Zuid Afrika deel 6
VRIJDAG 12 JULI 2013, klusjes
Voordat we vanuit Johannesburg weer kunnen vertrekken op onze rondtoer door ZA
moeten er eerst wat klusjes gedaan worden. De nieuwe turbo die Jan’s moeder
heeft meegenomen uit NL moet op de DAF gezet worden en de olie moet ververst
worden. Dit kunnen we gelukkig zelf doen in de tuin bij de backpackers waar we
staan. Jan gaat met eigenaar Rob mee om olie te halen.
Het overzetten van de turbo heeft
nog iets meer voeten in aarde dan gedacht. De nieuwe turbo is 13 mm
langer dan de originele, dus het hele uitlaatsysteem moet 13mm naar
achteren geplaatst worden. Dit neemt twee dagen in beslag, omdat er ook
twee nieuwe uitlaatsteunen gemaakt moeten worden. Ook dit lukt allemaal
met het materiaal dat bij de backpackers rond slingert.
Vanaf de backpackers rijden we eerst naar Garmin SA in Johannesburg,
want de USB aansluiting op onze navigatie zit zo los dat deze telkens
het contact verbreekt. Dat komt doordat Garmin alleen haakse
USB-stekkers levert bij hun apparatuur, en dat brengt een moment over op
de aansluiting waardoor deze van het moederbord loslaat. Stom bedacht. Ons apparaat is 2,5 jaar oud. Bij Garmin doen ze
niet te moeilijk en als we iets meer dan 100,- euro bijbetalen krijgen
we direct een nieuw apparaat mee, een duurder model dan het onze.
Wel krijgen de slimmeriken het niet voorelkaar om onze data over
te zetten, dus we hebben zelf nog even werk, en moeten voorlopig eerst
zonder kaarten in de navigatie door Johannesburg sturen. |
De nieuwe turbo past net niet. |
We willen naar de
Swiss-club waar we hebben afgesproken om Karl en Susanne te ontmoeten, het
Oostenrijkse stel waar we mee door Congo zijn gereden. Omdat de navigatie niet
werkt en we geen recente kaart hebben van Johannesburg, lukt het ons niet om er
te komen. Mariska zit met de laptop op schoot en probeert zo via de kaart in de
computer uit te vinden waar we zitten en hoe te rijden. Echter wordt de
doorgaande weg regelmatig versperd door nieuwbouw en grote nieuwe estates. Dan
moeten we er weer omheen. Onze kaart in de computer is al wat ouder. Het is al
behoorlijk schemer en het is erg lastig zoeken in de wirwar van wegen en grote
nieuwbouw woonwijken. Noodgedwongen maken we een “bushcamp” middenin
Johannesburg, één van de crimineelste steden ter wereld. Wel staan we vlak voor
een zogenaamde estate. Dat zijn ommuurde en bewaakte woongebieden van beter
gesitueerden. De bovenkant van de muren zijn afgezet met prikkeldraad en rijen
stroomdraad. Je zou er niet willen wonen, die estates zien er van buitenaf uit
als Auschwitz, maar dan beter in de verf. We gokken erop dat de bewakers ons ook
een beetje mee bewaken, maar het kan natuurlijk ook zijn dat ze ons weg sturen.
Het gaat goed, we hebben een rustige nacht. We hebben alle kaarten op de
navigatie geladen en het blijkt dat we maar 1,5 km van de Swissclub af zijn.
Toch erg goed genavigeerd van Mariska.
De Swiss Club in Johannesburg. |
Bij de Swiss-club
is het een warm weerzien met Karl en Sussanne. Na ons ongeluk in Congo
was er weinig tijd voor afscheid nemen, omdat zij illegaal in Congo
waren en ambtenaren in de auto hadden die hen sommeerden direct het land
te verlaten. Ze zitten net aan de lunch samen met hun vriend Wolfgang,
eigenaar van het restaurant in de Swiss-club. We blijven hier een weekje
staan, we mogen van Wolfgang gratis kamperen op het grote erf van de
club. In ruil daarvoor eten we elke dag in zijn erg goede restaurant,
samen met Karl en Susanne. We proberen de hele menukaart uit, inclusief
de enorme Eisbein. Jan trekt er ook
nog even de koppakking van de DAF na, gewoon om zeker te zijn. We maken ook kennis
met haar twee dochters. De jongste, Fabienne Lanz, 27 jaar, is een erg
leuke spontane meid en een professioneel kart- en toerwagen racer. Ze
behoort bij de top van Zuid-Afrika, en racet veel in Italië, maar ook in
Dubai. Verder geeft ze kart-les hier op het roemruchte Kyalami-circuit.
