen te proberen, als het echt niet wil moeten we maar gravers inhuren, en de kosten delen.

We lopen samen nog een stukje het pad op. We komen bij een diep kort knipgat. Zeker een meter diep. Onderin weer van die cementachtige modder. Het hele gat is maar drie meter lang. Met onze wielbasis van ruim 4 meter geen probleem, maar met de Nissan? We zullen het zien. Als we verder willen lopen komen er brommertjes aan die roepen dat we terug moeten. We blokkeren de weg, er wil een auto langs. Aha, er rijden nu dus nog meer auto's, mooi. Als we terugkomen bij de DAF wordt er flink gemopperd door de mensen. Ze staan er al een uur, zeggen ze. Terwijl we amper een kwartier weggeweest zijn. Ze vragen zelfs geld voor het wachten. Ga weg mafkezen. Als we geld kregen voor de keren dat we op Afrikanen moesten wachten waren we al miljonair.


Het allereerste echte modderstuk. En deze blijkt de makkelijkste...

 

We besluiten vandaag niet meer aan het avontuur te beginnen, het is nog maar een goed uurtje licht. We rijden een stukje terug en vragen of we bij een huisje mogen parkeren. Geen probleem. We drinken nog een dubbele jonge graanjenever samen en bespreken de tactiek voor morgen. Om 8 uur gaan rijden. Wij met de DAF voorop. Indien nodig helpen de Zwitsers ons mee de weg te prepareren. Zijn wij erdoor, dan kunnen wij hen erdoor slepen met ons 20 meter en 5 meter sleeplint. We weten van elkaar niet welke auto het beter doet. Zijn wij met onze zware vrachtwagen een blok aan hun been? Kunnen zij met hun lichte Patrol er niet veel makkelijker doorheen? Of hebben wij juist voordeel dat we hoger op de banden staan, en hebben zij er baat bij dat we hun erdoor kunnen trekken. We zien het wel. Allen slapen we enigszins licht, kriebels van het avontuur dat komen gaat.

 

DONDERDAG 6 SEPTEMBER, de Ekok – Mamfé route in regenseizoen

's Morgens om 8 uur zijn we inderdaad braaf op pad. Na twee minuten komen we al bij het eerste “makkelijke” modderstuk van zo'n vijftig meter. We twijfelen even vanwege de schuinte, de rechterkant ligt een stuk lager. Dan 4x4 erin, lage gearing in de drie en gaan. De DAF baggert er keurig door. We wachten na het stuk en kijken hoe de Patrol het doet. Die trekt er ook goed door, maar omdat deze een stuk smaller is, kan die veel meer van links naar rechts en terug glijden, en doet dat dus ook. Omdat de wanden van het gat een kleine meter hoger liggen schampt hij hier langs, waardoor direct al twee van de kunststof spatbordverbreders losknappen. Maar verder oké. Dan komt er een brommerrijder aan die meldt dat Ben en Daniele de hond vergeten zijn, hij staat nog bij de politiepost! Ze lopen terug om hem te halen. Ze hadden hem wel meegenomen, maar bij het modderstuk er uitgelaten. Het beest is zelf teruggelopen.


Bij het diepe gat hebben we flink zand gehapt met de bumper.
Verder naar het diepe knipgat waar we gisteren ook al waren. Mariska stapt uit om te filmen. Jan rijdt de DAF er in, en er door. Voor gaat hij er zo diep in dat de voorbumper door de modder gedrukt wordt, en die zit toch op zo'n 80 cm hoogte. Achter knalt de stootstang op de ondergrond. Eén van de reflectieplaten die daarop gemonteerd zit scheurt los. Geen probleem. De DAF spint nog wel even met de wielen rond en kruipt dan langzaam tegen de steile helling weer uit het gat. Gelukt! Nu de Nissan. Ben en Daniele denken dat het zo niet lukt, en willen de steile kant er tegen op wat afgraven, zodat deze vlakker wordt. Jan en Daniele, die een harde werker is, graven de kant wat af. Dan waagt Ben een poging. Hij wil er niet te hard in, om geen harde klap te maken, maar nu gaat het te voorzichtig, de Nissan spint met alle wielen in het rond. Hij komt er niet uit. Terug gaat ook niet, hij loopt met zijn bumper vast tegen steile kant. De uitlaat pruttelt diep onder de modder. Jan en Daniele gaan duwen, ze kunnen zich goed schrap zetten tegen de steile kant. Ben geeft flink gas,  het is een modderballet achter de auto, maar hij komt langzaam verder. Ook de Nissan is er door.

 

 

Het is amper een kilometer rijden of we komen bij een lang stuk met diepe modder. Ook weer een meter of vijftig. Rechtdoor is al helemaal hopeloos, en er is een soort by-pass uitgereden, maar die is ook al vrij diep. We gaan de boel eerst inspecteren en prepareren. Jan heeft laarzen aan, maar op sommige stukken zijn ze niet hoog genoeg, de modder loopt er in. Ben loopt op blote voeten, maar is dit niet gewend, er zitten ook takken en stokken in. Daniele heeft gewoon bergschoenen met dubbele sokken aan en banjert overal door. Mariska en Ben graven een dwarsgeul en willen daar wat van de modder mee weg laten stromen, maar het is te dik, het stroomt niet. We moeten het er met de schop door drukken, maar dat schiet niet op, het heeft weinig zin. Later neemt Jan het nog even over, zodat Mariska weer wat foto’s kan maken. Daarna vullen we wat diepere gaten op met sprokkelhout, en gaan het proberen. Jan rijdt, en Mariska filmt weer. Weer gaat het super. De DAF ploetert, de banden spinnen, hij glijdt af en toe wat heen en weer, maar gaat er perfect door, tot het laatste stuk. De voorwielen staan geheel naar rechts ingestuurd, maar het glibberstuk helt over naar links, en daar gaat de wagen ook steeds verder naar toe. Het is het punt waar Mariska staat te filmen, dus ze zoekt dekking. De wagen gaat al gevaarlijk ver naar links hangen, en daar is een gat van een meter of vijf diep. Jan laat het gas los, het is niet verstandig de wagen verder te laten glijden, hij wil maar niet tegen het hellinkje op. We knopen de lier aan de overkant aan een boom,  vrij haaks naar rechts op de rijrichting. Mariska bedient de lier en trekt zo de DAF de goede kant uit. Perfect, hij staat weer op het pad, en is dit stuk diepe drek voorbij. Nu de Zwitsers. Daniele rijdt en geeft flink gas om vaart  te maken. De wagen glijdt weer aardig van links naar rechts, en weer raakt een spatbordrand los. Na een twintig meter zit de wagen vast. We drukken hem nog iets verder maar dan zit hij weer vast. Drukken helpt niet meer. We trekken hem met de DAF er doorheen, gelukkig kunnen we er net bij met sleeplint, zonder dat we met de DAF terug de drek in hoeven.

 

Zo’n 300 meter verder komen we bij de eerste echte drekbende. Het gaat omhoog tegen een helling, over een lengte van zo'n 150 meter. Twee opties: links een wat zachter modderpad, met vooraan een vrij diepe trog met modder, die eerst met een flauwe bocht naar links en dan naar rechts wat minder steil de heuvel op klimt. Rechts redelijk rechtdoor de heuvel op, dus wat steiler, maar ook korter. Deze is vooral voor vrachtauto's bedoeld, de andere voor gewone terreinwagens. Het is, wonder boven wonder, al twee dagen droog, en vooral vandaag schijnt de zon volop. Het pad rechtdoor heeft geen diepe drek omdat het goed afwatert, maar het heeft een erg hoge middenberm, dat nu het opdroogt hele taaie, harde klei is geworden. Bij beide paden ligt er een slagboom overheen, en er staat een mannetje bij. We moeten betalen omdat hij hier zogenaamd de weg prepareert. Nou, hij doet er helemaal niets aan, het is gewoon zo uitgerend door de wagens, en als er weer één vast zit, graven die het zelf verder een beetje uit. Hij vraagt 10.000 CFA voor de DAF. We onderhandelen het naar 4.000,- voor de DAF en 2.000,- CFA voor de Nissan. Dan verkennen we beide paden. De midden berm van de rechter is voor ons te hoog, laat staan voor de Nissan. De klei is zo taai en kleverig, dat het geen doen is om dit over honderd meter af te steken. Voor de Nissan staat dus vast dat ze het linker pad nemen. Wij willen dat eigenlijk ook, maar Levi het tollenaartje wil dit niet hebben. We moeten met de vrachtwagen perse het rechter pad nemen. “kan makkelijk”, zegt hij, zoals Afrikanen dat altijd roepen. We hoeven de middenberm niet eens af te graven volgens hem. Hmmm, volgens ons wel. We doen toch een brute poging. Jan rijdt de DAF met gepaste vaart het pad op, maar al na een meter of vijf loopt deze hopeloos vast met de differentiëlen op de middenberm. Dat is ook wel een nadeel van de DAF, die differentiëlen zijn zo lomp groot dat dat ten koste gaat van je bodemspeling. Die van bijvoorbeeld een Mercedes zijn veel platter. We zetten de lier van voor naar achter, maken hem aan een boom vast en lieren de DAF zo weer terug. Het bewijs is geleverd, we gaan niet over het pad rechtdoor, en we hebben ook geen fut om in die hitte zoveel dikke klei af te steken.

