MAANDAG 19 NOVEMBER 2012, eindelijk: Angola
Na controle aan de Congolese zijde rijden we de poort door naar de Angolese zijde van de grens. Boven op de heuvel is een groot plein, met rechts grote hallen, en links wat lagere gebouwen. Alles is splinternieuw, ze zijn met de grote hallen nog bezig. Wat zijn ze hier in hemelsnaam van plan? De weg Congo in is maar een klein, steil weggetje, en daar zijn ze de grensovergang in ieder geval niet aan het voorbereiden om een grote doorgang te worden. We melden ons bij een open raam aan de buitenzijde van een van de lage gebouwen. Bij het loket is de beambte in rep en roer. Er moet veel gebeld worden, we wachten erg lang op het bankje buiten, en vermaken ons in tussentijd wat met een puppy dat er rond dribbelt.

De heren vragen zelf, of we niet eens een foto van hen gaan maken. Nou, graag hoor!
Gek genoeg vroegen de beambten nog of we een foto van hen wilden maken, zittend achter hun bureau. Dat is wel weer erg apart. Normaal is het absoluut verboden om bij grensovergangen in Afrika een foto te maken. Dat doen we dus zeker even.Lokalen lopen over en weer over de grens, vullen snel een A4-tje in, en mogen door. Maar wij zijn weer een apart geval. Het duurt uren. De douane weet niet wat hij met ons Carnet de Passage aan moet. We leggen het hem uit, en we krijgen een stempel in het Carnet. Zonder dat ze onze auto controleren. Weer later komt er een mannetje die vraagt of onze auto al gecontroleerd is. “Tuurlijk” zegt Mariska, “met de douane hebben we alles al afgehandeld”, en de man gelooft haar op haar blauwe ogen. “Mooi zo, niet nog meer pisvingers” denkt Mariska.

Pas na vijf uur 's middags kregen we ons paspoort terug met de stempels. We mogen 30 dagen in Angola blijven. Bij ons was er nog wat onduidelijkheid hierover, omdat de geldigheidsdatum niet duidelijk in het visum stond aangegeven. Daar waar de geldigheidsdatum zou moeten staan, staat de uiterste inreisdatum.

Daarna nog gauw ons laatste Congolese beltegoed opbellen naar het thuisfront, en eindelijk rijden we, met zo'n 6 weken vertraging, Angola in. Het begint met een asfaltweg vol met gaten, door het plaatsje Noqui, langs de mooie brede Congo rivier, omgeven met groene heuvels. We vinden net tien kilometer na Noqui een mooi bushcampplekje op een afgeplatte heuvel. Vanwege het uitgebreide afscheid bij Sotraco en het lange wachten bij de grenspost zijn we vandaag niet ver gekomen, maar we zijn wel in Angola, eindelijk!

 

De volgende dag hobbelen we rustig verder richting Tomboco. Af en toe diepe watergaten en kleine geulen maar over het algemeen is de weg redelijk. We zijn voorzichtig omdat we nog moeten kijken hoe onze gelaste bladveer het houdt. Hij is gelukkig op een plek gelast waar hij niet op buiging wordt belast, namelijk direct bij het bevestigingsoog bij de meescharnierende veerschommel. Hopelijk houdt hij het.

Soms komen we bij modderige stukken, maar niets extreems. Dan een brug die met een groot rood betonblok is afgesloten. Bordje erbij, “omleiding”. Die omleiding gaat steil naar beneden door de rivier. We stappen maar eerst eens uit om de situatie te bekijken. De omleidingsweg is deels door de rivier weggeslagen, en heeft een rechte rand van zo'n anderhalve meter recht de rivier in. Dat ziet er niet prettig uit.

We zien aan de sporen dat iedereen het betonblok omzeilt en gewoon over de brug rijdt, dus inspecteren we de brug ook maar even. Die is in het midden ingestort, maar er is van staal een noodbrug overheen gelegd. Dat ziet er best degelijk uit. Aan de ene kant steunt hij op de wal, en aan de andere kant op het oude brugdeel dat nog wel overeind staat. Dat deel hangt ook al flink door, en is deels gescheurd. Tsja, is dit wel geschikt voor zwaar verkeer? Het ziet er nog best stevig uit, dus proberen we het maar. En het gaat goed, de brug geeft geen krimp (tenminste, dat denken we, we merken in ieder geval niets).

Dat betonblok kunnen ze dus beter weghalen en voor de omleidingsweg zetten, want die is echt niet meer mogelijk.Als we de brug over zijn stoppen we nog even om bij de rivier te kijken. Daar zien we dat onder het brugdeel van beton dat nog wel staat, ook ooit nog een staander heeft gestaan, die nu al volledig is weggeslagen door de rivier. Het zal dus wel niet zo lang meer duren, of dit brugdeel stort ook in.

Een deel van de brug is ingestort.

We vervolgen de weg. Er zitten telkens honderden, of beter duizenden vlindertjes op de weg die opvliegen als we er aan komen rijden. Een mooi gezicht. Een paar keer steekt er ook een mangoest over. Het eerste levende wildlife sinds heel lange tijd. Tegen een uur of twee stoppen we om te gaan lunchen. Het is vreselijk donker in de lucht en het begint te onweren. We besluiten hier te blijven staan voor de nacht. De ergste buien zien we vlak langs ons heen trekken door het heuvellandschap.