Vanaf de Swiss-club kunnen we op het circuit kijken. Vroeger werd hier
de Formule 1 van Zuid-Afrika verreden, in de tijd van o.a. Nikki Lauda. |
We maken in de dagen bij de
Swiss-club nog wat uitstapjes in Johannnesburg. O.a. naar het Apartheidsmuseum.
Iedereen had ons dat aangeraden. Het is indrukwekkend en verschrikkelijk wat er
toen gebeurd is, maar het is moeilijk om in een museum uit te beelden. Er is wel
aardig wat foto- en filmmateriaal, maar het is vooral een museum van heel veel
tekst lezen. En dat zijn niet onze favoriete musea. Wel interessant is de Caspir
die er staat. Een gepantserde vrachtwagen waarmee de politie tijdens de
apartheid op brute wijze de orde probeerde te bewaken in de townships. Er hangt
een enorm bord buiten met een gelukwens voor Mandela, die zijn laatste strijd
aan het leveren is. Iedereen mag er met stift zijn beterschapswensen op zetten.
Verder nemen we een
kijkje bij een dierenopvang met hospitaal recht tegenover de Swiss-club.
Wat een verschrikkelijke toegetakelde dieren daar. We begrijpen maar
niet dat armoede en gebrek aan educatie automatisch betekent dat je je
dieren moet afranselen en mishandelen. Er zit van alles. Honden, katten,
ezels, geiten, paarden schapen etc. Als arme mensen kunnen aantonen dat
ze geen of weinig inkomen hebben, worden hun dieren gratis behandeld, op
voorwaarde dat het dier dan ook gelijk gecastreerd/gesteriliseerd wordt.
Ze doen goed werk, en ze hebben veel plek. Een groot grondstuk met
stallen, een hospitaaltje en een dierenambulance. En alles op basis van
donaties. We krijgen een
telefoontje van ene Tracy en Peter. We kennen ze niet, en zij ons ook
niet, maar ze hadden ons zien rijden ergens in Johannesbrug met de DAF.
Ze willen zelf ook zo’n soort reis maken en nodigen ons uit voor een
potjie-party. Het is gelijk ook Peters verjaardag. Het is niet ver van
ons vandaan en we gaan er langs met de DAF.
Het is een gezellig feestje met een heerlijk buffet en vier grote
potjies op het vuur. Potjies (spreek uit Poikies) zijn gietijzeren
pannen waar een suddermaaltijd in wordt gemaakt boven open vuur of op
kolen. Ze hebben een kip- ,een bief-, een vis- en een vegetarisch
potjie. Lekker. Het blijkt dat hun reisplannen nog ver in het verschiet
liggen en nog niet veel vorm hebben, maar dat mag de pret niet drukken. |
Potjie party bij Tracy en Peter. |
Bij de Swiss-club krijgen
we ook nog een telefoontje van ene Uwe. Hij heeft ons al een paar keer eerder
gebeld maar we hadden geen idee wie hij is. Hij volgt onze website al langere
tijd, en is met een VW T3 Synchro vanuit Duitsland via West-Afrika naar hier
komen rijden. Hij is in de buurt en wil ons graag ontmoeten.
Een uur of twee later komt hij aanrijden. Het blijkt dat Uwe Afrika doet
“on the wild side”. En dan bedoelen we niet dat hij een liefhebber van wilde
dieren is, want die dierentuinen interesseren hem niet zo. Hij reist van stad
tot stad om zich daar in het nachtleven te storten. Hij reist ook vaak ’s
nachts, want er is tussen de steden in toch niet veel te zien in Afrika, aldus
Uwe. Dat brengt hem in netelige situaties. Zoals bijvoorbeeld in Maputo,
hoofdstad van Mozambique. Hij rijdt daar ’s nachts met een vriend en wordt
aangehouden door de politie. Op zijn achterbank zaten twee meiden die ze hadden
opgepikt, en die snel overlopen naar de politie. Minderjarige hoertjes, volgens
de politie. Een val dus. Uwe denkt dat het maar het beste is om er vol gas
vandoor te gaan. Dit ontaardt in een wilde achtervolging door Maputo, waarbij
meerder keren door de politie op Uwe geschoten wordt. Toch weten hij en zijn
vriend te ontkomen. Uwe is blijkbaar niet bang voor wat kogels, en nog gekker,
ook niet bang voor wat aids.