 

Intussen zijn Ben en Daniele al bezig gegaan om het pad links wat te prepareren. Vooral het eerste diepe stuk. Jan helpt mee. Water weg zien te laten lopen, hout er in gooien. Mariska zoekt overal grote en kleine takken om de boel mee op te vullen. Als we net de boel zo goed mogelijk geprepareerd hebben komt er van boven een bushtaxi aanbaggeren. Zo'n overbeladen Toyota pick-up. Omdat wij het mooi voorbereid hebben komt hij er bergafwaarts mooi makkelijk doorheen. We willen de boel weer oplappen, als er nog zo'n bushtaxi naar beneden bobsleet. Die blijft steken in de diepe trog onderaan. We trekken hem er met de lier uit. Geen bedankje, hij rijdt zo verder. Dan komt er nog een bushtaxi naar beneden. Die lui prepareren niks, kijken niet hoe diep iets is, gewoon gas en gaan. En blijven we steken, tsja, dan maar weer zien hoe we los komen. Ook deze blijft steken en vraagt ons om hulp.

Eerst vragen we geld, zoals zij ook bij ons doen. Maar we maken dan de deal dat hij ons helpt met het opnieuw prepareren en naar boven komen. We lieren hem er door, en hij beloofd de wagen aan de kant te zetten om ons te helpen, maar rijdt mooi door. Hufter! Ben gaat nu bovenaan staan en houdt eventuele andere bushtaxi's tegen. Met zijn drieën prepareren wij de diepe trog opnieuw met hout, en dan wagen de Zwitsers een poging. Wij gaan nu dus niet voorop, dus kunnen ze niet slepen, de Nissan moet het alleen doen. Ben rijdt. Ze doen het aardig, maar komen drie keer vast te zitten. Met veel duwwerk komen ze telkens weer op gang. Ze parkeren bovenaan de heuvel. Tijd voor een korte pauze, en dan weer de boel prepareren voor de DAF. Omdat het pad smal is op sommige stukken steekt Jan hier en daar wat weg. Het is hier veel zompiger, dus dat gaat makkelijk.

We moeten er eerst twee bushtaxi's uitlieren, voor we zelf verder kunnen

 

Dan een poging. In de diepe trog, die ook wat smal is blijft de DAF direct al steken. Nog wat graven en dan lieren. Hij is door de trog, maar het blijkt dat het pad zo glibberig en zacht is, dat de DAF geen grip kan vinden. Het gewicht speelt nu ook wel mee natuurlijk. We moeten het hele eind de wagen omhoog lieren. Telkens in het dichte oerwoud langs de kant een nieuwe boom vinden om weer tien tot twintig meter verder te takelen. Met de machete hakken we de stekelige planten en lianen weg. Maar het lukt, we lieren hem de hele afstand omhoog, de wielen meestal zinloos rond spinnend, Mariska aan de lier. Er zijn een paar lokalen die het allemaal zitten te bekijken. Heel kort helpen een paar zelfs mee het boomlint te verplaatsen en de lier weer vast te maken. Anderen zitten te mopperen dat we met de vrachtwagen de weg kapot maken. Jan vraagt ze nog: “Hoe kunnen we iets kapot maken wat er niet is?” Op een gegeven moment zijn we een harpsluiting kwijt. Die hebben we nodig om de stroppen aan elkaar te maken. Meestal staat een boom zover weg dat het twintigmeterlint ertussen moet. We zoeken en zoeken maar kunnen hem niet vinden. Gelukkig hebben we nog een D-sluiting aan de bumper die we kunnen gebruiken. Een tijdje later ziet Mariska een lokale staan met wijde broek, waarin een broekzak verdacht veel de vorm van een harpsluiting aan heeft genomen. Ze wijst Jan er op. Jan loopt op de jongeman af en graait zo in zijn broekzak en haalt onze harpsluiting er uit. We zijn pislink op hem. Niet alleen om de diefstal, maar ook omdat we die spullen nu hard nodig hebben. Zonder de mogelijkheid de lier vast te maken, zouden we hier nooit boven kunnen komen. Als we zo langzamerhand onze spullen kwijtraken. De knaap sputtert dat hij vergeten was dat deze in zijn zak zat. Ja, je broek glijdt zowat van je kont van zo'n ding van een kilo, en jij “vergeet” dat. We zeggen dat hij op moet donderen en niet meer in de buurt van de auto of onze spullen moet komen. De andere lokalen staan er wat apatisch bij te kijken. Niet één zegt er verder wat van, ze schudden alleen hun hoofd. De knaap blijkt bushtaxichauffeur te zijn. Hij kon de sluiting natuurlijk zelf goed gebruiken.

 


Bushtaxis chauffeurs. Zij moeten op ons wachten voordat zij over het zelfde pad verder kunnen rijden. De linker heeft op deze foto onze harpsluiting in zijn broekzak.
Alleen wisten wij dat toen nog niet.
Als we eenmaal naar boven gelierd zijn parkeren we de auto achter die van Ben en Daniele. Het is te laat om nog aan de volgende beproeving te beginnen. Tata de hond is ook weer spoorloos. Ze letten niet goed op haar. We hadden haar vanmiddag nog uit het oerwoud horen blaffen, toen wij nog beneden stonden en de Zwitsers al boven. Nog wel geroepen, maar ze kwam niet. Het schijnt dat ze altijd losloopt, sinds ze haar in Marokko als kleine pup gevonden hebben. Ze is nog nooit weggelopen. Gister voor het eerst en nu weer. Jan hoort van een brommerkoerier dat hij iemand op de brommer heeft zien rijden met een hond bij zich. Ben is intussen al achterop een brommer gesprongen terug naar het dorp, om daar te gaan zoeken. Pas als het al lang donker is komt hij terug, met Tata. Hij heeft haar gevonden niet ver van het dorp kort vastgebonden aan een boom, enkele tientallen meters het oerwoud in. Hij hoorde haar janken en is op het geluid afgegaan. Verder niemand in de buurt. Ze eten hier honden, dus misschien was dat de bedoeling. Maar vreemd is het wel, omdat er niets in de buurt was. Ben kon in het donker de weg uit het oerwoud naar het pad niet terugvinden, maar de hond gelukkig wel. Het beest was helemaal uitgeput. Lag bij de auto alleen nog maar te slapen en reageerde nergens meer op. Ze wilde zelfs niet eten. Wij zijn ook best bekaf, en willen het niet te laat maken.

Tegen een uur of negen komt er nog een vrachtwagen van tegengestelde richting aan. Ze hadden het er vroeg in de middag al over dat die ieder moment zou komen, en ons eventueel wel naar boven kon trekken. Hij was nog maar twee kilometer van ons vandaan, zeiden ze. We wilden er eerst nog op wachten. Niet om ons omhoog te trekken, want dat zou nooit lukken op dat pad. Maar we hadden stille hoop dat er vijftien man boven op zaten die het rechter pad zouden afsteken. Schijnbaar hebben ze dus ook ergens goed vastgezeten, dat ze er nu pas zijn. Ze stoppen niet bovenaan de heuvel, maar denderen zo door naar beneden. Het is een Mercedes 4x6, dus alleen beide achterassen aangedreven. Wel flink hoog op de poten, en door het ontbreken van een differentieel voor, en twee platte achter, veel bodemspeling. En natuurlijk de vaart vanaf boven. Toch loopt hij onder aan de heuvel ook vast, en hebben ze nog de hele nacht nodig om hem los te graven.

  

Er komen ook nog drie bushtaxi's via het linker pad omhoog. Eén blijft bijna bovenaan steken, de andere direct onderaan in de trog. Ze hebben een lading vrouwen bij zich, en die stappen uit, lopen de helling op en gaan allen naast onze auto zitten, en kwekken luid zo'n beetje de hele nacht door. Hierdoor komen we nog moeilijk in slaap. Fout idee dus om zo dicht op een hindernis te gaan staan. Er komen nog mensen, schreeuwend onder ons openstaande raam, vragen of wij ze los willen trekken. Nee, het is donker, laat in de avond, wij gaan slapen. Morgen is er weer een dag. We hebben ons net lekker gedouched. Anderen die gehoord hebben van onze sleeplinten en schakels willen onze spullen lenen. Nee, ook niet. Wij zeker morgen slechts de helft terug, en nog kapot ook. Die lui rijden deze route constant, maar hebben nog geen sleephaken voor of achter aan de auto, en ook geen linten, touwen of kettingen om elkaar los te trekken. Ongelofelijk wat een stomkoppen. Een dikke ketting kost hier ook niet veel, en een paar haken aan de auto laten lassen misschien net 5,- euro. Onze sleeplinten willen ze zo om scherpe delen van het chassis of om de bladveren leggen, zagen we vanmiddag al. Zelfs na duidelijke uitleg dat zo niet te doen. En ook kijken ze niet uit als ze eenmaal los zijn. Dan rijden ze zo over het lint heen dat dan nog vast zit aan de auto, of dat zich tien keer om hun vooras wikkelt. Je zou wel gek zijn die lui je spullen te lenen als je er niet zelf bij bent. Dan kom je hier zelf nooit meer weg. Bovendien verwachten ze dat alle hulp van ons aan hen gratis is, terwijl zij commercieel rijden. Per rit krijgen ze, in verhouding, behoorlijk goed betaald. En als wij hulp nodig hebben, kunnen wij hen heel dik betalen. beteuterd druipen ze af, en wij duiken in bed.