De dag erop rijden we verder, De weg is soms erg modderig, asfalt is er al lang niet meer. En af en toe gaat het best steil omhoog en omlaag. We balen een beetje, want we hebben niet zoveel diesel meer in de tanks, en met die steile klimmen zijn we bang dat de diesel achter in de tank gaat liggen en we lucht gaan aanzuigen. We hebben al het idee dat de wagen wat inhoudt op lange klimmen. We hebben nog getwijfeld om in Congo nog wat in de tank te gooien, maar de dieselprijs in Angola is zo belachelijk laag, zo'n 35 eurocent per liter, dat we liever in Angola wilden tanken, Nederlanders als we zijn. Maar dan moet je natuurlijk wel een tankstation tegen komen! We passeren alleen kleine dorpjes met hutjes. Onderweg rent er nog een groep apen, waarschijnlijk vervet apen, over de weg.


Diesel tanken in het noorden van Angola

Bij een dorpje waar we een vrachtwagen zien staan, vragen we aan de chauffeur waar we kunnen tanken. “Een echt tankstation vind je hier nergens,” zegt hij, “maar vraag eens ginds bij die boom daar, misschien kunnen zij je wat verkopen.” We doen er navraag, maar de vriendelijke politieman met het beroerdste gebit dat wij ooit hebben gezien (i.p.v. verticaal, staken de paar tanden die hij nog had horizontaal zijn mond uit) verwees ons naar het tegenoverliggende “gemeentehuis”. De politieman stond er omdat er ook een wegversperring met controlepost is.

Jan onderhandelt er wat, en kan dan voor maar liefst 50,- USD 70 liter diesel kopen. Duur voor Angolese begrippen, maar we moeten wat. Hiermee kunnen we zeker N’Zeto halen, de eerste stad van enige betekenis op onze route. We moeten onze auto steil omlaag sturen achter de eerder genoemde boom langs, tot aan een betonnen put in de grond. In die put zit dieselolie, die eigenlijk bestemd is voor het grote aggregaat dat onder een afdakje staat. Dat aggregaat doet het ook al lang niet meer, de kleppen van de behuizing staan open, onderdelen liggen er naast in het zand.

Twee knapen van een jaar of vijftien en achttien worden aangesteld om met een emmer de diesel uit de put te halen, en in een 20 liter jerrycan te gieten. De jerrycan is smerig, onderin zit zand, dus die spoelen we eerst maar even om. Een trechter hebben ze niet, dus we gebruiken onze eigen trechter. De emmer waarmee de diesel naar boven gehaald moet worden heeft een groot gat onderin, dat met een plasticzakje is afgestopt. Het wordt dus een grote knoeiboel. We houden een beetje ons hart vast of die diesel wel te vertrouwen is. Wat voor troep zit er in? Hoeveel water? Sowieso bevat de diesel in Afrika al veel zwavel, maar dit kan wel eens échte troep zijn. Af en toe zien we een restant van een kever in de trechter verdwijnen. Extra filteren met een panty had geholpen, maar waar zijn de dames met de panty’s als je ze nodig hebt?

Veel keus hebben we ook niet. Zonder diesel komen we helemaal nergens. We krijgen drie keer twintig liter en op het oog een keer tien liter in onze tank gekieperd. Zeker tien liter gaat er bij verloren door het gat in de emmer, maar dat is vóór het afmeten in de jerrycans, dus niet voor onze rekening. De agent met het horizontale gebit vergeet ons totaal te controleren, dus we kunnen na het tanken zo verder. We worden vriendelijk uitgezwaaid door de agenten. Die hebben met die troep een mooi extra zakcentje verdiend.

Een kilometer of tien à twintig later werpt onze dieselactie al zijn vruchten af. Rotte vruchten, dat wel. Bult op hebben we helemaal geen kracht meer, en er komt geen rook meer uit de uitlaat. Die uitlaat is ongeveer net als de schoorsteen van het Vaticaan. Aan de rook kun je ongeveer zien wat er binnenin gebeurt. Witte rook betekent geen nieuwe paus, maar water dat verdampt wordt. Blauwe rook is olie dat verbrand wordt, en zwarte betekent teveel diesel, of te weinig lucht. Helemaal geen damp betekent een erg schone verbranding, of helemaal geen verbranding. We gaan voor het laatste, de motor krijgt geen diesel meer. Hij rommelt en pruttelt onregelmatig. Filters inspecteren dus. Maar niet hier schuin op de helling. Na zo'n 5 minuten stationair staan te pruttelen zijn de filters weer langzaam volgelopen en kunnen we daarop net de top halen. Daar kijken we recht op een dorp. Ook geen goede plek om te sleutelen dus. Heuvelaf gaat altijd goed, en we tuffen mooi door het dorp, en dan weer heuvel op. Gaat net goed, en op de top is het breed genoeg om langs het pad te staan, kijken wat er loos is.

Mariska maakt binnen de lunch klaar en Jan kijkt in de kolf van het eerste groffilter. Nog geen tien minuten later hoort Mariska Jan al roepen: “Oh jee, daar komt een heel dorp aan!” Er komen zo'n twintig kinderen aan, in de leeftijd van zo'n 6 tot 16 jaar. Ze zijn brutaal. “We hebben honger” is de standaard begroeting hier. Net zoals een Engelsman “Hello, how are you?” een Fransman “Ca va?” en een tukker “Hoe geet't” zeggen ze hier: “Hallo, ik heb honger”. En dat zijn dan altijd de mensen die volgens ons niet zoveel honger hebben. Gisteren nog een man op een bromfiets, met een mobieltje en nette kleren aan. Had ook honger. En er kan genoeg verbouwd worden hier. De kinderen zijn de honger al snel vergeten en gaan ook over op belangrijker dingen: telefoon, fiets, voetbal, schoenen, voetbalschoenen, zonnebril, pet, etc. etc. Een hele Sinterklaaslijst komt weer eens voorbij. Goed om ons Portugees op te halen: “No tengo futbol”.