DINSDAG 23
JULI 2013, hartelijk ontvangst We rijden naar
Kameelfontein, iets ten noorden van Pretoria. Via John Jansen, een
andere Nederlandse reiziger in een DAF, kregen we een adres waar twee
Michelinbanden van onze maat liggen. Die zijn van John en kunnen we voor
een geschikte prijs overnemen. Op landelijk
gelegen adres worden we hartelijk ontvangen door Ronald en Adele, en de
prachtige, enorme, boerbul Lisa. Lisa zat al gelijk
in onze auto, ze kon niet wachten tot Jan de trap had neergezet. Alles
werd grondig besnuffeld en ze host over de bank en gaat er uiteindelijk
heerlijk op liggen. |
Lisa kon niet wachten tot ze naar binnen mocht. |
Adele heeft een heerlijke maaltijd gekookt. En natuurlijk is er ook wat lekkers voor Lisa. |
Maar die Goodyears
zijn moeilijk van de velg te krijgen, dus het is bijna een dag werk
geworden. Ook maakt Jan een uitlaatsteun opnieuw, uit een stevig stuk
stalen hoeklijn. Die wat hij bij de backpackers had gemaakt leek niet
sterk genoeg. VRIJDAG 26
JULI 2013, op naar Chelmsford We spreken af dat
we weer komen als we in december naar Nederland vliegen. We kunnen de
DAF dan bij hen laten staan. Erg aardig. Ronald en Adele, heel erg bedankt voor jullie
gastvrijheid en de |
We hebben nog zo’n 400 km te
rijden die dag, naar Chelmsford Dam Nature Reserve. Daar hebben we afgesproken
met Vincent en Ellen. Zij willen Zuid-Afrika ontvluchten naar Mozambique toe,
want ze hebben het te koud hier. Hun mooie Atego heeft helaas geen isolatie en
ook geen verwarming. Ze hebben een straalkacheltje gekocht, maar die biedt geen
soelaas. Ze vroegen of we zin hebben om mee te rijden naar Mozambique, maar we
zijn nog lang niet uitgekeken op Zuid-Afrika. Dus hebben we afgesproken waar
onze routes ongeveer kruizen. Onderweg kopen we
eerst nog wat vlees, knoffelbrood (zo heet knoflookbrood hier), hout en
whisky. Alle benodigdheden voor een braai. Via Ermelo, Amersfoort en
Newcastle rijden we naar Chelmfords Dam. Blijft grappig, die plaatsnamen
hier. Tegen 16:00 uur komen we daar aan. Vincent en Ellen zijn er al.
Ellen staat een vreugdedansje te doen, mafkees! We zijn blij elkaar
weer te zien. Eigenlijk wel
jammer dat zij al snel door willen naar Mozambique. Het zou best leuk
zijn iets langer samen rond te trekken. Ze hebben een mooie
plek langs het water genomen en wij gaan er naast staan. Verder is er
niemand, behalve wat zebra’s die zo’n 50 meter verderop ongestoord staan
te grazen en wat mangoesten. Vincent heeft al een potjie boven het vuur
hangen, we kunnen weer eens aanschuiven. De kilo’s die we in West Afrika
verloren hebben, zijn er al weer ruimschoots bij. We blijven samen
drie dagen staan en luieren, kletsen, wandelen, braaien en drinken bier.
’s Avonds is het koud en zitten we in onze wagen. De truck van Ellen en
Vincent is niet geïsoleerd en heeft geen verwarming, het is er
stervenskoud binnen. We spelen Kolonisten van Catan, het favoriete
spelletje van Ellen. We dachten dat we het nooit zouden leren, maar het
viel toch mee. |
Een mangoest komt kijken of er ook wat van de braai gevallen is. |
DINSDAG 30
JULI 2013, Golden Gate Er loopt ook wat
wild rond, o.a. gnoes, eland antilopen, zebra’s en grijsbokken.