 

Wel hebben we enorm respect voor de brommerrijders. Wat een zware vrachten zij achterop vervoeren over dit drekkige, glibberige parcours op hun krakkemikkige Chinese 100cc brommertjes. En sommigen rijden ook 's nachts door. We hebben dan ook wel te doen met één van hen die de brommer kapot heeft precies bij dit steilere modderige stuk. Zijn lading heeft hij halverwege er af moeten halen. Dan de brommer door de dikke smurrie omhoog drukken, en vervolgens nog twee keer toe met de zware bagage op zijn hoofd naar boven. Hij verteld dat zijn koppeling eruit ligt, en dat zijn broer eraan komt om vannacht nog terplekke te koppelingsplaten te vervangen. Petje af voor deze jongens.

 VRIJDAG 7 SEPTEMBER, Ekok – Mamfé route, dag 2
Als Jan 's morgens uit de auto stapt krijgt hij serieus op zijn kop van de dames die daar nog steeds op een grote deken zitten. Hij had ze toch op zijn minst kunnen uitnodigen om de nacht bij ons binnen door te brengen. We hebben plek zat in die vrachtwagen. Je moet er toch niet aan denken, een stuk of zeven van die kakelende kippen binnen. Het was zo al erg genoeg. Ook zijn ze boos dat we ze niet geholpen hebben. Het is onze schuld dat de auto's nog steeds vast zitten. Wij zitten er niet mee, moeten ze zich maar beter voorbereiden, ze kennen de route beter dan ons. En vertrek ’s morgens in plaats van vlak voor het donker…

 

Tata is gelukkig al weer wat vlotter, hoewel het nog niet de vrolijke drukke hond van eergisteren is. Ze blijft vandaag in de auto. Wij zijn allemaal om 8 uur al weer startklaar, het ontbijt achter de kiezen. Omstanders zeggen dat we nu het ergste stuk gaan krijgen, erger dan we gehad hebben. Daarna komt nog een stuk vergelijkbaar met dat van gisteren en dan hebben we het gehad, en is het 65 kilometer redelijk goede onverharde weg tot Mamfé. Gisteren zijn we in totaal 3,3 kilometer opgeschoten, in een kleine 10 uur tijd. Daar gaat de korte middagpauze dan nog af. Dat wordt nog spannend dus. Toch hebben we er wel zin in, het is hard pezen, maar wel gaaf. Tot nu toe lukt het allemaal goed. Het is nergens echt gevaarlijk voor ons of voor de auto's, en het klikt erg goed met de Zwitsers. En dan hebben we enorm geluk met het weer. Het is voor derde dag op rij droog. De zon schijnt zelfs best pittig, dus warm en vermoeiend om te graven. Maar je moet er niet aan denken hier in de stromende regen van de afgelopen weken te staan. Doorweekt tot je onderbroek, en hoe ziet de weg er dan uit?


Iedere meter van deze heuvel, hebben we de DAF moeten lieren.
Op de foto lijkt het zo heftig niet.

 

De natuur is hier ook erg mooi. Een modderpad door dichte onbegaanbare jungle. Prachtig. Jan had flink zere voeten en benen gekregen gisteren in de laarzen. Doordat de drekgaten dieper zijn dan de laarzen komt er telkens modder in. Dat gaat flink schuren. Hij heeft het nog geprobeerd met blote voeten, maar met stukken hout en stenen in de modder is dat ook geen succes. Dan nog met Teva slippers en neoprene waterschoenen geprobeerd, maar die blijven in de zuigende klei steeds hangen. Vandaag het systeem van Daniele, gewoon met de bergschoenen en twee paar sokken, waarvan de buitenste weer terug omgekruld over de schoen. Dat werkt goed, hij loopt weer als een kievit. Gelukkig heeft hij zijn oude bergschoenen nog niet weggegeven. Die zijn ideaal voor deze smeerbende. Mariska loopt wel weer in de rubber laarzen, maar gaat zo diep de modder niet in, dus heeft niet zo'n last. Wel schuurt de modder aan de bovenrand van de laars en daar vormen zich schaafwondjes op de benen. Mariska wikkelt wat plastic zakjes aan de binnenkant van de bovenrand van de laars. Het is geen gezicht, maar helpt wel. Jan moet wel diep de modder in, want je moet wel controleren hoe diep het is, en of de ondergrond hard of zacht is. En of er geen scherpe stenen of takken omhoog steken onder water, die je banden kunnen beschadigen. Afrikanen hoeven dit ook niet te checken, die hebben God. Daniel gaat ook al diep de modder in, dus was Mariska van mening dat het niet perse nodig was om daar met zijn drieën in te gaan staan. En Ben laat ook wel merken dat hij liever achter het stuur zit, dan in de modder loopt te wroeten.

We rijden zo'n 1,5 kilometer tot we bovenaan een diepe grote kleigeul staan die over een lengte van zo'n 150 à 200 meter flauw naar beneden afdaalt. In de verte zien we het volgende moddergat al waar een aantal bushtaxi's vastzitten en elkaar staan te verdringen. Dat is voor latere zorg, eerst deze bende door zien te komen. Rechts gaat een alternatief pad voor bushtaxi's. Het is een slingerpad, zo'n 80 centimeter diep uitgesleten. Veel te smal voor ons. Er zit ook al een bushtaxi vast. Ben en Daniele zien dat pad ook niet zo zitten, hoewel de ondergrond daar veel steviger en droger is dan het pad dat wij moeten nemen. Ze zijn bang dat hun auto aan alle kanten langs de wanden beschadigd, en als je de bushtaxi's ziet, is dat niet zo gek. Die hebben geen spiegels meer, en ook van de meesten hangen de lampen er los bij. De zijkanten zijn behoorlijk gedeukt en geschaafd.

 

We lopen maar eerst weer eens de drekbende door. Er zitten behoorlijk diepe stukken bij, kniediep zakken we soms in de smurrie, en dat over lengtes van vijf tot tien meter. Hout zoeken dus. Veel hout ligt er helaas niet. We vinden nog wel een opengewerkt differentieel. Ze doen hier de grootste reparaties in de bush. Mariska zoekt zoveel mogelijk sprokkelhout bij elkaar. Daniele en Jan gaan met de motorzaag en machete het oerwoud in om wat dikkere takken te verzamelen. Helaas heeft de motorzaag kuren. Stationair draait hij prima, maar geef je gas, dan komt hij even op toeren, en dan kakt ie in en scheidt er mee uit. Het lijkt of ie niet genoeg benzine krijgt, terwijl ze hem net gevuld hebben. Dat wordt hakken dus. Zwaar werk in die hitte. Alle hout gooien we bij Ben voor de voeten, die het in de gaten duwt. Het duurt een behoorlijke zet voor we het een beetje geprepareerd hebben. De aller diepste stukken worden opgevuld. Aan het eind zit nog wel een diep bad van een meter of vijf lang, maar dat is links en rechts redelijk gelijk, dus daar gaan we niet zo scheef door. Daar doen we dus niet zo veel aan. Er komen nog een paar bushtaxi´s ons achterop. Het zijn de lui die afgelopen nacht vast hebben gezeten. Gelukkig nemen ze alle drie de bobsleebaan aan de rechterzijde. De tactiek is dat wij met onze DAF eerst gaan, en telkens blijven staan na een diep, moeilijk stuk, zodat we dichtbij genoeg zijn om de Nissan met het twintigmeterlint er door te trekken.


Het tweede, makkelijke deel, waar wij langs moeten...

...en het smalle deel waar ze met de bushtaxi's door rijden. Het spoor in het midden is van brommers

 

Daar gaat ie! De DAF heeft het er moeilijk mee. Na een meter of vijftien blijft hij steken. Jan zet hem in de achteruit en dat lukt. Nog eens. En zo probeert hij rustig een paar keer en het lukt. Hij ploetert door de eerste bagger heen. Waar het iets minder diep is stopt hij. Nu Ben en Daniele met de Patrol. Er staan allerlei lokalen te kijken. Ze roepen dat de kleine auto´s het rechter pad moeten nemen. Ja, kleine hersens doen dat  ja. Ze zien toch wel dat het voor de vrachtwagen die voor gaat een eitje is om de Patrol er door te trekken als het niet lukt. We laten ze maar schreeuwen. Daniele rijdt, hij maakt aardig vaart, maar helaas, de Patrol is gewoon niet hoog genoeg voor de blubber. De wielen malen maar een beetje rond. We slepen ze er moeiteloos doorheen, tot wij bij het diepe blubberbad komen. Als we de Patrol aangehaakt houden is de kans groter dat wij er ook niet door komen, dus eerst wordt die losgemaakt. Dan een beetje gas, en hop ook daar gaat Daffie geweldig door. Eigenlijk zijn we er wel een beetje verbaasd van wat zo´n zware wagen in de blubber nog kan.

 

Het is smerig en zwaar, maar zo is het wel leuk om te doen. We vermaken ons opperbest.

