MAANDAG 19 NOVEMBER 2012, eindelijk: Angola Na controle aan de Congolese zijde rijden we de poort door naar de Angolese zijde van de grens. Boven op de heuvel is een groot plein, met rechts grote hallen, en links wat lagere gebouwen. Alles is splinternieuw, ze zijn met de grote hallen nog bezig. Wat zijn ze hier in hemelsnaam van plan? De weg Congo in is maar een klein, steil weggetje, en daar zijn ze de grensovergang in ieder geval niet aan het voorbereiden om een grote doorgang te worden. We melden ons bij een open raam aan de buitenzijde van een van de lage gebouwen. Bij het loket is de beambte in rep en roer. Er moet veel gebeld worden, we wachten erg lang op het bankje buiten, en vermaken ons in tussentijd wat met een puppy dat er rond dribbelt. |
De heren vragen zelf, of we niet eens een foto van hen gaan maken. Nou, graag hoor! |
Gek genoeg vroegen de beambten nog of we een foto van hen wilden
maken, zittend achter hun bureau. Dat is wel weer erg apart. Normaal is
het absoluut verboden om bij grensovergangen in Afrika een foto te
maken. Dat doen we dus zeker even. Pas na vijf uur 's middags kregen we ons paspoort terug met de stempels. We mogen 30 dagen in Angola blijven. Bij ons was er nog wat onduidelijkheid hierover, omdat de geldigheidsdatum niet duidelijk in het visum stond aangegeven. Daar waar de geldigheidsdatum zou moeten staan, staat de uiterste inreisdatum. Daarna nog
gauw ons laatste Congolese beltegoed opbellen naar het thuisfront, en
eindelijk rijden we, met zo'n 6 weken vertraging, Angola in. Het begint
met een asfaltweg vol met gaten, door het plaatsje Noqui, langs de mooie
brede Congo rivier, omgeven met groene heuvels.
|
De volgende dag hobbelen we rustig verder richting Tomboco.
Af en toe diepe watergaten en kleine geulen maar over het algemeen is de weg
redelijk. We zijn voorzichtig omdat we nog moeten kijken hoe onze gelaste
bladveer het houdt. Hij is gelukkig op een plek gelast waar hij niet op buiging
wordt belast, namelijk direct bij het bevestigingsoog bij de meescharnierende
veerschommel. Hopelijk houdt hij het.
Soms komen we bij modderige stukken, maar niets extreems. Dan een
brug die met een groot rood betonblok is afgesloten. Bordje erbij,
“omleiding”. Die omleiding gaat steil naar beneden door de rivier. We
stappen maar eerst eens uit om de situatie te bekijken. De omleidingsweg
is deels door de rivier weggeslagen, en heeft een rechte rand van zo'n
anderhalve meter recht de rivier in. Dat ziet er niet prettig uit. We zien aan de sporen dat iedereen het betonblok omzeilt en gewoon over de brug rijdt, dus inspecteren we de brug ook maar even. Die is in het midden ingestort, maar er is van staal een noodbrug overheen gelegd. Dat ziet er best degelijk uit. Aan de ene kant steunt hij op de wal, en aan de andere kant op het oude brugdeel dat nog wel overeind staat. Dat deel hangt ook al flink door, en is deels gescheurd. Tsja, is dit wel geschikt voor zwaar verkeer? Het ziet er nog best stevig uit, dus proberen we het maar. En het gaat goed, de brug geeft geen krimp (tenminste, dat denken we, we merken in ieder geval niets). Dat betonblok kunnen ze dus beter weghalen en voor de omleidingsweg zetten, want die is echt niet meer mogelijk. |
Een deel van de brug is ingestort. |
We vervolgen de weg. Er zitten telkens honderden, of beter
duizenden vlindertjes op de weg die opvliegen als we er aan komen rijden. Een
mooi gezicht. Een paar keer steekt er ook een mangoest over. Het eerste levende
wildlife sinds heel lange tijd. Tegen een uur of twee stoppen we om te gaan
lunchen. Het is vreselijk donker in de lucht en het begint te onweren. We
besluiten hier te blijven staan voor de nacht. De ergste buien zien we vlak
langs ons heen trekken door het heuvellandschap.
De dag erop rijden we verder, De weg is soms erg modderig,
asfalt is er al lang niet meer. En af en toe gaat het best steil omhoog en
omlaag. We balen een beetje, want we hebben niet zoveel diesel meer in de tanks,
en met die steile klimmen zijn we bang dat de diesel achter in de tank gaat
liggen en we lucht gaan aanzuigen. We hebben al het idee dat de wagen wat
inhoudt op lange klimmen.
