deel 1

 

We beginnen onze reis in Zuid Afrika


Johannesburg

Donderdag 6  juni 2013
We rijden naar Johannesburg terug om de DAF te parkeren op de camping van David en Marion. Tegen 21:00 uur brengt David ons naar het vliegveld om Hedwig op de halen. We zijn wat te vroeg, dus drinken we samen met David een flinke kop koffie bij Mugg & Bean, een goede koffieketen in Zuid Afrika. Als we de koffie op hebben haasten we ons naar de ontvangsthal, en daar staat Hedwig al te wachten, met koffers en al. Het vliegtuig was aan de vroege kant, en de bagage opalen ging ook snel. Alles ging goed bij de douane, ma is er doorgekomen met onze nieuwe turbo van 12 kilogram en een paar gasdrukveren!

We kletsen in de DAF nog wat na, en gaan dan slapen. Hedwig is moe van de lange directe vlucht.

Vrijdag 7 juni 2013
Vandaag een rustig-aan-doe dag. Hedwig had goed geslapen op de bank. We pakken haar bagage een beetje weg, en genieten van de rust en het mooie maar nog wat frisse weer. Beetje met de gestoorde hond spelen die als een gek achter een met een spiegel geprojecteerde vlek op het gras aanrent.

Zaterdag 8 juni 2013
Vandaag is het een reisdag om zo snel mogelijk richting Botswana te komen. De opbergkist die tussen de twee stoelen in staat zetten we op bed, en met wat kussens maken we tussen de stoelen op de motortunnel een zitplaats voor Mariska, zodat we met zijn drieën voorin kunnen zitten.

We rijden over de tolweg via de snelste route, Benoni-Kempton Park-R21-Pretoria-N1-Bela Bela-R101-Modimolle tot Vaalwater. In Vaalwater vinden we een camping langs de Vaalwater rivier. Het is eigenlijk een groot erf van een boer, waar een lodge op gebouwd is die momenteel geheel leeg is. Op het erf staat een enorme collectie oude tractoren. Het is een soort museum. Mooi spul. Het campinggedeelte is leeg, de elektriciteit van de douche-toiletblokken uitgeschakeld, en we vinden ook niemand waar we kunnen inchecken. Voor ons is het wel ok zo, we hebben alles zelf aan boord en slapen er wel goed om.


Vaalwater

Welkom in Botswana


Eerste overnachtingsplek in "the bush" van Botswana 

Zondag 9 juni 2013
We rijden naar de grens. Een gemakkelijke grensovergang zonder gezeur en zonder wagencontrole. Hedwig en Mariska lopen de brug over de Limpopo over naar de Botswaanse kant van de grens, Jan rijdt de DAF er naartoe. Daar staat een douanebeambte onder een boom een zebra aan reepjes te snijden om er biltong van te maken. Biltong is gedroogd vlees, en kan van allerlei diersoorten zijn. Vaak ook met wat kruiden erop op. Als er niet teveel vet aan zit is het heerlijk. Zuid-Afrikanen zijn er gek op, vooral als “padkos”, eten voor onderweg.

Ook hier gaan de grensformaliteiten soepel. We hoeven alleen 280,- Pula wegenbelasting te betalen, wat overeenkomt met 28,- euro. De weg aan Zuid-Afrikaanse zijde was het laatste stuk gravel, en aan Botswaanse kant is het afwisselend zeer goed asfalt en gravel en zandweg. We kamperen wild in de bush langs een rustige zandweg, tussen prikkelbosjes onder een grote boom met slordige vogelnestjes.

 
 
Maandag 10 juni 2013
In Palapye gooien we de dieseltank vol en rijden we richting de Makgadikgadi pannen. Dit zijn grote zoutpannen die ooit samen met de Ethoshapan het grootste meer ter wereld hebben gevormd. Nu staan de pannen het grootste deel van het jaar droog, en staat er nooit meer dan een meter diep water in. Het is nog wel spannend of de pannen al droog genoeg zijn om het gewicht van de DAF te dragen. De weg er naar toe is eerst goed asfalt. Een lange rechte weg door een wat saai landschap. Allemaal lage bosjes. Dan gaan we verder over een zandpad, dat soms nog best mul is. We dachten dat het hier allemaal weids en open zou zijn, maar het is een redelijk smal kronkelpad naar de pannen toe, met links en rechts struiken en boompjes. Al snel rijden we dus beide spiegels kapot. Niet zo’n ramp, het zijn goedkope dingen en in de resterende scherven zien we nog genoeg. Meestal rijden we op deze paadjes met ingeklapte spiegels, maar bij korte bochten is het belangrijk om te zien of de achterwielen niet langs scherpe stenen of boomstronken schuren, en dus blijf je spiegels aan het in en uitklappen, en soms ben je dan te laat.

Het is nog een aardig eind voor we eindelijk de eerste pan bereiken, de Tshitsane of Ntsokotsa pan. Het is al laat en we zetten de DAF neer aan de rand van de pan voor de nacht. Helaas waait het als een gek, het zand van de pan waait hoog op, en de lucht zit vol met stof. We lopen een stukje de pan op, maar worden haast gezandstraald. Jammer, dat wordt dus niet buiten zitten en genieten van een geweldige sterrenhemel. Die is hier op zijn best, omdat er nergens lichtvervuiling is. 