Jan weet niet hoe snel die moet sleutelen. Het groffilter zat vol water, en onderin wat zand. Binnen gauw de lunch opeten en wegwezen weer. Het schoonmaken van het filter heeft niet veel geholpen. De auto blijft onregelmatig lopen, en bult op gaat erg moeilijk. Zo hobbelen we maar verder. De bladveer blijkt het voorlopig goed te houden. We zijn al een paar keer redelijk hard in een gat gestuiterd, maar  het ding geeft geen krimp.

Na Tomboco is de weg tot N’Zeto strak asfalt. Met de bokkige motor rijdt dat beter, kunnen we wat meer vaart houden, en een constantere snelheid. Bij lange stijgingen is nog steeds spannend of we het halen, en soms moeten we weer even wachten tot alle filters weer gevuld zijn en de lucht uit de dieselpomp weg is. N’Zeto is wat dat betreft een beetje een tegenvaller. Het is best een aardig dorpje, maar er is geen tankstation. Wel weer diesel uit vaten, maar we hebben geen zin in nog meer rotzooi. Met wat moeite vinden we wel een bank, want we hebben ook nog geen Angolese Kwanza's (komt hier het woord “verkwanselen” vandaan? Ze zijn er namelijk wel erg goed in hier).


Deze weg voor ca. 400 km. En dat grotendeels met vervuilde diesel. Geen pretje!

De bank zit in een noodgebouw bij een veel te dure overdekte markt, die nauwelijks gebruikt wordt. De geldautomaat doet het niet, zoals we onderhand wel gewend zijn in Afrika. Binnen wisselen we 100,- USD tegen 9.500,- Kwanza. Geen idee of het een goede koers is, keuze heb je toch niet, tenzij je zwart wisselt. Bij de bank moeten er nogal wat formulieren worden ingevuld, met naam en al.

We kijken ook nog even aan zee. De vissers komen net binnen. Zo klein als hun bootjes zijn, zo groot zijn hun vissen. Beste joekels halen ze er mee binnen, knap werk gewoon. Er liggen mooie beesten tussen, waar wij het bestaan niet van wisten. Ook ligt tussen de boten op het strand het net leeggehaalde schild van een grote zeeschildpad, van een centimeter of 80 tot een meter. Zonde! We rijden verder richting Ambriz over een modderzandpad, wat volgens de Michelinkaart een asfaltweg zou moeten zijn. We moeten nog lunchen en zien een mooi smal pad richting zee gaan. Waar we uit komen is zo mooi en rustig dat we besluiten die dag niet verder te rijden. Een prachtige plek direct aan het strand, maar nog net op vaste grond, met rondom grote cactussen. Voor ons een mooi strand, rechts een soort klif van een meter of dertig hoog, achter ons nog een klein stuk ongerept landschap en een kleine lagune.


Het rugschild en op de voorgrond het buikschild van de zeeschildpad.

VRIJDAG 23 NOVEMBER 2012, daar wordt je niet vrolijk van...
Voor het eerst sinds lange tijd ontbijten we weer eens buiten. Heerlijk. Er vliegen wat bonte kraaien en roofvogels rond. Er komt een klein vissersbootje zijn netten binnen halen pal voor onze neus. Leuk om te zien. Verder is er niemand. Mariska bakt twee broden en Jan doet wat onderhoud aan de auto, met name alle dieselfilters nakijken, en de leidingen doorblazen.

Ongeveer rond zes uur 's avonds komen er twee jonge mannen van een jaar of twintig op brommers die pal achter onze auto hun kamp opslaan. Ze vallen ons niet lastig, het blijft heerlijk rustig. Als we de volgende morgen wakker worden zitten de twee knapen er ook nog. Ze hebben een vuurtje gemaakt met een grote pan er boven. We denken dat ze vannacht vis hebben gevangen.

Iets later zien we ze met een bamboestok als een juk op hun nek over het strand aan komen lopen. Aan beide zijden van de stok een grote homp vlees. Ze hebben moeite om het te tillen. Schildpad, denken we, dat kan haast niet anders. Waar of van wat op het strand halen ze anders zulke grote hompen vlees weg? We zien ze zo nog vier keer op en neer lopen.

Achter onze auto, waar schaduw is en waar wij hadden willen ontbijten hebben ze de hompen in het zand gegooid. Ze hebben een groot zeil op de grond gelegd. Ze ploffen de grote hompen vlees er op en beginnen het aan repen te snijden. We zijn er inmiddels zeker van dat het om zeeschildpadden gaat. Jan maakt eens een praatje met de mannen. Het is een kort praatje, want wij kunnen geen Portugees, en zij geen Engels of Frans. Maar het is wel duidelijk dat het om een schildpad gaat, en slechts één! Wij dachten zelf aan 4 of 5 zeeschildpadden. Dat moet dan wel een heel grote zijn. De jongen spreidt zijn armen om aan te geven hoe groot. Tjonge. Ze hebben van bamboe rekken gemaakt waar ze de repen vlees aan hangen om te drogen. Voor zichzelf maken ze een heerlijk soepje van de snijresten. Wij hoeven niet. 