Diesel tanken in het noorden van Angola |
Bij een dorpje waar we een vrachtwagen zien staan,
vragen we aan de chauffeur waar we kunnen tanken. “Een echt tankstation
vind je hier nergens,” zegt hij, “maar vraag eens ginds bij die boom
daar, misschien kunnen zij je wat verkopen.” We doen er navraag, maar de
vriendelijke politieman met het beroerdste gebit dat wij ooit hebben
gezien (i.p.v. verticaal, staken de paar tanden die hij nog had
horizontaal zijn mond uit) verwees ons naar het tegenoverliggende
“gemeentehuis”. De politieman stond er omdat er ook een wegversperring
met controlepost is. Jan onderhandelt er wat, en kan dan voor maar
liefst 50,- USD 70 liter diesel kopen. Duur voor Angolese begrippen,
maar we moeten wat. Hiermee kunnen we zeker N’Zeto halen, de eerste stad
van enige betekenis op onze route. We moeten onze auto steil omlaag
sturen achter de eerder genoemde boom langs, tot aan een betonnen put in
de grond. In die put zit dieselolie, die eigenlijk bestemd is voor het
grote aggregaat dat onder een afdakje staat. Dat aggregaat doet het ook
al lang niet meer, de kleppen van de behuizing staan open, onderdelen
liggen er naast in het zand. Twee knapen van een jaar of vijftien en achttien worden
aangesteld om met een emmer de diesel uit de put te halen, en in een 20 liter
jerrycan te gieten. De jerrycan is smerig, onderin zit zand, dus die spoelen we
eerst maar even om. Een trechter hebben ze niet, dus we gebruiken onze eigen
trechter. De emmer waarmee de diesel naar boven gehaald moet worden heeft een
groot gat onderin, dat met een plasticzakje is afgestopt. Het wordt dus een
grote knoeiboel. We houden een beetje ons hart vast of die diesel wel te
vertrouwen is. Wat voor troep zit er in? Hoeveel water? Sowieso bevat de diesel
in Afrika al veel zwavel, maar dit kan wel eens échte troep zijn. Af en toe zien
we een restant van een kever in de trechter verdwijnen. Extra filteren met een
panty had geholpen, maar waar zijn de dames met de panty’s als je ze nodig hebt? |
Veel keus hebben we ook niet. Zonder diesel komen we
helemaal nergens. We krijgen drie keer twintig liter en op het oog een keer tien
liter in onze tank gekieperd. Zeker tien liter gaat er bij verloren door het gat
in de emmer, maar dat is vóór het afmeten in de jerrycans, dus niet voor onze
rekening. De agent met het horizontale gebit vergeet ons totaal te controleren,
dus we kunnen na het tanken zo verder. We worden vriendelijk uitgezwaaid door de
agenten. Die hebben met die troep een mooi extra zakcentje verdiend.
Een kilometer of tien à twintig later werpt onze
dieselactie al zijn vruchten af. Rotte vruchten, dat wel. Bult op hebben we
helemaal geen kracht meer, en er komt geen rook meer uit de uitlaat. Die uitlaat
is ongeveer net als de schoorsteen van het Vaticaan. Aan de rook kun je ongeveer
zien wat er binnenin gebeurt. Witte rook betekent geen nieuwe paus, maar water
dat verdampt wordt. Blauwe rook is olie dat verbrand wordt, en zwarte betekent
teveel diesel, of te weinig lucht. Helemaal geen damp betekent een erg schone
verbranding, of helemaal geen verbranding. We gaan voor het laatste, de motor
krijgt geen diesel meer. Hij rommelt en pruttelt onregelmatig. Filters
inspecteren dus. Maar niet hier schuin op de helling. Na zo'n 5 minuten
stationair staan te pruttelen zijn de filters weer langzaam volgelopen en kunnen
we daarop net de top halen. Daar kijken we recht op een dorp. Ook geen goede
plek om te sleutelen dus. Heuvelaf gaat altijd goed, en we tuffen mooi door het
dorp, en dan weer heuvel op. Gaat net goed, en op de top is het breed genoeg om
langs het pad te staan, kijken wat er loos is.