De Patrol loopt direct weer vast in het diepe modderbad, en met het vijfmeterlint trekken we ze er uit. Dan sluiten we aan achter een rij lokale Toyota pick-ups 4x4 en een Landrover. Ondanks het beroerde pad zijn de wagens veel te vol geladen. Er is een meters diep gat met onderin een laag modder. Ongeveer 2,5 meter breed, en een meter of tien lang. Het gaat er vrij steil in en uit. Iedere auto die er door wil komt hopeloos vast te zitten. Dan is het graven, en met dertig man duwen en trekken tot hij los komt. We kijken het even aan, maar dit gaat nog uren duren. Jan gaat met de mannen praten en gooit het op een akkoordje: als ze ons er eerst langs laten en ons er door helpen, dan slepen wij hun auto's er door. Met de voorwaarde dat we eerst onze Zwitserse vrienden er doorslepen. Ze gaan er mee akkoord. Maar ze staan nog flink in de weg. Het pad is niet al te breed. Glibberig en aan beide kanten een brede geul. Achteruit kunnen we ook niet te ver, want daar is het diepe modderbad. Wij gaan links naast de auto's staan, dat kan nog net. Dan moeten de auto's allemaal achteruit rijden zodat vooraan plaats komt. Niet zo moeilijk, maar wel als je niet fatsoenlijk kan rijden. Eén van de auto's manoeuvreert verkeerd en glijdt een stukje de greppel in. Hij zit vast, maar wel zo dat hij nog behoorlijk in de weg zit. We proberen met zijn allen van alles, maar niets helpt. Dan slaat ook nog zijn motor af. Hij krijgt hem weer moeizaam aan de praat, maar het herhaalt zich een keer of drie, en dan zit er geen leven meer in. De kap van Toyota wordt geopend. Daniele en Jan staan er natuurlijk met de neus op. Een beetje verbaasd kijken ze hoe een man geheel in de motorruimte klimt, staand met zijn moddervoeten boven op allerlei motordelen, die er maar tegen moeten kunnen. Hij haalt het luchtfilter van de carburateur af. Het luchtfilter is een metalen bak met een prop keukenstaalwol als filter. Aan de carburateur kunnen we zien dat dat niet echt filtert, er zit aangekoekt zand in. De man trekt de benzinetoevoerslang van de carburateur en begint er aan te zuigen. Als hij zijn mond vol benzine heeft spuugt hij het boven in de carburateur en drukt snel de slang er op. Daarop slaat de auto even aan, maar is ook direct weer uit. Dit wordt nog een paar keer herhaald, maar het ding wil niet blijven lopen. Daniele en Jan staan geamuseerd toe te kijken. Er ligt nog van allerlei ander troep onder de motorkap. Ze gebruiken het gewoon als extra opbergruimte. Zelfs een schop wordt er onder bewaard, en ligt gewoon los op het motorblok te rammelen.

 


Wij moeten langs de rij bushtaxi's zien te rijden, om zo als eerste door het diepe gat te kunnen.


Omdat we niet meer willen wachten of het met deze auto nog gaat lukken, proppen de andere auto's zich wat dichter op elkaar, en proberen we de DAF er langs te manoeuvreren. De auto's zijn zo vol gepakt, dat we langs hun lading schuren, die voornamelijk bestaat uit jerrycans met benzine. Het lukt ons om er langs te komen, maar helaas kunnen we zo niet recht het diepe moddergat in, of liever gezegd, door. En eigenlijk hebben we wel een beetje vaart nodig. Mariska stapt uit om te filmen, Jan waagt een poging. Er in gaat goed, maar wat hij ook probeert, het lukt niet de wagen er weer uit te rijden. Het probleem is ook dat het gat aan het einde wat smal is, smaller dan de banden van de DAF uit elkaar staan. De mannen van de andere auto's beginnen te graven. Weer een poging, en weer malen de banden zinloos rond in de blubber. We hakken met de machete een pad naar de dichtstbijzijnde boom, en proberen het met de lier. Ook dit lukt niet, de lier trekt de boom omver.

De mannen gaan weer graven. Jan waarschuwt ze nog: “niet met de schop in de buurt van het liertouw.” “Ja hoor” knikken ze, en een paar tellen later staat er één de drek van zijn schop af te slaan midden op het liertouw. Wij beginnen gelijk te schreeuwen, waarop de andere mannen erg boos worden op degene die zo triomfantelijk zijn schopje schoon staat te maken. Ze sturen hem direct weg. Gelukkig is het liertouw nog heel. Het is een sterk touw, maar kwetsbaar voor scherpe randen. We zoeken een ander boompje op, dat hopelijk wat sterker op zijn wortels staat. Helaas zo ver weg dat we alleen op enkele kracht kunnen lieren. Maar het is voldoende, de DAF komt uit het moddergat. Dit gaat nog niet zo heel makkelijk, want precies waar ons liertouw langs moet staat een bushtaxi uit tegengestelde richting met panne. Behoorlijk in de weg dus. Met een paar mannen drukken we die eerst een eind verderop.

 

Nu de Zwitsers en de bushtaxi's nog. Helaas is de weg direct na het moddergat ook niet zo heel best en erg glibberig. We kunnen ze er dus niet eenvoudig met ons sleeplint doortrekken, omdat we zo dicht bij het gat zelf ook niet veel grip hebben. We zetten de DAF op steviger grond en verplaatsen de lier naar de achterkant. Met dertig meter liertouw en twintig meter lint kunnen we wel bij het gat komen. Ben en Daniele nemen een aanloopje en knallen de Patrol in de blubber. En ook zij blijven onder in het gat steken. We haken de lier er aan en trekken ze er door. Dit gaat niet zo makkelijk omdat de weg in een bocht loopt, en we dus niet loodrecht kunnen lieren. Het sleeplint dat in de diepe greppel ligt wil daardoor in de wand snijden. Maar het lukt. Nu de eerste bushtaxi. Ook die blijft steken onder in het gat, en we lieren hem er uit. Dan komt de volgende bushtaxi. Het ding is zwaarbeladen met jerrycans met benzine. Daarvan lekken de meesten ook nog, er hangt een flinke walm omheen, je krijgt amper adem. Gevaarlijk. Hij ploft zijn bakkie onder in het gat, en zit natuurlijk muurvast. We haken de lier er aan, maar die heeft er flink moeite mee. We kunnen slechts enkellijns lieren, en niet in rechte lijn, dus een deel van de lierkracht gaat verloren. En de volgestouwde pick-up weegt ook heel wat, over de vier ton zeker. Jan liert door tot de lier er mee stopt. Hij begint ook behoorlijk te stinken! Shit wat nu? We hebben dat ding nog nodig, want er komt nog zo'n diep gat. Er hoort een thermische beveiliging op te zitten, die het apparaat uitschakelt als die te heet wordt. Na afkoelen doet ie het dan gewoon weer. Maar we zijn er niet zeker van , hij stinkt en de damp slaat er af. We balen flink en zijn pissig op die idioot die zijn auto zo vol pakt op een weg als deze. Maar ja, eigen schuld, hadden we eerder moeten stoppen met lieren, toen we merkten dat ie al erg langzaam ging.

De mannen willen nu graag dat wij nog proberen om met onze auto te trekken. Maar dan moeten we dus te dicht op het gat aan rijden, en als we ons daarbij zelf in de nesten werken hebben we nog een probleem. We verontschuldigen ons en zeggen dat ze de wagen maar moeten afpakken en zelf moeten proberen te trekken met de bushtaxi die we er al door hebben gelierd. Daarbij mogen ze dan  ons sleeplint lenen, want zelf hebben ze helemaal niks om mee te trekken. Ze gaan dit proberen, maar hebben natuurlijk geen zin om de pick-up af te laden, dus dat doen ze niet, Ze knopen de andere pick-up er voor die hulpeloos staat te malen in de drek. Met zes man proberen ze te drukken achter de trekkende auto. Vermakelijk om te zien, maar er komt geen schot in. We blijven een tijdje kijken, en dan vinden we het tijd voor het volgende diepe gat. Als het goed is, is dat ook de laatste, en hij ligt net om de bocht, hooguit tweehonderd meter verder. We willen graag vandaag het beroerdste stuk gehad hebben, voordat het begint te regenen. Het gat is diep, maar ook kort, misschien 10 à 15 meter. Er staat een dikke vent naast, die zegt dat hij er net door is gereden met zijn dikke show-pick-up die net na het gat staat, ongelukkig de helft van de weg blokkerend.

 

Mariska staat net naast de kerel en filmt als Jan de DAF het gat in rijdt. Dat gat is diep en hobbelig op de bodem. Het lukt net niet om er weer uit te rijden. De banden draaien, maar langzaam glijdt hij zelfs iets terug. De man geeft aanwijzingen dat Jan eerst iets achteruit moet en het nog eens moet proberen. Maar we hebben de afspraak dat we niet naar lokalen luisteren als het om aanwijzingen gaat, maar alleen naar elkaar. En Mariska zegt dat Jan moet blijven staan. Maar Jan wil het toch proberen om iets achteruit te gaan en nog een poging te wagen. Een stuk terug lukte dit foefje ook. Jan rijdt de DAF wat naar achter en probeert het nogmaals, onder aanmoediging van de dikke vent, maar rijdt zich finaal vast, zeker drie meter verder terug dan waar ie net was. Het gescheld van Mariska gaan we hier niet herhalen, maar het staat op de film... Gelijk heeft ze ook wel, want de lier doet het niet meer, en we waren er bijna. Met een beetje gegraaf waren we er dan doorgekomen. Nu is het veel erger. Jan kijkt nog eens naar de lier. Hij ziet er een gesmeuld stuk tape op zitten. Dat is waar ook, dat had hij er omgedaan om de relaiskast vast te zetten toen de steun gebroken was. Die steun is inmiddels gelast, maar er zat nog steeds tape om de motor van de lier. Het ziet er naar uit dat dat zo rookte en stonk. Misschien is ie dan toch gewoon thermisch uitgegaan, en moet hij het nu dus weer doen. En dat doet ie! Niks kapot, gewoon een stukje tape dat zo stonk! De Zwitsers en wijzelf ook natuurlijk staan te juichen. Gelukkig, toch nog vandaag door het laatste drekgat. We hakken weer een beroerde route de bush in met de machete, veel lianen met stekels hier, niet fijn. Dan halen we nog ons sleeplint op, want we hebben een dikke boom gevonden, maar wel ver weg.