Het is een mooie wandeling, maar helaas loopt de grote weg van
Harrismith naar Clarens er dwars doorheen, en die raakt maar niet uit
het zicht. De dag erop
bezoeken we Clarens, Fouriesburg en Ficksburg. Volgens de Lonely Planet
leuke stadjes. Och het was best leuk, maar voor de dorpjes en steden
moet je eigenlijk hier niet zijn, we vinden de dorpjes in Frankrijk,
Italië, Spanje en Portugal toch een stuk mooier. In Bloemfontein bezoeken we het National Women’s Memorial en Anglo-Boer War museum. Ter nagedachtenis aan 26.000 boer-vrouwen en kinderen die in Britse concentratiekampen zijn gestorven tijden de Anglo-Boer oorlog (1899-1902). Bij concentratiekampen denken wij altijd aan vernietigingskampen als Sobibor en Auschwitz, maar de Engelsen gingen de Duitsers hierin al voor. Hoewel niet zo
extreem als de Duitse kampen was het leven in de Engelse kampen zeker
geen pretje. Het was een van de hoofredenen waarom de Boeren
(Nederlandse afstammelingen) zich aan de Engelsen overgaven. Als de
boeren op het slagveld waren namen de Engelsen hun vrouwen, kinderen en
vee, en staken de boerderijen in brand. En zo verloren de dappere boeren
de oorlog en vielen Transvaal en Oranje Vrijstaat in Engelse handen. |
Na Bloemfontein
zijn we verder gegaan naar Kimberley. Daar bevindt zich het grootste
hand gegraven gat ter wereld, The Big Hole. En groot is het. De
afmetingen weten we niet meer, zoek dat zelf maar op, op internet. Het
gat is ontstaan nadat er op het landgoed van ene De Beers , een diamant
is gevonden. Meneer De Beers werd al gauw uitgekocht en vele
verschillende partijen kochten concessies en begonnen te graven. Een er
van is de bekende Cecil Rhodes, die uiteindelijk met een handelspartner
de verschillende concessies opkocht en het nog steeds bestaande
miljardenbedrijf De Beers begon. Tegenwoordig word er op deze plek niet
meer gedolven, maar is er een mooi museum van gemaakt. Met een neplift
ga je vijf meter onder de grond, wat moet lijken alsof het 500 meter is,
en kom je in een nepmijn terecht. Hier word je een idee gegeven hoe het
mijnen onder de grond er vroeger aan toeging. Interessanter zijn de oude
machinerieën die buiten staan opgesteld. Ook staan er de zeer luxe privé
treinwagons waarmee Cecil Rhodes door zuidelijk Afrika reisde. Inmiddels
zo’n 90 jaar oud maar nog in een behoorlijke conditie. In het museum is
een flinke collectie diamanten te zien, waarvan de grootste replica’s
zijn. Het mooiste vonden
we toch het stadje dat erbij gebouwd is van allerlei oorspronkelijke
gebouwen uit die tijd, die her en der zijn opgekocht in het land, en
hier weer zijn opgebouwd. Je waant je zo 100 jaar terug. We lopen er wat
doorheen. Bepaalde winkeltjes en cafés zijn gewoon in gebruik. We lopen
een garage binnen waar verschillende rijtuigen en oude auto’s staan,
onder andere de eerste elektrische auto uit ergens 1910. Mooi spul. Ook
de schrijfmachinewinkel van Remington is erg interessant, met vele oude
schrijfmachines. Verder zijn er banken, doodgravers, gewone woonhuizen
en een hotel, alles uit begin 1900, en geheel in die stijl. Mooi. Nadat we wat
gegeten hebben in een van de restaurants, (de biefstuk was ook uit die
tijd) blijven we op de grote parkeerplaats staan voor de nacht. |
De Beers diamantmijn in Kimberley. |
Eén van de vele vergaderruimtes in het nog steeds functionerende kantoorgebouw van De Beers. Veel is nog in originele staat. |
De volgende dag
rijden we nog even door de stad Kimberley zelf. Er is één of ander
staking aan de gang. De mannen op de vuilniswagens gooien het afval uit
de wagens zo over straat, in plaats van andersom op de gebruikelijke
manier. Een grote stinkbende. Later horen we van iemand, dat dat hier
vaker voorkomt en dat dit nog niks voorstelt.
We lopen langs het
oude gebouw van De Beers. We lopen eens bij entree naar binnen, het ziet
er prachtig uit met veel hout, en nog precies zoals 100 jaar geleden. We
vragen aan een vriendelijke dame achter een bureau of we even rond mogen
kijken. Dit is niet gebruikelijk, blijkt.
Het gebouw is nog steeds in gebruik door De Beers, en is geen
publieke attractie. Toch belt ze even de conciërge, en de vriendelijke
man wil ons wel even rondleiden. Hij blijkt er al erg lang te werken
(ook 100 jaar?) en kan ons veel vertellen. Het gebouw is grotendeels nog
ingericht zoals 100 jaar terug. We zien de ingelijste concessierechten
aan de wand en nemen plaats in de boardroom, waar nog steeds elk jaar de
jaarstukken worden besproken door de top van het concern. Ook mogen we
even plaats nemen achter het bureau in de directiekamer, waarvandaan
vele generaties Oppenheimer het machtige concern bestuurd hebben. Mooi
om te zien en erg grappig dat zo’n man een paar slonzige toeristen als
ons het hele spul laat zien. |
Vanaf Kimberley
rijden we verder naar Mokala Nationaal Park. Het is al laat als we er
aan komen en we besluiten iets verder van de ingang af, wild te gaan
kamperen langs de gravelweg. Dat geeft natuurlijk weer gezeik. Twee
bewakers van het park komen aan de deur en sommeren ons te vertrekken.