Mariska maakt binnen de lunch klaar en Jan kijkt in
de kolf van het eerste groffilter. Nog geen tien minuten later hoort
Mariska Jan al roepen: “Oh jee, daar komt een heel dorp aan!” Er komen
zo'n twintig kinderen aan, in de leeftijd van zo'n 6 tot 16 jaar. Ze
zijn brutaal. “We hebben honger” is de standaard begroeting hier. Net
zoals een Engelsman “Hello, how are you?” een Fransman “Ca va?” en een
tukker “Hoe geet't” zeggen ze hier: “Hallo, ik heb honger”. En dat zijn
dan altijd de mensen die volgens ons niet zoveel honger hebben. Gisteren
nog een man op een bromfiets, met een mobieltje en nette kleren aan. Had
ook honger. En er kan genoeg verbouwd worden hier. De kinderen zijn de
honger al snel vergeten en gaan ook over op belangrijker dingen:
telefoon, fiets, voetbal, schoenen, voetbalschoenen, zonnebril, pet,
etc. etc. Een hele Sinterklaaslijst komt weer eens voorbij. Goed om ons
Portugees op te halen: “No tengo futbol”. Jan weet niet hoe snel die moet sleutelen. Het
groffilter zat vol water, en onderin wat zand.
|
Deze weg voor ca. 400 km. En dat grotendeels met vervuilde diesel. Geen pretje! |
De bank zit in een noodgebouw bij een veel te dure
overdekte markt, die nauwelijks gebruikt wordt. De geldautomaat doet het niet,
zoals we onderhand wel gewend zijn in Afrika. Binnen wisselen we 100,- USD tegen
9.500,- Kwanza. Geen idee of het een goede koers is, keuze heb je toch niet,
tenzij je zwart wisselt. Bij de bank moeten er nogal wat formulieren worden
ingevuld, met naam en al.
We kijken ook nog even aan zee. De vissers komen net
binnen. Zo klein als hun bootjes zijn, zo groot zijn hun vissen. Beste joekels
halen ze er mee binnen, knap werk gewoon. Er liggen mooie beesten tussen, waar
wij het bestaan niet van wisten. Ook ligt tussen de boten op het strand het net
leeggehaalde schild van een grote zeeschildpad, van een centimeter of 80 tot een
meter. Zonde!
Het rugschild en op de voorgrond het buikschild van de zeeschildpad. |
VRIJDAG 23 NOVEMBER 2012, daar wordt je
niet vrolijk van...
Iets later zien we ze met een bamboestok als een
juk op hun nek over het strand aan komen lopen. Aan beide zijden van de
stok een grote homp vlees. Ze hebben moeite om het te tillen. Schildpad,
denken we, dat kan haast niet anders. Waar of van wat op het strand
halen ze anders zulke grote hompen vlees weg? We zien ze zo nog vier
keer op en neer lopen. Achter onze auto, waar schaduw is en waar wij
hadden willen ontbijten hebben ze de hompen in het zand gegooid. Ze
hebben een groot zeil op de grond gelegd. Ze ploffen de grote hompen
vlees er op en beginnen het aan repen te snijden. We zijn er inmiddels
zeker van dat het om zeeschildpadden gaat. Jan maakt eens een praatje
met de mannen. Het is een kort praatje, want wij kunnen geen Portugees,
en zij geen Engels of Frans. Maar het is wel duidelijk dat het om een
schildpad gaat, en slechts één! Wij dachten zelf aan 4 of 5
zeeschildpadden. Dat moet dan wel een heel grote zijn. De jongen spreidt
zijn armen om aan te geven hoe groot. Tjonge. Ze hebben van bamboe
rekken gemaakt waar ze de repen vlees aan hangen om te drogen. Voor
zichzelf maken ze een heerlijk soepje van de snijresten. Wij hoeven
niet. |
En het is niet zo dat deze mensen het uit armoede
doen, zodat ze wat te eten hebben. Het gedroogde vlees wordt verhandeld
op de markt. Het is pure winst. Ze kunnen ook schapen en geiten fokken,
maar dat is teveel werk. Ook niet uit onwetendheid, want juist een
Afrikaan weet dat zo'n beest eieren komt leggen en zo voor nageslacht
zorgt. En net als met de gorilla's in Gabon, worden een eind verderop
toeristen voor veel geld op een toer genomen waar ze de schildpadden aan
land kunnen zien komen. Zogenaamd voor het behoud van de soort. Dat geld
steken ze zelf in hun zak, ze doen niets aan het voorkomen van de
stroperij, of het opsporen van de stropers. Die paar schildpadden die
daar aan land komen hebben dan nog geluk. Ze blijven in leven omdat ze
nog wat geld opbrengen. Maar het beest zelf interesseert de lokalen
niets. En van die 100 meter strand waar ze wel veilig zijn kan de soort
niet overleven. |
De enorme kop van de schildpad is met een kapmes ingeslagen. |
We blijven die nacht nog, en patrouilleren die nacht zelf langs het strand,
in de hoop een schildpad aan land te zien komen. De twee mannen zijn al weg,
maar er komen nog wel steeds auto's, pick-ups, langs die even hun koplampen over
het strand laten schijnen, in de hoop dat ze een schildpad zien om te slachten.