Iets later op de dag gaan we maar eens een strandwandeling maken, in de richting waar de mannen vandaan kwamen met het vlees. We vinden een boven en onderzijde van een enorm schild, het rugschild zeker anderhalve meter lang. Het is niet keihard, maar wat flexibel. Waarschijnlijk een leatherback. De kop, bijna zo groot als een mensenhoofd, ligt er los naast. Met een machete ingehakt. De grote flippers liggen er ook naast. Schijnbaar zijn die niet eetbaar. We zien het spoor van de schildpad, waar hij aan land ging, het strand op, iets heuvelop om op het gedeelte van het strand te komen dat bij vloed droog blijft. Het beest had al een aardig diepe kuil voor haar eieren gegraven, maar ze niet meer kunnen leggen. De ingewanden en de eieren liggen te verdrogen in de zon, naast de kuil. Heel erg triest. Deze dieren hebben het al niet makkelijk. Veel van hun stranden verdwijnen door de bouw van huizen en hotels. Verder drijft de zee vol met afval waar ze in stikken. Visnetten waar ze in verstrikt raken, of ze gaan dood als bijvangst. Mensen die ze stropen of hun eieren uitgraven om te eten. En deze die ze niet eens eerst de kans hebben gegeven om haar eieren te leggen. De stomkoppen. Ze hadden haar ook na het leggen kunnen doden, dan was er in ieder geval nog kans op nageslacht.

En het is niet zo dat deze mensen het uit armoede doen, zodat ze wat te eten hebben. Het gedroogde vlees wordt verhandeld op de markt. Het is pure winst. Ze kunnen ook schapen en geiten fokken, maar dat is teveel werk. Ook niet uit onwetendheid, want juist een Afrikaan weet dat zo'n beest eieren komt leggen en zo voor nageslacht zorgt. En net als met de gorilla's in Gabon, worden een eind verderop toeristen voor veel geld op een toer genomen waar ze de schildpadden aan land kunnen zien komen. Zogenaamd voor het behoud van de soort. Dat geld steken ze zelf in hun zak, ze doen niets aan het voorkomen van de stroperij, of het opsporen van de stropers. Die paar schildpadden die daar aan land komen hebben dan nog geluk. Ze blijven in leven omdat ze nog wat geld opbrengen. Maar het beest zelf interesseert de lokalen niets. En van die 100 meter strand waar ze wel veilig zijn kan de soort niet overleven.


De enorme kop van de schildpad is met een kapmes ingeslagen.

We blijven die nacht nog, en patrouilleren die nacht zelf langs het strand, in de hoop een schildpad aan land te zien komen. De twee mannen zijn al weg, maar er komen nog wel steeds auto's, pick-ups, langs die even hun koplampen over het strand laten schijnen, in de hoop dat ze een schildpad zien om te slachten. Zo rijden ze in het seizoen waarschijnlijk meerdere stranden af. Mariska is bang dat we een schildpad vinden, en dat de stropers er dan ook aan komen. Wat dan te doen. We kunnen ze waarschijnlijk niet tegenhouden, dat kan nog gevaarlijk zijn ook. Gelukkig gebeurd dit niet, en helaas vinden we ook helemaal geen schildpad. Net als met het meeste wild in West-Afrika, zien wij het alleen maar dood, gestroopt.


Ambriz is een net en schoon dorpje, met af en toe wat
Portugees-koloniale huizen.

We rijden de dag er op verder. Langzaam, want we hebben nog steeds last van de vervuilde diesel, ondanks de schoonmaakactie van Jan. We bereiken het plaatsje Ambriz, aan de kust. We zijn nu ook al weer bijna door de slechte diesel heen. Maar ook hier geen diesel te koop. We komen langs een bedrijfje waar we grote tanks met diesel zien staan. Jan praat met de eigenaar, een Europeaan, waarschijnlijk uit Portugal. Er zijn drie doorzichtige tanks van 10.000 liter elk. Eén is halfvol, de andere twee voor een kwart gevuld, zo'n 10.000 liter op voorraad dus. De man wil echter nog geen 20 liter aan ons verkopen, helemaal niets. Wat een enorme hufter! Een eindje verder is een soort groot bouwbedrijf. Daar proberen we het ook. De chef is er niet, en niemand van het personeel durft  een beslissing te nemen. Men zegt dat met geld in Afrika altijd alles te bereiken is. We houden niet van omkoping en smeergeld, maar we houden er nog minder van om ergens in the middle of nowhere zonder diesel te staan. Dus proberen we of de mannen niet een zakcentje extra willen verdienen. Maar ook dit lukt niet. Heel netjes van hen, maar even balen voor ons.

Als we dan aan de andere kant het dorp weer verlaten, zien we op een groot kruispunt de bekende gele 20 liter cans met diesel te koop staan. Dan maar weer uit vaatjes, we zijn al lang blij dat er diesel is. We kopen 3x 20 liter voor 4000 Kwanza. We kunnen direct merken dat de DAF er beter op loopt. We gaan weer wat harder. We hobbelen verder over iets dat ze vroeger asfaltweg genoemd moeten hebben. De Chinezen zijn al wel druk bezig met het aanleggen van een nieuwe weg. We duiken een zijpad in van de hoofdweg voor een mooi rustig plekje voor de nacht. De omgeving is prachtig. Glooiend, groen en veel baobabs die in deze tijd van het jaar blad dragen. Ook staan er veel meters hoge cactussen, als bomen 10 à 15 meter hoog. Heel apart. Een schitterende omgeving.

's Morgens maken we eerst een flinke wandeling door het mooie landschap met baobabs en meters hoge cactussen. In het zand zien we sporen van een grote katachtige, formaat genetkat. Helaas zien we ook weer af en toe lege patronen van een jachtgeweer liggen. Als we verder rijden zien we ook steeds meer wild langs de weg hangen, dat als bushmeat verkocht wordt. Allerlei apensoorten, antilope- en hertachtigen.