 

De Afrikanen staan er nog mee te worstelen om de overbeladen wagen los te krijgen. Ze smeken ons om het lint niet mee te nemen. Ze zijn flink aan het graven geweest, en we wachten totdat ze de benzinekar er ook door hebben. Dan nemen we het lint mee, de andere auto's moeten ze zich zelf maar mee redden. De afspraak was ook dat wij er in ieder geval één auto door zouden trekken en dat dan de rest elkaar weer verder zou helpen. Wij willen nog voor het donker door het laatste gat zijn. Met de lier is het zo gepiept. De Zwitsers trekken we er met het sleeplint door. De eerste bushtaxi ook, en dan komt de overbeladen benzinekar nog. Ook die trekken we er eenvoudig door, maar net na het gat, waar de weg ook nog glibberig is van de drek, weet de bestuurder zijn auto niet recht te houden. Ondanks dat hij op sleep is, glijdt het hele ding zo hop op de zijkant de greppel naast de weg in. Jan ziet het in de spiegel gebeuren en stopt onmiddellijk. Ze hebben geluk dat de auto is blijven hangen tegen de wal van de greppel aan de ander zijde. Ze vragen of wij ze weer uit de greppel willen trekken met ons korte lint haaks op de rijrichting. Dat willen we dan ook nog wel, maar het risico is erg groot dat ze dan halverwege helemaal omkieperen. En dat moet niet gepaard gaan met wat vonken, want het is een rijdende, sorry, op het moment vastzittende bom. We zeggen dat ze eerst deels moeten afladen vanwege het gewicht, maar dat willen ze niet. Gewoon trekken! We zeggen heel duidelijk dat het dan niet ons probleem is als de hele wagen omdondert en wij dan gewoon verder rijden. Vinden ze prima. Gewoon trekken! Dat doen we, en wonder boven wonder, het gaat nog goed ook. Geluk is echt met de dommen. En als we net stilstaan pakt een vrouw, een medepassagier van de onfortuinlijke auto, een I-pad  uit haar tas en maakt daarmee een foto van ons. We staan helemaal verbaasd te kijken. Ze hebben nog geen haken aan de auto, geen sleepkabel om elkaar te helpen, en vragen ons om water, maar hebben wel zo'n dure nutteloze I-pad. Ze is dan natuurlijk wel een klant van de taxi, maar toch. We moeten er allemaal nogal om lachen, maar tegelijkertijd is het toch ook wel treurig. Dan komt er nog een vrouw bij, die óók een I-pad tevoorschijn haalt. Ze laat ons allerlei mooie plaatjes zien. Het glas van de I-pad is gebroken, met meerdere barsten. We vragen hoe ze dat nu voor elkaar heeft gekregen. “Och, gewoon, gevallen.”  Volgens ons moet Apple de Afrikaanse versie ook met gewapend glas uitbrengen. Niets, maar dan ook werkelijk niets, blijft hier heel.
Deze wagen vol benzine hebben we net door een diep moddergat getrokken,
maar de bestuurder kon de wagen niet op de glibberige kleiweg houden en
terwijl hij nog bij ons aan het liertouw zit, glijdt hij zo de greppel in.

 

Het is inmiddels een uur of drie. Het beroerdste stuk van de route zit er op, maar we willen toch nog een flink stuk verder rijden vandaag, zolang het droog is. Je weet nooit hoe het morgen is, het is al drie dagen achtereen droog, wat de laatste twee weken nog niet is voorgekomen. En de rest van de route mag dan wel beter zijn, een echte weg is het nog steeds niet. Dus hobbelen we een mooi eind verder. Het is een prachtige route door de jungle. Op een gegeven moment komen we over een klein bruggetje over een riviertje, dat er geweldig uitziet. Langs de weg is een inham waar we kunnen parkeren. Daniele en Jan, de modderigste van ons vier, liggen direct met schoenen en kleren en al in de rivier. Ze laten gewoon een spoor van zand in het mooie heldere water na. Alle drek wordt er af gewassen, en de kleren uitgespoeld. Twee jongetjes van een jaar of twaalf zijn er ook aan het zwemmen en vinden het wel interessant, twee van die blanken in bad, met kleren en al. Het is zo'n mooi stekkie, dat we besluiten hier maar te overnachten. We drinken maar weer een borrel op de goede afloop van twee dagen avontuur in de bush. Het was hard ploeteren in dikke blubber, maar we hebben er eigenlijk wel van genoten. En moe dat je er van wordt. We liggen allen vroeg in bed.

 

Het regent die nacht flink. We staan naast een geultje dat gewoon in een riviertje verandert. 's Morgens vroeg zien we dat er een flinke buil water in de daktent van Ben en Daniele hangt. Met een stok duwen ze dit eruit, en niet kort daarop kunnen ze het weer herhalen. Zijn wij even blij dat we dit niet gisteren of eergisteren hebben gehad. Wat zullen die drekgaten nu volstaan! De rivier waar Daniele en Jan gisteren nog in zwommen is nu modderbruin en staat zeker een meter hoger dan gisteren. Omdat het maar blijft gieten nodigen we Ben en Daniele uit om bij ons binnen te ontbijten. Buiten is dat geen pretje zo.

 

Later wordt het een beetje droger en we besluiten verder te rijden. Vlak voor we weg willen komt er van beide kanten op het pad een zware Chinese 6x4 zandwagen aan. I.p.v dat ze even wachten tot wij weg zijn zodat ze elkaar kunnen passeren waar wij nu staan, stuurt de ene vrachtwagen naar rechts de berm in, zodat de andere er langs kan. Hij is natuurlijk veel te zwaar voor die zompige berm en zakt naar rechts weg, zijn kunststof bumper kapot, en zo vast als een huis. De andere wagen wil hem lostrekken met een dikke staalkabel die ze bij zich hebben. Maar ze hebben geen goede bevestiging voor de staalkabel dus deze wordt zo achter om de chassisbalk geknoopt, wat al vaker is gebeurd, want deze is zo krom als een banaan. Met grof geweld proberen ze de zware met zand beladen wagen los te trekken, de banden van de trekkende wagen spinnen doelloos rond. Dan proberen ze het met een ruk, alsof de staalkabel een kinetisch touw is. Een vonk en de twee centimeter dikke staalkabel knapt doormidden. Hier krijgen ze alles kapot. Het zijn dan ook geen Chinezen achter het stuur. Wij gaan er maar eens vlug vandoor, want we zien ze al kijken naar onze lier. Geen zin die te wagen aan een dertig tons vrachtwagen. Ze vroegen al om ons sleeplint dat op de lier ligt, maar ook geen denken aan. Dat wikkelen ze ook om de scherpe chassisrand en is dan ook doormidden.

 


De route gaat door dicht regenwoud.
De route verder is erg mooi en gaat zo'n 65 kilometer door dicht oerwoud. Er wordt her en der al wel door de Chinezen aan een nieuwe weg gewerkt, het zal niet lang meer duren of er ligt een mooie tweebaans asfaltweg. Het pad is verder goed te doen, wel hobbelig en soms smal voor de truck, zeker als er tegenverkeer komt. Af en toe ook drekkig, maar niks extreems. Wel een paar smalle betonnen bruggetjes die je pas laat opmerkt vanwege het dichte struikgewas. We hebben op die bruggetjes zonder leuning of zijranden maar zo'n 15cm links en rechts naast de auto, en het is best diep naast de bruggetjes, daar wil je niet naast rijden.

Vlak voor Mamfé vinden we best een redelijke plek om te bushcampen, weer aan een klein riviertje. We hebben onderweg een paar grote flessen bier en limonade kunnen kopen, en zitten de hele avond gezellig met zijn vieren buiten. We vieren dat we het gehaald hebben, Ekok-Mamfé in het regenseizoen. Een beruchte route onder overlandreizigers. De auto's zijn wel toe aan een flinke was- en doorsmeerbeurt. Alle draaiende delen schuren en kraken van zand en steentjes. De Nissan remt ook niet meer zo goed, dus daar moet gauw naar gekeken worden.