Zo rijden ze in het seizoen waarschijnlijk meerdere stranden af. Mariska is bang
dat we een schildpad vinden, en dat de stropers er dan ook aan komen. Wat dan te
doen. We kunnen ze waarschijnlijk niet tegenhouden, dat kan nog gevaarlijk zijn
ook. Gelukkig gebeurd dit niet, en helaas vinden we ook helemaal geen schildpad.
Net als met het meeste wild in West-Afrika, zien wij het alleen maar dood,
gestroopt.
Ambriz is een net en schoon dorpje, met af en toe wat Portugees-koloniale huizen. |
We rijden de dag er op verder. Langzaam, want we
hebben nog steeds last van de vervuilde diesel, ondanks de
schoonmaakactie van Jan. We bereiken het plaatsje Ambriz, aan de kust.
We zijn nu ook al weer bijna door de slechte diesel heen. Maar ook hier
geen diesel te koop. We komen langs een bedrijfje waar we grote tanks
met diesel zien staan. Jan praat met de eigenaar, een Europeaan,
waarschijnlijk uit Portugal. Er zijn drie doorzichtige tanks van 10.000
liter elk. Eén is halfvol, de andere twee voor een kwart gevuld, zo'n
10.000 liter op voorraad dus. De man wil echter nog geen 20 liter aan
ons verkopen, helemaal niets. Wat een enorme hufter! Een eindje verder
is een soort groot bouwbedrijf. Daar proberen we het ook. De chef is er
niet, en niemand van het personeel durft
een beslissing te nemen. Men zegt dat met geld in Afrika altijd
alles te bereiken is. We houden niet van omkoping en smeergeld, maar we
houden er nog minder van om ergens in the middle of nowhere zonder
diesel te staan. Dus proberen we of de mannen niet een zakcentje extra
willen verdienen. Maar ook dit lukt niet. Heel netjes van hen, maar even
balen voor ons. Als we dan aan de andere kant het dorp weer
verlaten, zien we op een groot kruispunt de bekende gele 20 liter cans
met diesel te koop staan. Dan maar weer uit vaatjes, we zijn al lang
blij dat er diesel is. We kopen 3x 20 liter voor 4000 Kwanza. We kunnen
direct merken dat de DAF er beter op loopt. We gaan weer wat harder. We
hobbelen verder over iets dat ze vroeger asfaltweg genoemd moeten
hebben. De Chinezen zijn al wel druk bezig met het aanleggen van een
nieuwe weg. We duiken een zijpad in van de hoofdweg voor een mooi rustig
plekje voor de nacht. De omgeving is prachtig. Glooiend, groen en veel
baobabs die in deze tijd van het jaar blad dragen. Ook staan er veel
meters hoge cactussen, als bomen 10 à 15 meter hoog. Heel apart. Een
schitterende omgeving. |
's Morgens maken we eerst een flinke wandeling door het
mooie landschap met baobabs en meters hoge cactussen. In het zand zien we sporen
van een grote katachtige, formaat genetkat. Helaas zien we ook weer af en toe
lege patronen van een jachtgeweer liggen. Als we verder rijden zien we ook
steeds meer wild langs de weg hangen, dat als bushmeat verkocht wordt. Allerlei
apensoorten, antilope- en hertachtigen.