Op een gegeven moment zien we een redelijk goede DAF YA 4440 staan langs de weg. Dezelfde als de onze. Nederland heeft er ooit eens driehonderd geschonken als hulp, en later zijn er nog eens driehonderd verkocht aan Angola. Dit is er dus één van, en al een tijd niet meer op de weg. De bladveren zien er nog wel goed uit. Maar weer net als in Congo, is de eigenaar er niet. Omstanders zeggen dat hij op jacht is en tegen een uur of twaalf 's middags wel terug zal zijn, maar dat kennen we wel. Telefonisch is hij niet bereikbaar. We rijden maar door. Het ziet er naar uit dat onze bladveer het wel uithoudt, anders was hij waarschijnlijk al wel geknapt.

De weg loopt parallel aan zee, maar de zee is meestal niet te zien. Af en toe rijden we een dwarsweggetje naar zee in, in de hoop een scheepswrak te ontdekken, waar er hier nog veel van voor de kust moeten liggen. We vinden er geen. Wel komen we bij één van de weggetjes uit bij een open plek met wat restaurantjes. Het is er een verschrikkelijke puinhoop. We rijden over de kapotte bierflesjes, wegwerpbordjes en plastic overal.

Al vanaf Marokko tot hier hebben de mensen er aardigheid aan in hun eigen vuil te zitten. Ze ruimen niets op. Het stonk er gewoon. Als er in Nederland nog weer iemand uit de politiek op het idee komt om een smulbos voor onze medelanders aan te leggen, doe dat dan op een vuilnisbelt, want daar voelen ze zich schijnbaar het prettigst. Onbegrijpelijk. In eerste instantie komen ze toch naar zo'n plekje omdat ze het er mooi vinden? Ooit was het er wel mooi, prachtig tussen de palmbomen aan zee.


De gehele parkeerplaats en het strand rond de restaurantjes ziet er zo uit.

Ruige, steile kliffen langs de kust ten noorden van Luanda.

Niet ver voor de hoofdstad Luanda komen we bij een groot, nieuw tankstation, waar we gelijk de DAF flink vol gooien met hopelijk schone diesel. Toch loopt hij daarna nog niet best. Heuvelop soms slechts 15 km/h, en als het lang duurt komen we zelfs tot stilstand, dan moet hij eerst vijf minuten stationair draaien. Balen, want we willen eigenlijk nog eerst een route van zo'n duizend kilometer het binnenland in doen, door de bergen. Maar als de auto niet trekken wil, kunnen we dat wel vergeten.

Dit deel van de kust onder Luanda is al geheel opgekocht. We rijden langs kilometers lange hekken.

We vinden nog een paadje langs een dwarshek dat naar zee leidt, waar we willen lunchen. We komen uit op een 100 à 200 meter hoge klif boven zee met een schitterend uitzicht. In de verte kunnen we Luanda al zien liggen. Helaas geen scheepswrakken te zien. Jan controleert het laatste dieselfijnfilter van Triple R. Dat is pikzwart, maar dat is het hier met de diesel al snel. Toch maar verwisselen voor een nieuw filter. Daarna loopt de DAF weer als een tierelier. We besluiten dus om niet direct naar Luanda te rijden, maar toch het detourtje van zo'n 1000km te maken. Maar helaas is het maar van korte duur. Een goed halfuurtje later begint het gestotter weer. Het zit hem dus toch niet in de filters, en jammer genoeg hebben we daar nu wel goede filters aan verprutst. Als we 's avonds een kampeerplekje hebben gevonden kijkt Jan alle filters en koppelingen nog eens na, maar kan niets noemenswaardigs vinden. Als laatste wanhoopsdaad haalt hij de dieselleiding net voor de opvoerpomp los, en zet daar even een tijdje volle perslucht op, om zo de hele brandstofaanvoerleiding tot in de tank te backflushen. Morgen maar zien of het beter gaat.

En dat lijkt inderdaad het geval, de DAF loopt weer als een tierelier, en nu blijft dat nu ook doen. Waarschijnlijk zat er toch ergens een verstopping in de brandstofleiding, dat nu dus los geblazen is.

We rijden die dag zo'n 200km, tot net 40 km voor Uige. De weg gaat steeds bult op, bult af, de hoogte schommelt tussen de 500 en 900m. We hebben geen problemen meer, de DAF trekt er zonder haperen tegenop. Het is een mooi route. Veel bos en dan weer kale groene grasheuvels. Weinig dorpjes. We zagen nog iemand langs de weg staan die net een mooi roodbruin boszwijntje geschoten had. Ook zien we weer behoorlijk wat apen, slangen, landschildpadden en grote knaagdieren hangen als bushmeat. We overnachten ergens tussen wat akkertjes. De zon gaat onder en laat mooie lijnen in de lucht zien. Er komen donkere wolken en we hebben de hele nacht regen.

WOENSDAG 28 NOVEMBER 2012, visum afgelopen?
We rijden tot ongeveer 13 kilometer voor Samba. De route is goed tot kort voor Camabatela. Daar houdt het nieuwe asfalt op, en gaat over op éénbaans gebrokkeld gatenasfalt. Maar ook hier zijn de Chinezen al druk bezig om een nieuwe weg aan te leggen. Wat wegen betreft is heel Angola één grote bouwput. Er valt natuurlijk veel te herstellen na zo’n lange oorlog en verwaarlozing van het wegennet. Wel hebben we onze twijfels bij het werk van de Chinezen. Het asfalt dat net gelegd is, is apestrak, maar in asfalt dat zo'n jaar of drie oud lijkt, zitten al weer hier en daar gaten.