We konden wel eens neushoorn stropers zijn, of we komen zonnepanelen
jatten, volgens de mannen. We willen niet weg, we willen morgen gewoon
het nationaalpark in. De slimste van de twee vraagt nog: “Welk
nationaalpark?” “Tja wat denk je, Kruger?” Ze zeggen dat ze
het management erbij halen, maar ondertussen roepen ze de politie op.
Die komt, checkt onze paspoorten, zien een oude stempel van Botswana en
zeggen dat we illegaal zijn in het land. Nadat we hebben uitgelegd dat
we in Zuid-Afrika zijn en het stempel van Zuid-Afrika hebben laten zien,
is alles goed en wensen ze ons een fijne nacht. We mogen er gewoon
blijven staan van de politie. Ook weer opgelost. We rijden een hele dag rond in het park. Het is landschappelijk erg mooi met bergen en valleien. We zien aardig wat wild, maar helaas geen neushoorns en ook geen dieren die we nog niet eerder gezien hebben. |
Afrikaanse eland antilope |
Verneukpan |
Via wat gravelwegen
rijden we in de twee dagen
erna naar de Verneukpan. Ja moeders, sorry voor deze naam maar zo heet
het nu eenmaal. De Verneukpan is een grote vlakte, een drooggevallen
meer. In het verleden hebben de schitteringen op de vlakte en het gebrek
aan referentiepunten vele reizigers misleidt op afstand en richting. Die
werden dus “verneukt” en vandaar de naam. We staan er een
paar dagen aan de rand van de pan. Het heet dan wel Verneukpan, maar de
bevolkingsdichtheid is er bijzonder laag. Heerlijk rustig. ’s Nachts
alleen het geluid van de jankende jakhalzen, overdag van de wind. De pan
behoort in delen aan zo’n drie boerderijen toe. En zoals het Zuid
Afrikaanse boeren betaamt bakenen ze hun stuk dor zand goed af met een
flink hek, om maar zeker te maken welk onbruikbaar stuk zand van wie is. We slenteren er wat
over de vlakte, wat op zich helemaal niet saai is. We vinden er de
vreemdste stenen. Het lijkt net of er een lava of meteorietregen
neergekomen is. Vele stenen zijn net druppels. Net als de beroemde
zoutvlaktes van Bonneville in de VS werd de Verneukpan ook gebruikt voor
snelheidsrecordpogingen op land. In 1929 heeft ene
Sir Malcolm Campbell een onsuccesvolle poging gedaan. Hij reed over de
300 mph (480 km/h) in zijn Bluebird 1. Nee, dit was geen Nissan
Bluebird, maar een andere snelle vogel zonder vleugels. De track is er nog.
Jan doet er ook een poging op de BMW, maar haalt net 160km/h. Jan rijdt
nog de hele pan over op de motor, en komt bij een boer terecht die de
reststukken van een andere snelheidspoging heeft liggen. Ene Jacobs
heeft het een jaar of zeven terug geprobeerd met zijn straalmotor
aangedreven wagen, maar er ging iets mis. Hij sloeg over de kop en
verongelukte. Op zijn wagen stond nog wel dat het lezen van de bijbel
enger is dan het rijden in zo’n wagen. Er is weer iemand
bezig om het landsneheidsrecord te gaan verbreken, weer in een Bluebird.
Dit zou aan het einde van het jaar zijn, op de Hakskeenpan, iets
noordelijker, richting de grens met Botswana. |
DINSDAG 13
AUGUSTUS 2013, op naar de bloemen De twee dagen erop
rijden we over lange verlaten wegen door een haast even verlaten
landschap. We zien alleen wat stroompalen en heel af en toe een
boerderij. Het wordt ook steeds kouder en het motregent. We willen de
wildbloemen in Namaqualand zien, maar zijn bang dat er met dit weer niet
veel te zien is. Toch valt het mee. Rond Calvinia is het al behoorlijk
oranje van de vele kleine bloemetjes, die met deze kou dan wel gesloten
blijven. In Calvina bezoeken we nog het Hantamhuis, een oud huis
ingericht als museum annex winkel annex restaurant. We eten er een
pannenkoek en gebruiken de wifi. Buiten is het niet prettig nu. De dagen erop blijft het weer wisselvallig. We rijden verder naar Loeriesfontein. Af en toe schijnt de zon, maar de vele bloemetjes gaan nog niet open. In Loeriesfontein zelf barst het ook van de oranje en de witte bloemen. Tussen de buien door bezoeken we het plaatselijke museumpje. Een opa laat ons de uitgebreide verzameling windmolens zien en verteld over de door paarden aangedreven graanmolen. Binnen laat een oma alle dingen uit haar jeugd zien. Ze doet voor hoe ze vroeger met het speelgoed, onder andere schapenbotjes, speelde maar heeft duidelijk niet meer de behendigheid van vroeger, de museumstukken vliegen door de zaal. Buiten staan nog twee oudere zwarte dames pannenkoeken te bakken. Best een grappig museumpje zo. De oudere vrouw
binnen zegt nog dat we beslist ook even bij de “Blommenmarkt” in de
“Kerksaal” moeten kijken. Je kunt daar ook heerlijk eten zegt ze. We kijken nog even
op de menukaart: schaapsbout, sheep pie, mutton curry, schenkelpastei.