Op een gegeven moment zien we een redelijk goede
DAF YA 4440 staan langs de weg. Dezelfde als de onze. Nederland heeft er
ooit eens driehonderd geschonken als hulp, en later zijn er nog eens
driehonderd verkocht aan Angola. Dit is er dus één van, en al een tijd
niet meer op de weg. De bladveren zien er nog wel goed uit. Maar weer
net als in Congo, is de eigenaar er niet. Omstanders zeggen dat hij op
jacht is en tegen een uur of twaalf 's middags wel terug zal zijn, maar
dat kennen we wel. Telefonisch is hij niet bereikbaar. We rijden maar
door. Het ziet er naar uit dat onze bladveer het wel uithoudt, anders
was hij waarschijnlijk al wel geknapt. De weg loopt parallel aan zee, maar de zee is meestal niet te zien. Af en toe rijden we een dwarsweggetje naar zee in, in de hoop een scheepswrak te ontdekken, waar er hier nog veel van voor de kust moeten liggen. We vinden er geen. Wel komen we bij één van de weggetjes uit bij een open plek met wat restaurantjes. Het is er een verschrikkelijke puinhoop. We rijden over de kapotte bierflesjes, wegwerpbordjes en plastic overal. Al vanaf Marokko tot hier hebben de mensen er
aardigheid aan in hun eigen vuil te zitten. Ze ruimen niets op. Het
stonk er gewoon. Als er in Nederland nog weer iemand uit de politiek op
het idee komt om een smulbos voor onze medelanders aan te leggen, doe
dat dan op een vuilnisbelt, want daar voelen ze zich schijnbaar het
prettigst. Onbegrijpelijk. In eerste instantie komen ze toch naar zo'n
plekje omdat ze het er mooi vinden? Ooit was het er wel mooi, prachtig
tussen de palmbomen aan zee. |
De gehele parkeerplaats en het strand rond de restaurantjes ziet er zo uit. |
Ruige, steile kliffen langs de kust ten noorden van Luanda. |
Niet ver voor de hoofdstad Luanda komen we bij een
groot, nieuw tankstation, waar we gelijk de DAF flink vol gooien met
hopelijk schone diesel. Toch loopt hij daarna nog niet best. Heuvelop
soms slechts 15 km/h, en als het lang duurt komen we zelfs tot
stilstand, dan moet hij eerst vijf minuten stationair draaien. Balen,
want we willen eigenlijk nog eerst een route van zo'n duizend kilometer
het binnenland in doen, door de bergen. Maar als de auto niet trekken
wil, kunnen we dat wel vergeten. Dit deel van de kust onder Luanda is al geheel
opgekocht. We rijden langs kilometers lange hekken. We vinden nog een paadje langs een dwarshek dat
naar zee leidt, waar we willen lunchen. We komen uit op een 100 à 200
meter hoge klif boven zee met een schitterend uitzicht. In de verte
kunnen we Luanda al zien liggen. Helaas geen scheepswrakken te zien. Jan
controleert het laatste dieselfijnfilter van Triple R. Dat is pikzwart,
maar dat is het hier met de diesel al snel. Toch maar verwisselen voor
een nieuw filter. Daarna loopt de DAF weer als een tierelier. We
besluiten dus om niet direct naar Luanda te rijden, maar toch het
detourtje van zo'n 1000km te maken. Maar helaas is het maar van korte
duur. Een goed halfuurtje later begint het gestotter weer. Het zit hem
dus toch niet in de filters, en jammer genoeg hebben we daar nu wel
goede filters aan verprutst. Als we 's avonds een kampeerplekje hebben
gevonden kijkt Jan alle filters en koppelingen nog eens na, maar kan
niets noemenswaardigs vinden. Als laatste wanhoopsdaad haalt hij de
dieselleiding net voor de opvoerpomp los, en zet daar even een tijdje
volle perslucht op, om zo de hele brandstofaanvoerleiding tot in de tank
te backflushen. Morgen maar zien of het beter gaat. |
En dat lijkt inderdaad het geval, de DAF loopt weer
als een tierelier, en nu blijft dat nu ook doen. Waarschijnlijk zat er
toch ergens een verstopping in de brandstofleiding, dat nu dus los
geblazen is. We rijden die dag zo'n 200km, tot net 40 km voor
Uige. De weg gaat steeds bult op, bult af, de hoogte schommelt tussen de
500 en 900m. We hebben geen problemen meer, de DAF trekt er zonder
haperen tegenop. Het is een mooi route. Veel bos en dan weer kale groene
grasheuvels. Weinig dorpjes. We zagen nog iemand langs de weg staan die
net een mooi roodbruin boszwijntje geschoten had. Ook zien we weer
behoorlijk wat apen, slangen, landschildpadden en grote knaagdieren
hangen als bushmeat. We overnachten ergens tussen wat akkertjes. De zon
gaat onder en laat mooie lijnen in de lucht zien. Er komen donkere
wolken en we hebben de hele nacht regen. |
WOENSDAG 28 NOVEMBER 2012,
Het landschap is erg afwisselend. Dan weer uitgestrekte bossen, dan weer een heuvelachtig weidelandschap of kale rotsen. |
In Uige worden we door de politie aangehouden.