De volgende dag wassen we eerst in de rivier de sleeplinten, schakels en schoppen schoon, en gaan dan verder door naar Mamfé. Wat ons opvalt is dat ze hier in Kameroen meer doen om het dorp een beetje gezellig en mooi te maken, met plantsoentjes en dergelijke. Veel mensen hebben zelf ook een siertuintje of wat mooie planten voor de deur. Een heel verschil met de vorige landen, waar het de mensen vaak niet eens deerden dat ze in hun eigen troep zaten. Het is zondag en de kerk is net uit. Alle mensen zijn op hun paasbest gekleed. Vooral de vrouwen zien er prachtig uit met kleurrijke gewaden en een flinke wrappage op hun hoofd. We pinnen eerst geld en kopen wat bananen en brood op de markt. Van verdere inkopen komt niets meer, want weer begint het enorm te gieten. De markt veranderd in een modderbende, en we hebben geen zin daar verder door te lopen. Een tankstation kunnen we ook al niet vinden, en de autowassers vragen te forse prijzen, terwijl ze geen goede hogedruk hebben. Omdat het zondag is zijn de garages ook gesloten dus kunnen Ben en Daniele de remmen van hun auto hier niet na laten kijken. We besluiten dus maar naar Bamenda te rijden, 123 kilometer verderop. Dat is een grotere plaats, dus misschien hebben we daar meer geluk.

 

De weg er naartoe is een perfecte dubbelbaans asfaltweg, heuvel op en af door het glooiende, weelderig begroeide landschap. Ben en Daniele rijden voorop. Wij horen op een gegeven moment wat metaal kletteren op straat, net als we door een klein dorpje rijden. Als we stoppen om te kijken blijkt het de linker markeringsplaat te zijn. Bij een diep gat op de slechte route hebben we die deels losgereden, en u is hij er helemaal afgekletterd. Jan loopt langs de weg terug om hem te zoeken, terwijl Mariska bij de auto blijft wachten. Een paar vrouwen hebben de plaat opgeraapt en geven hem aan Jan. Nu moet Jan met de vrouw trouwen, zeggen ze. Hmmm, aparte traditie. Voortaan de platen steviger vastmaken, denkt Jan, want anders gaat het uit de hand lopen. Jan weigert beleefd, maar dan vinden ze dat hij de vrouw wat moet geven. “Waarom” vraagt Jan. “Voor het vinden van de plaat” zeggen de vrouwen. “Dacht het niet hé, als je hem gewoon had laten liggen had ik hem zelf wel gevonden.” Als Jan met de plaat onder zijn arm weer terug loopt, ziet hij een hele stoet mensen die naar een hoop zand toelopen. Ze vertellen dat een familielid gisteren is overleden, en nu wordt begraven. Ze laten er hier geen gras over groeien, niks weken tot jaren in de vriescel zoals in Ghana. Ze nodigen Jan uit voor de ceremonie. Weer bedankt hij beleefd. Hij kent die mensen niet eens. Dan ga je toch niet naar een begrafenis? En ze hebben vast geen koffie met cake na, maar waarschijnlijk iets als door oma voorgefermenteerde palmwijn of gierstbier dat lekker op een temperatuur van 30 graden is. Maar goed, zo kun je hier maar zo binnen tien minuten je eigen bruiloft en de begrafenis van een ander meemaken. En andersom kan vast ook wel.

De weg gaat weer mooi heuvel op en af. Telkens als we moeten klimmen lijkt het of we niet al te veel trekkracht hebben. Toch te weinig diesel in de tank? We rijden inderdaad op de laatste pak hem beet 50 liter. Op zich meer dan voldoende om in Bamenda te komen, maar vanwege de lange platte tank met het aanzuigpunt in het midden, zal hij misschien af en toe lucht zuigen omdat de diesel bergop achterin de tank loopt. Als we weer een klein gehuchtje passeren vragen we of we daar wat diesel kunnen kopen. Tien liter hebben ze in een jerrycan, meer niet. Het is natuurlijk maar een druppel in een vierhonderdlitertank, maar alles beter dan niets.

De Zwitsers hebben van de verloren markeringsplaat en onze stop voor diesel niets gemerkt en zijn al een stuk verder. Een eind verder hebben ze op ons gewacht en we slaan samen kamp op bij een vlak stuk direct naast de grote weg. Niet echt mooi, maar we doen het ermee. Het begint weer te regenen en we nodigen ze uit om bij ons te komen eten. Zij nemen een pakje spaghetti mee en Mariska kookt een grote pot. De kookplaat, die ook op diesel uit dezelfde tank werkt hapt ook af en toe lucht, en slaat daar op af. We hebben dus duidelijk te weinig diesel in de tank. Jan laat de laatste liters uit onze 300 liter reserve tank in de 400 liter tank stromen, en het is genoeg om ook weer te kunnen koken.

Af en toe een landslide over de nieuwe weg naar Bamenda.

 

Omdat we vanaf Bamenda een andere richting op willen dan de Zwitsers, besluiten we vanaf morgen ieders ons eigen pad weer te vervolgen. Zij willen morgen eerst hun auto naar een garage brengen voor onderhoud en reparatie aan de remmen. Wij willen verder naar de Ringroad, om daar een mooie tocht met de motor te maken. Het is de laatste avond weer gezellig. We wisselen de films en foto's van de samen gereden route uit, en ook wat speelfilms. Het wordt ruim 1:30 uur. Het blijkt dat het huisje dat bij onze overnachtingsplek hoort van de politie is. Als we de volgende morgen na het ontbijt buiten komen, zijn ze al “druk” aan het controleren. Wat ze controleren ontgaat ons volkomen. Ze houden eigenlijk iedere auto tegen. De één mag zo door, de ander betaald wat kleingeld. En dat is blijkbaar het enige waar ze er voor staan. We vinden het wel vermakelijk en samen met de Zwitsers zitten we op de vangrail een beetje te kijken en wat te kletsen met de agenten. Het is 9:00 uur 's ochtends en de agenten zijn al flink aan de palmwijn. Ze hebben een 5 liter vaatje bij zich, en  bieden ons ook wat aan. Bleh, we houden er niet van, en zeker niet op dit tijdstip. We komen er onderuit door te zeggen dat we nog moeten rijden. Volgens hen geen probleem met een paar slokken op. We nemen afscheid van Ben en Daniele, en wisselen nog telefoonnummers en e-mail uit. Het was erg leuk om een weekje samen op te trekken, aardige jongens. Wie weet treffen we ze nog weer ergens.

 


De nieuwe weg is nog niet helemaal klaar en hier staat ons de volgende
verrassing te wachten...

De route naar Bamenda is niet helemaal perfect. Onderweg komen we langs een stuk of 5 landslides, waarbij soms meer dan de helft van de weg bedolven is onder een grote massa zand. Ook ligt er af en toe een rotsblok op de weg van ongeveer een vierkante meter. Niet erg lekker, aangezien het op het moment dat we er langs rijden ook regent en er misschien nog veel meer los komt. Ook is de weg nog niet helemaal af. Op een bepaald stuk is een omleiding gemaakt. Er staat een leuk bordje langs de kant dat deze omleiding verboden is voor lange en zware vrachtwagens. Maar wat verstaan ze in Kameroen onder lang en zwaar?

We gokken het er maar niet op en gaan dus eerst te voet de weg verkennen. Het blijkt een omleiding van 2 kilometer te zijn en volgens tegemoetkomend verkeer is vooraan het moeilijkste stuk. En dat moet volgens ons wel lukken. De weg is erg modderig en er zijn stukken met glibberige klei. De bochten zijn krap en het gaat direct 100 meter steil naar beneden. Het regent nog steeds, dus een erg fijne omleiding wordt het niet. In het midden staat ook nog een auto met pech, op een onbenullig punt. Met man en macht lukt het om de auto iets op te tillen en wat verder naar de zijkant te zetten, zodat we er lang kunnen. Het was niet erg makkelijk, maar we zijn er weer goed vanaf gekomen.

 
 
Kunnen we hier wel langs?

 

 

Als wij al bijna in Bamenda zijn krijgen we een telefoontje; Ben en Daniele. Hun Patrol heeft geen trekkracht meer, ze komen amper vooruit. Ze zijn zo'n tien kilometer achter ons. We draaien om, om ze eventueel naar Bamenda te slepen. Langzaam tokkelend komen we ze tegen. Zo is er niets te vinden, maar lijkt er op dat hun dieselfilter verstopt zit. En als het beestje niet te eten krijgt, wil het niet werken. We rijden langzaam achter hen aan als back-up. Maar ze halen op eigen kracht Bamenda. We nemen daar opnieuw afscheid. Zij zoeken een garage op voor flink onderhoud, wij doen inkopen en sluiten een verzekering af voor de DAF. Na wat zeuren met de vrouw achter het bureau komen we er al snel achter dat verzekeringen hier in wat vreemde categorieën zijn ingedeeld. Zo is een auto met 2 zitplaatsen duurder dan een auto met 5 zitplaatsen. Naar gewicht wordt niet gekeken. We hebben dus een auto met 5 zitplaatsen en zijn klaar voor 21.000 franc, geldig voor 2 maanden in Kameroen, Gabon en Congo Brazzaville. De motor willen we ook verzekeren, maar dat kan alleen per jaar. Veel te duur, dus dat laten we maar achterwege. Met de motor zijn we gek genoeg nog nooit gecontroleerd. Naar verzekering wordt door politie sowieso maar heel weinig gevraagd. Bij een restaurantje dat er wat beter uitziet eten we een patatje met wat saus. Dit is geen fast-food, het duurt zeker een uur. Maar het moet gezegd, het smaakte voortreffelijk en we werden er niet ziek van.