We zijn duidelijk in schaapscountry aangekomen. Bah, daar houden we geen
van beide van. |
Bij Stoffel en Elzaan thuis. |
De volgende dag
regent het weer. We besluiten om maar een dagje niet te rijden en binnen
te blijven, een beetje wat aan de website te doen. We bellen eerst met
het thuisfront en dan worden we gebeld. Door ene Stoffel die vraagt of
wij het briefje dat hij in een plastic zakje aan onze spiegel heeft
gehangen al hebben gelezen. Niet dus. Stoffel woont in het dorp en
nodigt ons uit om bij het haardvuur te vertellen over onze reis. Hij
heeft ons zien staan en onze website bekeken en wil wel wat meer horen. We gaan er naar
toe, het is vlak om de hoek. We maken kennis met Stoffel, zijn vrouw
Elzaan en hun twee kinderen: ND (Andy) van 3,5 jaar en Ghia van 1,5. Stoffel en Elzaan zijn van onze leeftijd en hebben een mooi zelfgebouwd huis in een aparte stijl. Meer Europees dan Afrikaans. Het is gezellig om het haardvuur, het klikt goed. Stoffel heeft zelf ook aardig wat rond gereisd en was zelfs lange tijd internationaal vrachtwagenchauffeur in Europa en de VS. Nu heeft hij de schapenboerderij van zijn vader over genomen, met maar liefst 24.000 hectare grond. Daarop lopen zo’n 2000 schapen. 10 hectare per schaap is op deze schrale grond minimaal. Hij heeft het vleesras Dorper, witte schapen met een zwarte kop, en Merino’s voor de wol. |
We worden
uitgenodigd om ’s avonds bij hen mee te eten en kunnen de DAF achter het
huis op hun erf parkeren. We praten half Nederlands half Afrikaans met
elkaar. Vooral Stoffel heeft er lol in dat veel woorden toch net iets
anders betekenen. We bekijken de motor van Stoffel, een BMW 1200 GS. Als
Jan praat over “de kont van de motor”, moet Stoffel weer lachen. Hier is
een kont het vrouwelijk geslachtsorgaan en een motor een auto. Een motor
is een motorfiets. Een vrachtwagen een trokkie of een vragmotor. Af en
toe moet Stoffel even van het gesprek weg en zegt dan: “Ekskuus toch,
verskoon mij”. Als wij hem uitleggen wat verschonen in het Nederlands
betekent hoeven we hem niet meer te verschonen. We maken de
volgende dag ook kennis met zijn ouders en samen bekijken ze onze truck.
We blijven die dag nog bij hen staan. Het is wat beter weer, en er wordt
gebraaid in de open haard. Natuurlijk schaap, maar deze smaakt eigenlijk
heel best. Niet zo die typische sterke schaapsmaak. Het Hantamschaap is
dan ook erg beroemd om haar smaak in heel Zuid Afrika. |
Jan werkt een dagje mee op de schapenboerderij. |
Uitzicht over het grondstuk van Stoffel. Eén van die witte vlekjes is de Daf. |
We kijken onze ogen
uit. Het is een schitterende omgeving. Een hele vallei en omliggende
bergen zijn van hem. We helpen hem oom een groep schapen bij elkaar te
brengen. Het grondstuk is in een aantal vakken verdeeld. Om uitputting
van de vegetatie te voorkomen worden de schapen telkens in een ander vak
geplaatst. Dit gebeurt met behulp van drie goedgetrainde schapenhonden,
border collies. Mooi om te zien hoeveel plezier die beesten er in
hebben, en hoe goed ze dit kunnen. We blijven er drie
dagen staan. Jan helpt Stoffel met de lammetjes, zo’n 400 stuks. Die
moeten een knip uit hun oor hebben als merk, en een elastiekje om de
staart zodat deze er van af valt. Sommige mannetjes krijgen ook een
elastiekje om hun balletjes. Alleen de jonge rammen die perfect voldoen
aan het rasbeeld blijven deze marteling bespaart. Twee medewerkers,
een vader en zijn zoon, grijpen een lam, beuren het op een oliedrum en
Stoffel knipt en plaatst de elastiekjes, terwijl Jan met een grote spuit
een vitamine-injectie geeft. En zo gaat dat de hele middag door. De