Het landschap is erg afwisselend. Dan weer uitgestrekte bossen, dan weer een heuvelachtig
weidelandschap of kale rotsen.

In Uige worden we door de politie aangehouden. Volgens de vrouw van de ambassade is ons visum nog dertig dagen geldig na de inreisdatum, maar het staat wat ongelukkig aangegeven op het visum zelf. Er staat een uiterste inreisdatum vermeld, zijnde 30 november, maar ervoor staat “geldigheid”.

De dame van de politie ziet dit dus als de datum dat de geldigheid van ons visum afloopt. Zonder eerst iets te zeggen loopt ze weg met onze paspoorten, en we krijgen ze niet terug. Ze maakt er een groot probleem van en belt met deze en gene. Wij maken ook de nodige stampij, omdat ons visum nog gewoon geldig is, ook zoals zij het leest, het is immers nog geen 30 november. We geven haar het visitekaartje van de dame van de ambassade en zeggen dat ze die maar moet bellen over opheldering, maar dat doet ze natuurlijk niet. Een uur later en na veel irritant gedoe krijgen we onze paspoorten terug, met de opmerking dat we ons moeten melden bij een of ander kantoor in Uige. “Ja mevrouw, doen we”. Natuurlijk niet, doos! We hebben geen zin om daar ook nog een dag te zitten voor ze er achter zijn dat er niets mis is met onze visa. Maar hoe vaak krijgen we dat gedoe nog met de politie? Ze hadden die visa ook wel wat duidelijker mogen maken.

In Uige was nog wel sinds lange tijd weer een echte supermarkt. In vergelijking met Europa liggen de prijzen hier hoog, maar gelijk met die in Congo. De weg verder is mooi. We zitten in de bergen, telkens tussen 1100 en 1300 meter. Heerlijk koel en af en toe zelfs een buitje. Bushcamps liggen helaas niet voor het oprapen, het is moeilijk een geschikt plekje te vinden. Uiteindelijk lukt dat ergens op een kaal stuk tussen hoogspanningskabels. Wel  mooi tussen de glooiende groene heuvels.

We rijden de volgende dag verder naar de Pedras Negras. We hebben er een plaatje van gezien in onze atlas, en dat zag er wel spectaculair uit. Een reisgids van Angola hebben we niet, dus we gaan maar op die mooie plaatjes af. Het landschap wordt steeds vlakker, hoewel we ons nog wel steeds boven de 1000 meter bevinden. Een enorme hoogvlakte dus. In de verte doemen dan grote zwarte rotsen op. Het is even zoeken, maar dan vinden we ook een weg er naar toe. In werkelijkheid is het ook spectaculair. Zo uit het niets steken aparte afgeronde hoge rotsen op uit het landschap. De weg leidt ons tot midden tussen de rotsen, en we vinden er een prachtig wildkampplekje. Op een vlak stukje tussen de rotsen, met een kabbelend helder beekje overgaand in een kleine waterval, en een schitterend uitzicht over de hoogvlakte. Wat een paradijsje. En heerlijk rustig, we zijn er helemaal alleen. 's Avonds koelt het heerlijk af en boven de hoogvlakte pakken zich donkere wolken samen. Op ons plekje houden we het droog en we genieten van de kleuren in de lucht en het onweer in de verte, dat soms spectaculaire bliksemschichten oplevert.

We blijven hier nog een dag staan. Af en toe komen er nu wat toeristen langs. Zuid-Afrikanen die met hun 4x4-bakkies een rondtoer maken. Allen zijn binnen zo'n 20 à 30 minuten weer weg. Op de hoge rots achter ons ontdekken we nog een groepje bavianen. Leuk, eindelijk weer eens wat wildlife, en dat buiten een nationaalpark. Ook zien we de kleinste kikkertjes die we tot nu toe gezien hebben. Zo klein als een gewone huisvlieg. We struinen een beetje tussen de rotsen door, en genieten van het uitzicht vanaf ons kampeerplekje.

De dag erop gaan we met de DAF verder tussen de rosten door, maar na ongeveer een kilometer komen we bij een klein plaatsje, Pungo Andongo, en zien we dat de weg daar ophoudt. Er gaat nog wel een gravelpad verder, dat we dus dan maar volgen. Dit eindigt ook, bij een aantal picknickbankjes. Vanaf daar klimmen we de rotsen op en hebben we een adembenemend uitzicht over de rotsen om ons heen, en het dal waarin Pungo Andongo ligt. Bob Ross kan het niet zo mooi schilderen. Het dorpje bestaat uit zo'n tien huisjes, waarvan een aantal mooi koloniaal. Na van het uitzicht te hebben genoten rijden we met de DAF terug naar het dorpje en parkeren hem op een pleintje. Er loopt ook een tweesporig pad de rotsen in, zo te zien al lang niet meer door auto's gebruikt. We wandelen het pad af, en het leidt ons door een schitterende vallei, weelderig begroeid, en vol met hoge, vreemde rosten die loodrecht uit de grond steken. Er zitten veel vogels met mooie junglegeluiden en we vinden twee type kameleons. De een is zo klein als Mariska's pink, en is bruin/wit gevlekt. De andere een stuk groter en felgroen, ondanks dat deze het rode pad oversteekt. Wat een mooie en bijzondere beestjes zijn het toch. Opeens schrikken we van het geblaf van een grote baviaan, die vlakbij blijkt te zijn, maar door de begroeiing hadden we hem niet gezien. Hij is alleen en rent met gemak de steile rotsen op, telkens blaffend met een echo door het dal.