De dag is al zo goed als om, en we rijden richting Ringroad. Dat moet een mooie rondweg zijn door de bergen. Met de vrachtwagen is dit maar deels te doen, we willen een mooie motortour maken. Niet de hele Ringroad, want dat is ruim 300km, dan moeten we de tent meenemen. De weg naar de Ringroad toe gaat hoog door de bergen. De hoogste pas op 1800 meter, met om ons heen bergen van 2500 tot 3000 meter. Vlak voor het gehuchtje Ndop vinden we langs de weg een plekje voor de nacht, met een prachtig uitzicht op de bergen. Helaas is de weg best druk met brommers, auto's en vrachtverkeer. Met veel kabaal vanwege de steile klim.

 

DINSDAG 11 SEPTEMBER 2012, Ringroad
Het is droog, veel blauwe lucht, hier en daar een dikke witte wolk en heel in de verte één donkere wolk. Een mooie dag en een mooi uitzicht over de groene grasbergen, met hier en daar een klaterende waterval. We pakken de motor en rijden tot het dorpje Kumbo, zo'n 70 kilometer verderop. En als het een beetje meezit kunnen we vanaf daar en kleine weg door de bergen terug nemen. De hele Ringroad is ons te lang, dan moeten we 1 of twee keer onderweg overnachten, en het weer is de afgelopen dagen onbetrouwbaar gebleken. Net na Ndop eindigt het asfalt. Het is nu een kleiweg met veel gaten. De stukken die steil de berg op gaan zijn wel weer asfalt. De omgeving is prachtig, maar helaas is het erg druk met mensen. We hadden wat meer rust en vrije natuur verwacht. Hoe dichter we bij Kumbo komen, hoe donkerder het in de lucht wordt. Onderweg krijgen we nog een klein buitje, maar we kunnen schuilen, bij een leeg marktgebouw. Overal staan hier huisjes en hutjes. In Kumbo eten we een patatje bij een klein restaurantje langs de weg. Wat heerlijk dat ze in (dit deel van) Kameroen weer aardig wat aardappelen verbouwen. We kijken nog eens naar de lucht. Rondom zwarte wolken. We gaan terug via dezelfde weg. We hebben geen zin om met dit weer midden door de bergen te rijden over een smal paadje. Na zo'n 20 kilometer te hebben gereden begint het te stortregenen, en weer kunnen we schuilen. Nu bij een verlaten hutje met overhangend dak. Na een uurtje wordt de stortregen een gewoon buitje. We trekken onze regenpakken aan en rijden verder. De harde kleiweg is nu superglad geworden. Vrachtauto's worden bij de slagbomen (regen barrières) onderweg tegengehouden, om zo de weg te sparen.

 

Het duurt dan ook niet lang of we gaan onderuit met een vaartje of  veertig km/h. We schuiven op de linkerkant, er is geen houden aan. Omdat het niet echt hard ging viel het mee. Jan heeft een oppervlakkige wond in zijn knieholte van de voetsteun en Mariska's linker enkel klapt pijnlijk dubbel. Daar houdt ze helaas nog wel even last van, waarschijnlijk enkelbanden wat opgerekt. Het linker voetstepje achter, waar Mariska's voet op zat, is afgebroken. De koppelingshendel is ook krom, en zo valt de schade aan de motor wel mee. We kunnen er mee verder rijden. Maar we moeten nog een heel eind, zeker zo'n dertig à veertig kilometer. We rijden in nog een langzamer tempo verder, maar Mariska kan maar één voet laten rusten omdat het ander voetstepje is afgebroken. En met die kuilen in de weg is het juist prettiger om af en toe bij zo'n kuil je even uit het zadel op te wippen. Nu laat ze beide benen naar beneden hangen, maar daar krijg je het met dit gehobbel aardig van in de rug. Wat is de weg nog lang zo. De bui blijkt gelukkig maar heel plaatselijk, na een kilometer of tien is het droog, en het ziet er uit of het daar ook nog niet geregend heeft. 

Terug bij de auto probeert Jan de koppelingshendel recht te buigen, maar die knapt af. Gelukkig hebben we een reserve bij ons die hij er direct op zet. Een reserve voetstepje hebben we niet, dus daar moeten we onderweg nog wat op vinden. Het is van een aluminiumlegering, dat kunnen ze hier zeker nergens lassen. Mariska zit intussen met een dikke enkel binnen. Vroeg naar bed dan maar. Een tegenvaller om zo de route te moeten eindigen. Nu viel ons de route sowieso wat tegen. De omgeving was best mooi, maar enorm druk. Veel verkeer, veel mensen en overal hutjes en huizen. Van wat we er van gehoord hebben hadden we dit wat anders verwacht.

De dag er op rijden we terug naar Bamenda. We kopen wat brood en fruit en rijden verder. Net als we Bamenda uit gaan komen op een steile helling net voor een haarspeldbocht Ben en Daniele ons tegemoet gereden. Wat een toeval, het is toch een erg grote stad. We stoppen even. Hopen dat de handrem het houdt. Hun auto heeft een grote beurt gehad. Inderdaad was het dieselfilter flink verstopt en hun remmen totaal weggesleten. Dit terwijl er 20.000km terug in Zwitserland nog nieuwe remvoeringen op zijn gekomen. Zo hard slijt dat dus met al dat zand. Zij blijven nog twee dagen rondhangen in Bamenda en rijden dan naar Douala, vanwaar ze hun paspoorten opsturen met DHL naar Accra, om daar een datumstempel op hun Angolese visum te krijgen.

 

 


The Ringroad 

We nemen wederom afscheid en gaan verder naar Bafoussam. De weg is erg mooi, bergje op bergje af. De omgeving erg groen, maar geen jungle. Bij Bafoussam vinden we een mooi rustig plekje op 1464 meter hoogte, waar we twee dagen blijven. Het weer is niet geweldig, veel regen. We luieren een beetje binnen en werken wat aan de website.

 

VRIJDAG 14 SEPTEMBER 2012, regen
We willen naar Mount Cameroon, met 4095 meter de hoogste berg van west Afrika. De route en de uitzichten zijn erg mooi, maar wat een overbevolking weer. Nu wonen praktisch de meeste mensen hier ook aan de weg, omdat de bergen en de jungle niet echt toegankelijk zijn. Overal langs de weg zijn mensen. Niets anders dan irritante taxi's die zonder in hun spiegels te kijken vlak voor je optrekken, om na een kilometer weer vlak voor je te remmen. In Loum nemen we een onverharde weg naar Kumba. Dit stuk is 41 kilometer. We twijfelen nog even of het met al die regen verstandig is, maar de politiemensen bij de slagboom waar de weg begint zeggen dat het goed te doen is. We vinden al een mooie overnachtingsplek na een paar kilometer, naast een professionele bananenplantage. En in Kameroen hebben ze weer volop aardappelen, dus we eten stamppot wortel met een sudderlapje!

 

 

Het blijkt de volgende dag dat de politiemannen dit keer gelijk hadden, de weg is aardig goed. Een paar makkelijke modderstukken, af en toe wat rotsachtig en overal breed genoeg. En weer erg mooi, ook de asfaltroute erna. Maar wat een drukte weer. We rijden tot de stad Buea, wat als vertrekpunt geldt voor wandeltochten naar de top van Mt. Cameroon. We overnachten op een brede parkeerplaats langs de weg, tegenover een luidruchtig internaat. Jan vervangt nog de dieselfilters, want ook onze auto begint erg slecht te trekken. Hierbij heeft hij de nodige toeschouwers. Het dieselfijnfilter was niet meer doorheen te blazen, zo dicht met rotzooi. De diesel die men in deze landen aangeleverd krijgt komt ook schoon uit de raffinaderij, maar ze kunnen hier de tanks niet schoonhouden. Luiken staan vaak open of zijn weg, waardoor rotzooi en water er in komt. En natuurlijk roest van de tanks zelf. En ook zullen ze de tanks niet altijd alleen voor diesel gebruiken. Al met al vind je dus een mooie smurrie in je filters.

Ook melden zich regelmatig berggidsen. Het is niet duidelijk of dit verplicht is, waarschijnlijk niet, maar het is de vraag of het juiste pad zo te vinden is. We leggen ze uit dat we in ieder geval niet gaan met mist of regen, want we willen wat zien. En momenteel is de hele berg in een dikke nevel gehuld. We vragen nog naar de prijs. Voor 2 personen 2 dagen inclusief een overnachting in een, volgens de Lonely Planet, vieze hut zonder faciliteiten, zonder matras, zonder eten, zonder drager: 60.000 CFA. Bijna zo'n 100,- euro dus. Best prijzig dus. Een maandloon voor lokale begrippen. En de top in twee dagen, is dat te doen. “ Ja hoor” zegt één van de gidsen, “ nu is er een groep Amerikanen boven. Vannacht slapen die in de eerste hut, en om 4:00 uur morgenvroeg beginnen ze dan te lopen naar de top.” Nou, geweldig wat een lol! Zwaar lopend in mist en regen, op een idioot tijdstip, in het donker, alleen om te kunnen zeggen: “Been there, done that, seen nothing”. Wel iets dat past bij Amerikanen, maar niet bij ons. We gaan alleen als het weer opklaart, en dat ook zo lijkt voor de daarop volgende drie dagen. En dan zonder gids, met eigen GPS, tent en matjes. De volgende dag om 9:00 's morgens staan er al weer gidsen voor de deur. Het is droog, maar het weer ziet er niet best uit, nog steeds alles in dikke mist. We moeten nu gaan zeggen ze, het gaat opklaren. We geloven er niets van en wachten nog een uurtje. Inmiddels stortregent het. Om de mannen niet in de regen te laten staan, nodigt Jan ze binnen uit, tot groot ongenoegen van Mariska. De drie mannen stinken enorm, en met zulke harde regen kunnen de ramen niet ver open. Het lijkt er niet op dat het nog droog wordt. Als het na een uur iets minder hard regent gaan de mannen er gelukkig weer vandoor.