border collies eten de uitgeknipte stukjes or op. Tja, niet het
lekkerste werk, maar als je vlees eet, is het ook goed om van dichtbij
mee te maken en te beseffen wat er gebeurt voor dit vlees op je bord
belandt. |
Verder bestaat het
werk van een boer hier uit wat klungelen aan de hekken en de
waterpompen. Dit zijn die grote zinken windmolens die een plunjerpomp
aandrijven. Alles wordt gerepareerd met ijzerdraad. Een pompleiding
onder de grond zit verstopt en dit wordt opgelost door er een slang aan
te koppelen die aan het andere einde aan de uitlaat van de Toyota Hilux
zit. Even flink gas geven en het begint te bubbelen in de watertank. De
leiding is weer open. We maken nog een
stevige wandeling naar de top van het hoogste koppie in de omgeving en
hebben zo een mooi uitzicht over de vallei. Ook legt Stoffel ons een
mooie motorroute uit die grotendeels over privé-grond gaat, ook van
omliggende boeren. Het is weer is die dag goed en we maken een mooie
tocht tussen de wildbloemen door, die nu wel allemaal in volle glorie
open zijn. We komen langs indrukwekkende rotswanden en bij een
kokerbomenbos. Nou ja bos, zo noemen ze dat hier. Maar van kokerbomen
kun je niet echt een bos maken. Maar mooi is het wel. Later die dag maken
we ook nog kennis met oom Klasie. Hij is één van de in Zuid Afrika
beroemde vierling van Loeriesfontein. Foto’s van hem en zijn drie
broers, allemaal rossig, zagen we al in het museum hangen. Zestig jaar
geleden was het een heel spektakel, zo’n vierling. Vanuit het hele land
kreeg de moeder spullen en kleertjes toegestuurd. Oom Klasie woont op
het naastliggende stuk grond en heeft net een vrachtwagen vol schapen
laten brengen. Het is een flinke lolbroek, de ene grap na de andere. Het was erg mooi om
mee te maken hoe een boer in de Karoo leeft. Wel is het wrang om te
weten dat enorme gebieden geheel vrij moeten worden gehouden van ieder
wild om het mogelijk te maken er schapen te laten lopen. Natuurlijke
grazers worden geweerd omdat deze het beetje gras dat voor de schapen
bedoeld is op eten, en roofdieren als rooikatten (caracal) en jakhalzen
worden gewoon afgeschoten. En dit om één gezin te onderhouden. Ja, en
natuurlijk het gezin van de zwarte helper die met zijn vrouw en zoon op
het land leeft. Maar met 105 rand (7,50 euro) per persoon per dag als
minimum loon in dit land is dat inkomen verwaarloosbaar. Ze hebben dan
wel kost en inwoning gratis. Het geld hoeft men dus niet aan huur,
water, stroom en basis levensmiddelen te besteden. En het is niet alleen
deze 24.000 ha dat wildvrij dient te worden gehouden, bij de omliggende
boeren is het niet anders. In totaal praat je over gebieden groter dan
Nederland waar eigenlijk maar enkele gezinnen van leven, maar behoorlijk
veel wild voor moet wijken. Het laat ons afvragen of de overheid niet
zou moeten stellen dat bij een bepaalde hoeveelheid benodigde grond per
stuk vee er niet meer commercieel geboerd mag worden en het land ter
beschikking aan de natuur moet worden gesteld. Het zou voor mensen
als Stoffel, die niets liever doen dan boeren, natuurlijk een ramp zijn.
Hoewel hij met zijn ingenieursdiploma zeker elders een heel goede baan
zou kunnen vinden. |
Kokerboom op de plaas (= boerderij) van Stoffel. |
Stoffel en Elzaan, baie dankie vir julle gastvrijheid.
Miljarden oranje bloemetjes. |
VRIJDAG 23
AUGUSTUS 2013, bloemen Via Springbok
rijden we verder naar Goegap National Reserve. Ook hier maken we een
mooie dagwandeling. Op een paar oryxen na zien we geen wild, maar de
natuur is hier schitterend. We wildkamperen net iets buiten het park.