Volgens de vrouw van de ambassade is ons visum nog dertig dagen geldig
na de inreisdatum, maar het staat wat ongelukkig aangegeven op het visum
zelf. Er staat een uiterste inreisdatum vermeld, zijnde 30 november,
maar ervoor staat “geldigheid”. De dame van de politie ziet dit dus als de datum
dat de geldigheid van ons visum afloopt. Zonder eerst iets te zeggen
loopt ze weg met onze paspoorten, en we krijgen ze niet terug. Ze maakt
er een groot probleem van en belt met deze en gene. Wij maken ook de
nodige stampij, omdat ons visum nog gewoon geldig is, ook zoals zij het
leest, het is immers nog geen 30 november. We geven haar het
visitekaartje van de dame van de ambassade en zeggen dat ze die maar
moet bellen over opheldering, maar dat doet ze natuurlijk niet. Een uur
later en na veel irritant gedoe krijgen we onze paspoorten terug, met de
opmerking dat we ons moeten melden bij een of ander kantoor in Uige. “Ja
mevrouw, doen we”. Natuurlijk niet, doos! We hebben geen zin om daar ook
nog een dag te zitten voor ze er achter zijn dat er niets mis is met
onze visa. Maar hoe vaak krijgen we dat gedoe nog met de politie? Ze
hadden die visa ook wel wat duidelijker mogen maken. In Uige was nog wel sinds lange tijd weer een echte
supermarkt. In vergelijking met Europa liggen de prijzen hier hoog, maar
gelijk met die in Congo. De weg verder is mooi. We zitten in de bergen,
telkens tussen 1100 en 1300 meter. Heerlijk koel en af en toe zelfs een
buitje. Bushcamps liggen helaas niet voor het oprapen, het is moeilijk
een geschikt plekje te vinden. Uiteindelijk lukt dat ergens op een kaal
stuk tussen hoogspanningskabels. Wel
mooi tussen de glooiende groene heuvels. |
We rijden de volgende dag verder naar de Pedras Negras. We
hebben er een plaatje van gezien in onze atlas, en dat zag er wel spectaculair
uit. Een reisgids van Angola hebben we niet, dus we gaan maar op die mooie
plaatjes af. Het landschap wordt steeds vlakker, hoewel we ons nog wel steeds
boven de 1000 meter bevinden. Een enorme hoogvlakte dus. In de verte doemen dan
grote zwarte rotsen op. Het is even zoeken, maar dan vinden we ook een weg er
naar toe. In werkelijkheid is het ook spectaculair. Zo uit het niets steken
aparte afgeronde hoge rotsen op uit het landschap. De weg leidt ons tot midden
tussen de rotsen, en we vinden er een prachtig wildkampplekje. Op een vlak
stukje tussen de rotsen, met een kabbelend helder beekje overgaand in een kleine
waterval, en een schitterend uitzicht over de hoogvlakte. Wat een paradijsje. En
heerlijk rustig, we zijn er helemaal alleen. 's Avonds koelt het heerlijk af en
boven de hoogvlakte pakken zich donkere wolken samen. Op ons plekje houden we
het droog en we genieten van de kleuren in de lucht en het onweer in de verte,
dat soms spectaculaire bliksemschichten oplevert.
We blijven hier nog een dag staan. Af en toe komen
er nu wat toeristen langs. Zuid-Afrikanen die met hun 4x4-bakkies een
rondtoer maken. Allen zijn binnen zo'n 20 à 30 minuten weer weg. Op de
hoge rots achter ons ontdekken we nog een groepje bavianen. Leuk,
eindelijk weer eens wat wildlife, en dat buiten een nationaalpark. Ook
zien we de kleinste kikkertjes die we tot nu toe gezien hebben. Zo klein
als een gewone huisvlieg. We struinen een beetje tussen de rotsen door,
en genieten van het uitzicht vanaf ons kampeerplekje. De dag erop gaan we met de DAF verder tussen de
rosten door, maar na ongeveer een kilometer komen we bij een klein
plaatsje, Pungo Andongo, en zien we dat de weg daar ophoudt. Er gaat nog
wel een gravelpad verder, dat we dus dan maar volgen. Dit eindigt ook,
bij een aantal picknickbankjes. Vanaf daar klimmen we de rotsen op en
hebben we een adembenemend uitzicht over de rotsen om ons heen, en het
dal waarin Pungo Andongo ligt. Bob Ross kan het niet zo mooi schilderen.