Wij besluiten om eerst maar eens naar de kust te gaan, het plaatsje Limbe. Dat is niet ver van hier, en mocht het de komende dagen nog opklaren, dan kunnen we alsnog de berg op. In de zon vast een leuk plaatsje aan zee, maar in de mist en regen een troosteloos gebeuren. We kunnen nog net het booreiland vlak aan de kust zien. We komen de auto niet eens uit. We rijden maar door naar Douala. Onderweg komen we bij een grote parkeerplaats met een politiecontrole en een weegbrug. Wij worden gelukkig niet gecontroleerd, maar wie zien we staan op de parkeerplaats: de Zwitserse Ben en Daniele, met daktent opgebouwd. We gaan er even naast staan. Ze zien er wat verregend uit. We nodigen ze bij ons binnen uit voor een kop warme thee. Daar vertellen ze dat ze een probleem hebben. Ze zijn gecontroleerd door de politie en er blijkt een stempel op hun Carnet de Passage te ontbreken. Ze mogen zo niet verder, het moet eerst opgelost worden. Ze staan er al sinds gisteravond. Het blijkt dat in Kameroen je Carnet bij binnenkomst van twee stempels moet worden voorzien, en zij hebben er maar één, net als in de andere landen. Wij controleren vlug onze Carnets van auto en motor, maar gelukkig, wij hebben wel twee stempels. En dat terwijl we dezelfde grenspost gepasseerd hebben, slechts twee uur later dan hen. We kunnen ze er ook niet bij helpen, en na de thee gaan we weer verder. Het eenvoudigst voor hen is om bij wisseling van de wacht gewoon verder te rijden. De nieuwe ploeg weet toch niet waarom ze er staan.

 

We rijden door de drukke stinkende 2 miljoen inwoners tellende industrie- en havenstad Douala. Zo'n 170 kilometer voor de hoofdstad Yaoundé vinden we een zijpad langs de hoofdweg waar we overnachten.


De kust van Limbe

 

De volgende ochtend zijn we al om 6:00 uur op om vroeg te vertrekken naar Yaoundé. We willen daar een poging wagen om bij de ambassade van Angola ons visum te bemachtigen. Nadat we ook deze 1,5 miljoen inwoners tellende stinkstad zijn doorgereden tot we bij de ambassadewijk zijn gekomen, doen we navraag waar de ambassade van Angola is. Niemand die dat weet. We vragen een taxichauffeur. “Ja hoor, dat is niet ver”. Hij vraagt 2.000 CFA voor het ritje. Als we vragen waarom het zo duur is, zegt hij dat het ineens ver is. Jan biedt 500 CFA, en zonder verder wat te zeggen geeft de man gas en scheurt er vandoor. Nou ja zeg. Andere taxichauffeurs die we aanhouden kennen de Angolese ambassade niet. We kijken op internet, maar kunnen daar ook niets vinden. We vragen nog bij een of ander Kameroens ministerie, waar er ontelbaar veel van zijn. De man daar heeft een groot boek met allerlei belangrijke adressen in Yaoundé, en noemt alle ambassades op, maar die van Angola zit er niet bij. Er is dus geen Angolese ambassade in Yaoundé, überhaupt niet in Kameroen (?). Zijn we voor niets deze stinkstad ingereden. En waar had die taxichauffeur ons dan heen gebracht, de oplichter!

 

We twijfelen nog of we richting kust rijden, naar Kribi. Daar is een waterval die rechtstreeks in zee uitkomt. Volgens de Kameroenezen de enige in de wereld. Dat klopt niet, we hebben zulke watervallen ook in Noorwegen en Nieuw-Zeeland al gezien, maar in Afrika roepen ze dit soort termen graag en veelvuldig. Enige, grootste of mooiste ter wereld. Omdat het nog steeds niets dan regen is, en een heel eind terugrijden, gaan we er niet heen. Het is echt jammer, het is zo'n mooi land. We wisten natuurlijk wel dat het in het regenseizoen lastiger is om zo'n land goed te bekijken, maar we dachten dat het tussendoor ook nog wel een keer droog zou worden. Niet dus. Ook kun je niet om een regenseizoen heen plannen als je lang en langzaam op reis bent. Ergens kom je het tegen. Je moet snel reizen en exact volgens schema alles plannen wil je in de meeste landen  in de gunstige seizoenen uitkomen. Wij willen juist niet plannen. Dan begint reizen teveel op werken te lijken. En je mist ook veel omdat je geen tijd hebt om langer in een bepaald land te blijven. Racen van highlight naar highlight dus. We gaan dus niet naar Kribi en nemen bij Meyo een gravelweg richting nationaalpark Campo, om daar langs de weg ergens te overnachten. Links en rechts diepe sloten, de weg is pas nog geprepareerd. Vanwege deze sloten kunnen we niet makkelijk een plekje vinden. Bij een klein dorpje van een huis (hut) of twintig vinden we toch net aan de rand een vlak stukje. Al gauw staan er een aantal knapen en een wat oudere man bij de auto. Jan vraagt of ze ook bier verkopen. Jazeker roepen de jongens, 1.000 franc per fles! De oudere man wordt een beetje boos. Daar klopt niks van zegt hij, het is 600 franc voor een fles van 650 ml. Jan loopt met de man mee en koopt twee flessen. Helaas alleen lauw. Ze krijgen pas over 6 jaar stroom, zegt de man.


Zeer irritante dronkenlap
Tegen een uur of negen 's avonds staat er opeens in de stromende regen een gek voor het zijraam te schreeuwen. Een knaap van een jaar of twintig. “Kom naar buiten, ik vind het maar niets dat jullie hier staan!” roept hij. “Kom nu naar buiten!” We hadden er eigenlijk niet op moeten reageren, maar doen het helaas toch. Negeren is meestal beter. We roepen dat hij ons met rust moet laten en dat we toch niet naar buiten komen. Hij gaat maar door, en als we het raam dicht doen begint hij op de auto te slaan. We doen het raam weer open en laten de stungun voor zijn ogen een keer vonken, met de mededeling dat hij nu echt moet ophoepelen. Hij is niet onder de indruk, maar duidelijk wel onder invloed. “Kom naar buiten” Daar hebben we natuurlijk geen zin in. Ten eerste regent het dat het giet,  en ten tweede weet je nooit of hij alleen is. Dan begint de knaap handen vol met lateriet naar binnen te gooien. Snel doen we het raam weer dicht. Omdat we het horgaas open hadden zit alles onder de vieze natte rode klei en steentjes. Bah! Nu wordt het buiten wel stil, hij is er vandoor gegaan. Wel hebben we nog een duidelijke foto van hem gemaakt, hij ging er mooi voor staan.

's Morgens laat Jan de man waar hij bier gekocht heeft de foto zien. Die kent de knaap wel, hij wijst ongeveer aan waar hij woont, tegenover onze auto. Volgens de man rookt de knaap teveel marihuana, maar ons leek het meer of hij onder invloed van alcohol of wat anders was. De man zegt dat we met de foto naar de politie moeten gaan, maar daar hebben we niet zo'n zin in. Dat gaat een boel gezeur geven, en we zijn dan weer de halve dag onder de pannen.

 

 

We vragen de man nog naar de weg richting natuurpark. Volgens hem is de komende 60 kilometer erg goed, net als hier, pas geprepareerd lateriet. Dan 20 km wat slechter, en dan kom je in het nationaalpark. Door het nationaalpark loopt ook een route, en vandaar kun je zelfs alsnog naar Kribi. We twijfelen nog even. Maar met al die regen van de afgelopen dagen zijn we bang dat we tegen net zo'n avontuur aanlopen als in Pendjari park in Benin. We gaan nog genoeg wild in nationaalparken in zuid en oost Afrika zien. We besluiten door te rijden naar de grens met Gabon. Wel erg jammer om zo weinig te zien en te beleven in zo'n mooi land als Kameroen.

 

Uitstempelen van het Carnet de passage doen we bij de douane in Ambam. Snel en gemakkelijk, geen controle en geen gezeur. Uitstempelen van ons paspoort gebeurt bij de politie aan de grens. Die willen eigenlijk nog wel een kado, maar na een duidelijk “non”, zeuren ze niet verder, en rijden we de brug over de rivier naar Gabon over. Op de Michelinkaart zou dit nog een 70 tons veerpont zijn, maar soms zie je echt vooruitgang in Afrika. Hetzelfde gold trouwens voor de asfaltwegen in Kameroen. Echt perfect mooi, er zijn landen in west Europa die het minder voor elkaar hebben.

 

 Gabon