Als we ’s morgens wakker worden ligt ons schuine raam boven het bed vol
met... sneeuw! Dat hadden we niet verwacht, zo noordelijk hier richting
de Botswaanse en Namibische grens. Toen we hier in maart waren was het
over de veertig graden. De sneeuw is gauw verdwenen en verder miezert
het natte sneeuw, de hele dag, net Nederland zo. We blijven maar binnen,
de onverharde paden hier worden toch maar glibberig met dit weer. |
Een dag later rijden we verder richting Augrabies Nationaal Park. We krijgen honger en stoppen onderweg bij een grappig restaurantje in het dorpje Pofadder. Twee oudere dames bestieren de tent. We eten er een “moerse burger”. Dit is een enorme hamburger, zo groot als een normaal etensbord. We delen dan ook met zijn tweeën één burger. Het zou 100% beef zijn, maar helaas proeven we toch weer een lichte schapensmaak. Bij het
restaurantje is een soort prullaria-museum, De man van één van de dames
is begonnen met spullen verzamelen van het geld dat hij over hield toen
hij stopte met roken. Nou, volgens ons kun je dan beter een kerel hebben
die rookt... Wat een verzameling. Een grote ruimte vol met werkelijk van
alles, er zit geen lijn in. Van een schildpadje in een bakje tot een
verzameling modelauto’s en motoren en allerlei kitsch en nepantiek. Mooi
en interessant van lelijkheid. Ze hadden in
Pofadder nog op sneeuw gehoopt, maar er is hier niets gevallen. Het is
eens eerder gebeurd in 1968 en in 2000. We krijgen van de dames een
ansichtkaartje mee van die gebeurtenis, met het kerkje midden in het
dorp omringd met een laagje sneeuw. |
The road to Pofadder. We houden het vast niet droog. |
Druivenranken langs de Oranje Rivier. |
We hobbelen nog wat verder over wat
onverharde wegen richting Augrabies NP. Onderweg nemen we een afslag
naar de oranjerivier waar we in de heuvels erlangs een plekje voor de
nacht vinden. We hebben niet zoveel water meer dus rijden we het paadje
af naar een druivenboer, om te vragen of we daar de watertank mogen
vullen. De blanke boer is erg vriendelijk en we kunnen direct van zijn
eigen waterzuivering afvullen. Daarna vraagt zijn vrouw ons nog binnen om een kop koffie te drinken. Ze zijn ook van onze leeftijd, en hebben een zoon van 17. Ook hier is het weer interessant om met de mensen te praten. De tafeldruiven die zij kweken zijn bedoeld voor de Europese en Amerikaanse markt. Het oogstseizoen duurt maar 6 weken en dan hebben ze honderden medewerkers nodig die ze tot 800 km verderop uit de omgeving “plukken”. Ze hebben maar 6 hectare grond maar kunnen er goed van leven. Het water komt gratis uit de Oranjerivier en het klimaat is goed voor druiven. Voor de vaste medewerkers hebben ze mooie bakstenen huisjes gebouwd met parkachtig groen er omheen. Ze vertellen dat de
afgelopen jaren veel druivengaarden in deze omgeving door de overheid
zijn opgekocht van blanke boeren, en zijn geschonken aan de zwarte
bevolking. In totaal 84.000 hectare! Daar is volgens hen in de laatste
zes jaar geen druif meer afgekomen, totaal verwaarloosd.
Wat een kapitaalvernietiging, zonde. |
We bushcampen ergens tussen de druivenplantages en zo komen we de volgende dag aan in Augrabies Nationaal Park. We lopen wat over de boardwalks langs de waterval en stroomversnelling. Best spectaculair, het water buldert met veel kracht door een nauwe doorgang. Overal zitten klipdassies met opvallend veel jongen. Ook zijn er veel felgekleurde hagedisjes. De Augrabies flat lizzard, een soort die alleen in dit gebied voorkomt. De vrouwtjes zijn simpel bruin met twee witte strepen in de lengte over de rug maar de mannetjes hebben een blauwe kop, een groen/blauwe rug, gele voorpoten en rood/oranje achterpoten. Prachtig! En ze zijn druk met het vangen van de vele vliegjes. We overnachten iets
buiten het park en lopen de volgende dag de 9 kilometer lange
dassie-trail. Een mooie wandeling langs een riviertje en een diepe geul
met als extra de twin falls en moonrock. Veel klauteren over rotsen. Op
de campsite van Augrabies zien we het Rotel staan, Das rollende Hotel.
Dit is een vrachtwagen met enorme aanhanger van een Duitse
reisorganisatie. De 34 personen op de tour zitten overdag in de tot
touringcar verbouwde vrachtwagen, en ’s nachts slapen ze in de
aanhanger, die drie verdiepingen hoog is. Een enorm gevaarte, 22 meter
lang totaal. Knap hoe de chauffeur hem hier tussen de bomen over de
smalle paden op de camping heeft gemanoeuvreerd. |
Augrabies Falls |