Het dorpje bestaat uit zo'n tien huisjes, waarvan een aantal mooi
koloniaal. Na van het uitzicht te hebben genoten rijden we met de DAF
terug naar het dorpje en parkeren hem op een pleintje. Er loopt ook een
tweesporig pad de rotsen in, zo te zien al lang niet meer door auto's
gebruikt. We wandelen het pad af, en het leidt ons door een schitterende
vallei, weelderig begroeid, en vol met hoge, vreemde rosten die
loodrecht uit de grond steken. Er zitten veel vogels met mooie
junglegeluiden en we vinden twee type kameleons. De een is zo klein als
Mariska's pink, en is bruin/wit gevlekt. De andere een stuk groter en
felgroen, ondanks dat deze het rode pad oversteekt. Wat een mooie en
bijzondere beestjes zijn het toch. Opeens schrikken we van het geblaf
van een grote baviaan, die vlakbij blijkt te zijn, maar door de
begroeiing hadden we hem niet gezien. Hij is alleen en rent met gemak de
steile rotsen op, telkens blaffend met een echo door het dal. |
Soms voel je je heel erg klein. |
Maar het kan altijd kleiner, zoals deze kameleon op Mariska's pink... |
We krijgen nog een klein buitje op ons hoofd, en
wandelen dan weer terug naar de DAF. Het is hier echt geweldig. Het
gebied is niet zo heel groot, maar wel prachtig en heerlijk rustig.
Hoewel rustig... we zien net een volle touringcar wegrijden van het
uitzichtpunt waar wij eerder waren. Als we later terug zijn bij ons kampeerplekje om
nog een nachtje te blijven staat die bus daar ook. Hij zit volle
jongelui, wat een herrie. Er zijn ook vier blanke volwassenen bij, het
blijkt een uitstapje te zijn van een missiepost. Leerlingen en vier
paters. We praten wat met Pater Paolo, zover als dat gaat. Hij komt
oorspronkelijk uit Polen, en kan eigenlijk alleen Pools en Portugees, en
heel erg gebrekkig Engels. Hij is erg aardig en nodigt ons uit om zijn
missiepost in N'Dalatando te bezoeken als we er in de buurt komen. Ook
geeft hij ons een tip om de grootste waterval van Angola te bezoeken, de
Quedas do Calandula, niet ver vanwaar we nu zijn. Tegen de avond is het weer rustig. Wel onweert het
en regent het bijna de hele nacht. Lekker koel, dat wel. Het blijkt de
volgende dag nog een hele omweg voor die watervallen. Maar de weg is
redelijk goed asfalt, met slechts af en toe een gat en schiet dus aardig
op. We zien onderweg weer
aardig wat blanken in auto's rijden. Iets wat we eigenlijk lang niet
meer gezien hebben. En op vrijwel elke vrachtauto die we tegenkomen zit
een Chinees. |
...of deze enorme kikker! |
De watervallen zijn over de vlakte van ver af al te zien.
Of eigenlijk alleen de enorme mist die er vanaf slaat. Het blijkt behoorlijk
druk bij de waterval, het is zondag en er zijn veel Angolezen op dagtrip. Gek
genoeg willen er meerdere met ons op de foto, alsof we beroemdheden zijn.
Schijnbaar zijn ze dan toch nog niet zo gewend aan blanke toeristen. We vinden
het wel grappig en lenen ons voor de plaatjes.
De watervallen zijn enorm en de mist was al van kilometers afstand te zien. |
De waterval zelfs is best spectaculair. Over een
behoorlijke breedte dendert het water diep naar beneden. Het is een
behoorlijke rivier die over de rand kiepert. En nog helemaal gratis ook.
In Ghana zou zo'n grapje je al gauw 15,- euro kosten. Jammer dat er
altijd mensen zijn die met spuitbussen hun naam op de rotsen moeten
kalken, en lieden die het normaal vinden om hun lege colablikje zo van
zich af te gooien. Die gasten zouden ze in een tonnetje de waterval af
moeten kieperen, met hun naam op het tonnetje. Lijkt me veel leuker. We
rijden dezelfde weg terug tot zo'n 15 kilometer voor N'Dalatando, waar
we langs de weg overnachten. MAANDAG 3 DECEMBER 2012, op bezoek bij de
paters |
Dat is ergens in de buitenwijken. Hadden we zelf zo
gemakkelijk niet gevonden. De missiepost is niet groot. Het is geheel ommuurd en
binnen de muren is een sportveldje en rondom zijn schoolgebouwen. Ze geven hier
ook les aan volwassenen, o.a. computerles en Engels. We krijgen een uitgebreide
rondleiding. Ze hebben zelfs een klein internetcafeetje.
Samen met padre Paolo, padre Lorenzo uit Argentinië en twee
lokale medewerkers van de missiepost eten we de middagmaaltijd, die bestaat uit
fufu van cassave, rijst met bonen en een saus met hele stukken vis er in, met
graat, staart en kop.