Soms voel je je heel erg klein.

Maar het kan altijd kleiner, zoals deze
kameleon op Mariska's pink...

We krijgen nog een klein buitje op ons hoofd, en wandelen dan weer terug naar de DAF. Het is hier echt geweldig. Het gebied is niet zo heel groot, maar wel prachtig en heerlijk rustig. Hoewel rustig... we zien net een volle touringcar wegrijden van het uitzichtpunt waar wij eerder waren.

Als we later terug zijn bij ons kampeerplekje om nog een nachtje te blijven staat die bus daar ook. Hij zit volle jongelui, wat een herrie. Er zijn ook vier blanke volwassenen bij, het blijkt een uitstapje te zijn van een missiepost. Leerlingen en vier paters. We praten wat met Pater Paolo, zover als dat gaat. Hij komt oorspronkelijk uit Polen, en kan eigenlijk alleen Pools en Portugees, en heel erg gebrekkig Engels. Hij is erg aardig en nodigt ons uit om zijn missiepost in N'Dalatando te bezoeken als we er in de buurt komen. Ook geeft hij ons een tip om de grootste waterval van Angola te bezoeken, de Quedas do Calandula, niet ver vanwaar we nu zijn.

Tegen de avond is het weer rustig. Wel onweert het en regent het bijna de hele nacht. Lekker koel, dat wel. Het blijkt de volgende dag nog een hele omweg voor die watervallen. Maar de weg is redelijk goed asfalt, met slechts af en toe een gat en schiet dus aardig op.  We zien onderweg weer aardig wat blanken in auto's rijden. Iets wat we eigenlijk lang niet meer gezien hebben. En op vrijwel elke vrachtauto die we tegenkomen zit een Chinees.


...of deze enorme kikker!

De watervallen zijn over de vlakte van ver af al te zien. Of eigenlijk alleen de enorme mist die er vanaf slaat. Het blijkt behoorlijk druk bij de waterval, het is zondag en er zijn veel Angolezen op dagtrip. Gek genoeg willen er meerdere met ons op de foto, alsof we beroemdheden zijn. Schijnbaar zijn ze dan toch nog niet zo gewend aan blanke toeristen. We vinden het wel grappig en lenen ons voor de plaatjes.


De watervallen zijn enorm en de mist was al van kilometers afstand te zien.

De waterval zelfs is best spectaculair. Over een behoorlijke breedte dendert het water diep naar beneden. Het is een behoorlijke rivier die over de rand kiepert. En nog helemaal gratis ook. In Ghana zou zo'n grapje je al gauw 15,- euro kosten. Jammer dat er altijd mensen zijn die met spuitbussen hun naam op de rotsen moeten kalken, en lieden die het normaal vinden om hun lege colablikje zo van zich af te gooien. Die gasten zouden ze in een tonnetje de waterval af moeten kieperen, met hun naam op het tonnetje. Lijkt me veel leuker. We rijden dezelfde weg terug tot zo'n 15 kilometer voor N'Dalatando, waar we langs de weg overnachten. 

MAANDAG 3 DECEMBER 2012, op bezoek bij de paters
Als we de volgende dag de stad inrijden zeggen we nog tegen elkaar dat we best de missiepost van Padre Paolo willen bezoeken, maar alleen als het makkelijk te vinden is. De stad is best groot. Dan ziet Mariska ineens in een van de vele auto's die ons tegemoet komen Padre Paolo zitten. Hij ziet ons ook en zwaait. Alleen lijkt het of hij deelnemer is van een begrafenisstoet. Allemaal auto's met lichten aan achter een lijkwagen. Nou, dat bezoek heeft dus geen zin als hij er zelf niet is. We stoppen bij een supermarkt om wat inkopen te doen, als Padre Paolo daar ook binnenwandelt. Hij bleek niet bij de stoet te horen en dus volgen we hem naar de missiepost.

Dat is ergens in de buitenwijken. Hadden we zelf zo gemakkelijk niet gevonden. De missiepost is niet groot. Het is geheel ommuurd en binnen de muren is een sportveldje en rondom zijn schoolgebouwen. Ze geven hier ook les aan volwassenen, o.a. computerles en Engels. We krijgen een uitgebreide rondleiding. Ze hebben zelfs een klein internetcafeetje. Alles is behoorlijk sober, het is duidelijk geen rijke missiepost. Het gebouw waar de paters verblijven is behoorlijk groot, maar ook heel eenvoudig ingericht. Ze hebben gastenverblijven, hun eigen slaapkamers, een televisiekamer vol met religieuze dvd's, een keuken en een grote eetruimte. We worden uitgenodigd voor het middageten, dat door een kokkin gemaakt wordt. De paters zelf hebben eerst middagrust. Wij maken in tussentijd even gebruik van het best wel snelle internet, en kunnen zelfs even met het thuisfront Skypen.

Samen met padre Paolo, padre Lorenzo uit Argentinië en twee lokale medewerkers van de missiepost eten we de middagmaaltijd, die bestaat uit fufu van cassave, rijst met bonen en een saus met hele stukken vis er in, met graat, staart en kop. De fufu zijn we niet zo gek op. Het is een pap, een dikke, taaie, slijmerige massa zonder al te veel smaak. De rijst met vis en vissaus smaakte prima. Ze hadden een pittige zelfgemaakte knoflook-chilipeperolie erbij, wat een heerlijke combinatie maakte. We kregen het potje chilipeperolie mee van Paolo, omdat we het zo lekker vonden. Erg aardig.

Paolo vroeg na het eten of we nog wat van het stadje wilden zien. Een wandelingetje leek ons wel leuk, maar het bleek dat hij ons de halve omgeving wilde laten zien in de Landcruiser van de missiepost. Hij liet ons alle bijzonderheden van de stad en omgeving zien. Onder ander een prachtige bergweg met links en rechts allerlei vruchtenbomen, een botanische tuin en enorme bamboebossen. Ook nam hij ons mee naar een fabriekje waar bronwater gebotteld wordt. Crystalis bronwater. Erg interessant. En we zijn positief verbaasd over de kwaliteit van de bottelinstallatie. Zeer nette, vrij nieuwe hoogwaardige machinery, afgemonteerd met bekende Europese topmerken. De machines zelf komen uit Brazilië, en land waar Angola een nauwe band mee heeft, nog vanaf de Portugese kolonisatie. Ook de hygiënestandaard in het bedrijf is hoog. Een goed uitgerust laboratorium houdt constant de kwaliteit van het water in de gaten. We krijgen nog alle drie een sixpack 1,5 literflessen mee als kado.

Op de terugweg rijden we langs mooie koloniale gebouwen in het stadje zelf. N'Dalatando heeft een heel mooi stadscentrum. Schoon en goed onderhouden. Ook bezoeken we nog de kathedraal. Twee omaatjes bij de ingang heten ons van harte welkom. Bij het woord kathedraal denken wij aan een imposant groot gebouw, maar dat valt hier gelukkig nog wel mee. Dit is meer een kerk die wat dichter bij de oorspronkelijke bedoeling van het katholieke geloof staat.

Het is al laat, en Padre Paolo nodigt ons uit voor het avond eten. Voor ons heeft het geen zin om nog verder te rijden, dus we gaan op de uitnodiging in en blijven overnachten. We parkeren de Daf op het sportveld binnen de muren. We laten nog even de wagen van binnen zien aan de paters en een leraar Engels. En natuurlijk aan zo'n dertig kinderen, die in drie sessie even binnen mogen kijken. Ze vinden het prachtig en gaan behoorlijk uit hun dak. Omdat we op een rode zandgrond staan is na dit bezoek dan ook alles roodgeleurd in de DAF. De bekleding van de banken, de hele vloer, en Mariska had nog wat witte kleding op de bank liggen, dat nu roze is.

De paters moeten nog eerst naar de avondmis, wij mogen in tussentijd binnen gebruik maken van het internet. Ze hebben er geen enkele moeite mee dat wij niet gelovig zijn, en dit is gelukkig ook verder geen onderwerp van gesprek. Het avondeten bestaat uit de restjes van het middag eten, aangevuld met een broodje hamburger. 's Avonds drinkt padre Paolo bij ons in de wagen nog een biertje mee, het is een gezellige vent. Jammer dat communiceren lastig gaat. Wij kunnen geen Pools of Portugees, en Paolo geen Engels of Duits. Dus met flarden Engels, Spaans en Frans en veel handen en voetenwerk moeten we ons behelpen. We gaan bijtijds naar bed, want Padre Paolo heeft de volgende morgen al vroeg een afspraak buiten de missie, en we hebben afgesproken samen te ontbijten.

Al om 7.00 uur zitten we aan het ontbijt. Paolo maakt heerlijke echte koffie in een Italiaanse koffiemaker. We willen de missiepost graag een vergoeding geven voor de overnachting en al het eten, maar Paolo wil er niets van weten. Het is een gift aan ons, waarvoor we niet mogen betalen. Als we dan zeggen dat we een donatie willen doen voor het werk dat de missiepost verricht, dan stemt hij er mee in. Zolang we het maar niet geven als een vergoeding voor de gastvrijheid. We geven hem 1500,- Kwanza. Maar als we afscheid nemen komt hij weer terug met een heus kerstpakket aan etenswaren voor ons voor onderweg. Spaghetti, macaroni, uien, blikjes vis, een komkommer, etc. En ook nog twee T-shirts. Voor Mariska een met het logo van Dom Bosco, waartoe de missiepost behoort, en voor Jan een met een grote afbeelding van Jesus en Maria er op. Dat zal ons mooi staan...


In de eetzaal van de missiepost. Geheel links zit padre Paolo.

Wat een ongelofelijk aardige man, en wat een vrijgevigheid. Ze hebben zelf maar zo weinig. Onbegrijpelijk hoe mensen wildvreemde reizigers dit allemaal aanbieden. We nemen afscheid. Padre Paolo gaat er snel vandoor want hij is al laat voor zijn afspraak. En kort daarna gaan wij ook op pad, richting de hoofdstad, Luanda.

We wilden eerst via de oude weg gaan, omdat daar ook een historisch dorp aan ligt, maar Paolo verzekerde ons dat die weg erg slecht is. Oud asfalt met veel gaten. Daar hebben we geen zin aan, dus nemen we de nieuwe Chinese weg maar en laten we het historische dorp voor wat het is. Mooi glad asfalt. We hebben ons nog wel afgevraagd of we überhaupt wel naar Luanda willen. Tot nu toe vonden we grote Afrikaanse steden maar niks. En dan is Luanda ook nog keer op keer de duurste stad ter wereld, dit jaar toevallig net tweede na Tokio. We weten dat we gratis kunnen staan bij de yachtclub, mooi direct aan het water. En dat gedeelte schijnt best mooi te zijn.

 

Angola deel 2