Paolo vroeg na het eten of we nog wat van het stadje wilden
zien. Een wandelingetje leek ons wel leuk, maar het bleek dat hij ons de halve
omgeving wilde laten zien in de Landcruiser van de missiepost. Hij liet ons alle
bijzonderheden van de stad en omgeving zien. Onder ander een prachtige bergweg
met links en rechts allerlei vruchtenbomen, een botanische tuin en enorme
bamboebossen. Ook nam hij ons mee naar een fabriekje waar bronwater gebotteld
wordt. Crystalis bronwater. Erg interessant. En we zijn positief verbaasd over
de kwaliteit van de bottelinstallatie. Zeer nette, vrij nieuwe hoogwaardige
machinery, afgemonteerd met bekende Europese topmerken. De machines zelf komen
uit Brazilië, en land waar Angola een nauwe band mee heeft, nog vanaf de
Portugese kolonisatie. Ook de hygiënestandaard in het bedrijf is hoog. Een goed
uitgerust laboratorium houdt constant de kwaliteit van het water in de gaten. We
krijgen nog alle drie een sixpack 1,5 literflessen mee als kado.
Op de terugweg rijden we langs mooie koloniale gebouwen in
het stadje zelf. N'Dalatando heeft een heel mooi stadscentrum. Schoon en goed
onderhouden. Ook bezoeken we nog de kathedraal. Twee omaatjes bij de ingang
heten ons van harte welkom. Bij het woord kathedraal denken wij aan een imposant
groot gebouw, maar dat valt hier gelukkig nog wel mee. Dit is meer een kerk die
wat dichter bij de oorspronkelijke bedoeling van het katholieke geloof staat.
Het is al laat, en Padre Paolo nodigt ons uit voor
het avond eten. Voor ons heeft het geen zin om nog verder te rijden, dus
we gaan op de uitnodiging in en blijven overnachten. We parkeren de Daf
op het sportveld binnen de muren. We laten nog even de wagen van binnen
zien aan de paters en een leraar Engels. En natuurlijk aan zo'n dertig
kinderen, die in drie sessie even binnen mogen kijken. Ze vinden het
prachtig en gaan behoorlijk uit hun dak. Omdat we op een rode zandgrond
staan is na dit bezoek dan ook alles roodgeleurd in de DAF. De bekleding
van de banken, de hele vloer, en Mariska had nog wat witte kleding op de
bank liggen, dat nu roze is. De paters moeten nog eerst naar de avondmis, wij
mogen in tussentijd binnen gebruik maken van het internet. Ze hebben er
geen enkele moeite mee dat wij niet gelovig zijn, en dit is gelukkig ook
verder geen onderwerp van gesprek. Het avondeten bestaat uit de restjes
van het middag eten, aangevuld met een broodje hamburger. 's Avonds
drinkt padre Paolo bij ons in de wagen nog een biertje mee, het is een
gezellige vent. Jammer dat communiceren lastig gaat. Wij kunnen geen
Pools of Portugees, en Paolo geen Engels of Duits. Dus met flarden
Engels, Spaans en Frans en veel handen en voetenwerk moeten we ons
behelpen. We gaan bijtijds naar bed, want Padre Paolo heeft de volgende
morgen al vroeg een afspraak buiten de missie, en we hebben afgesproken
samen te ontbijten.
|
In de eetzaal van de missiepost. Geheel links zit padre Paolo. |
Wat een ongelofelijk aardige man, en wat een vrijgevigheid.
Ze hebben zelf maar zo weinig. Onbegrijpelijk hoe mensen wildvreemde reizigers
dit allemaal aanbieden. We nemen afscheid. Padre Paolo gaat er snel vandoor want
hij is al laat voor zijn afspraak. En kort daarna gaan wij ook op pad, richting
de hoofdstad, Luanda.
We wilden eerst via de oude weg gaan, omdat daar ook een
historisch dorp aan ligt, maar Paolo verzekerde ons dat die weg erg slecht is.
Oud asfalt met veel gaten. Daar hebben we geen zin aan, dus nemen we de nieuwe
Chinese weg maar en laten we het historische dorp voor wat het is. Mooi glad
asfalt. We hebben ons nog wel afgevraagd of we überhaupt wel naar Luanda willen.
Tot nu toe vonden we grote Afrikaanse steden maar niks. En dan is Luanda ook nog
keer op keer de duurste stad ter wereld, dit jaar toevallig net tweede na Tokio.
We weten dat we gratis kunnen staan bij de yachtclub, mooi direct aan het water.
En dat gedeelte schijnt best mooi te zijn.