Het begin van de Makgadikgadi pannen
 

Dinsdag 11 juni 2013
De wind is al wat gaan liggen, het is een stuk helderder in de lucht nu. We rijden verder tot Kubu eiland. De weg gaat afwisselend over de zoutpan en over mul zand. Weer smalle paadjes tussen de bosjes door. Kubu eiland is een rotseilandje vol met schitterende baobabs te midden van de zoutpannen. Echter van de kant vanwaar wij komen, lijkt het eiland niet zo midden op de kale vlakte te liggen als we al eens op foto’s of televisie gezien hebben. Maar prachtig is het er wel. Vanaf de noordzijde van het eiland kijk je in het eindeloze niets, waarbij de horizon een luchtspiegeling geeft alsof er water op de pan staat. We struinen over het eiland met vele eeuwenoude baobabs met vreemde grillige vormen. Sommige lijken op heksen, zo uit een sprookjesboek vandaan. Dieren zien we niet, wel een leeg schildpad schild.

Helaas doet een gebouw met een “camping” op het eiland weer eens enorme afbreuk aan het desolate gevoel, het gevoel dat je ver weg van alles bent. Een mannetje dat er rondloopt doet er nog eens een schepje bovenop door te zeggen dat we moeten betalen voor het bezoek aan Kubu eiland. Het gaat niet om het geld, iets van drie euro per persoon, maar we worden er soms moedeloos van. Kunnen we dan niet ergens en stukje natuur bezoeken in Afrika dat gewoon ongerept is gelaten, en dat gewoon vrij toegankelijk is? We betalen dus niet, en lunchen heerlijk op de pan vlak voor het eiland, in de schaduw van de auto en pal voor een mega dikke baobab.

 

Vanaf Kubu eiland willen we over de pan verder rijden richting noord-westelijke richting, naar Gweta. Maar geloof het of niet, het is even lastig de juiste route te vinden. Het gaat niet direct over de pan, maar weer via kleine kronkelweggetjes tussen bossages door. Er wonen in dit verlaten gebied ook nog mensen, en in een klein dorpje van hutten zijn we het spoor even bijster. We zijn niet de enigen. Er dwaalt ook een Toyota Landcruiser rond, met een Mozambikaans kenteken. Maar natuurlijk blijken het Nederlanders te zijn, Eric en Marieke met hun twee kinderen Lucas en Rosa. Ze wonen al twee jaar in Maputo, de hoofdstad van Mozambique, en zijn nu een paar weekjes met vakantie. Net als bij hen legt de GPS ons een beetje in de luren, het pijltje draait nogal eens van richting.

Uiteindelijk moesten we eerst door en cattle-fence (vee-afrastering), de tweede al. We steken een kleinere pan over waarbij de DAF zwaar moet trekken en langzamer begint te rijden. We blijken er best een stukje in te zakken, en trekken een mooi spoor over de pan. Gelukkig halen we de overkant, waar we weer op droog zand staan. Maar dit was nog maar een klein stukje pan, we moeten nog een heel groot stuk van vele kilometers oversteken. Het blijft spannend of we er niet ergens doorzakken. Maar gelukkig blijkt de grote pan een stuk droger, en loopt de DAF als op asfalt.

Ook hier rijden we nog een keer verkeerd. We volgen een spoor dat redelijk langs de rand loopt, maar dit blijken we volgens de gps niet te moeten volgen. We rijden iets terug en nemen dan een spoor dat dwars over de pan leidt. Aan het eind van de pan gaat het weer verder via een mul zandpad en zo bereiken we Gweta.

 

Uitzicht over de zoutpannen

Sfeervol verlicht op het terras en rond het zwembad 

Iets verderop ligt camping Planet Baobab, waar we heen gaan. Bij de ingang staan borden, trucks naar rechts, gewone auto’s naar links. We gaan naar rechts, waar ruime plekken zijn en al twee zogenaamde overland trucks staan. Vrachtwagens die tot een soort bus zijn omgebouwd waar zo’n twintig jongelui achterin zitten die zo een paar weken door een gedeelte van Afrika toeren. Niet de rustigste kant van de camping dus.

De camping is mooi, met een aantal grote baobabs die ’s avonds verlicht zijn. Douches en toiletten zonder dak geven je echt een buitengevoel en er is een gezellige bar en restaurant, waar we ’s avonds wat eten. Jan zoekt op de andere kant van de camping nog even de Nederlanders met de Toyota Landcruiser op. Onderweg hebben we een knipperlicht gevonden compleet met bedrading en al, van een Toyota, en het blijkt die van hen te zijn. Het ding is nog heel dus ze zijn er blij mee, en kunnen het er zo weer inzetten.

We zijn alledrie moe van het hobbelen over de zandpaden en gaan vroeg naar bed. Ondanks de herrie van de overlanders vallen we vlug in slaap.

 

Woensdag 12 juni 2013
We hebben goed geslapen en doen het ’s morgens nog even rustig aan. We krijgen nog even bezoek van Eric en Marieke met de kinderen, en drinken samen koffie. Ze nodigen ons uit om langs te komen als we in Maputo zijn. Dat duurt nog wel even.

In de loop van de dag rijden we naar het dorpje Nata, halen brood en rijden verder naar een lodge met camping. Als we daar aankomen zien we al een stuk of tien olifanten voor het terras bij een waterpoel staan. Geweldig. We gaan snel de auto uit en naar het terras. Wel voorzichtig, want we moeten zo goed als langs een paar olifanten die aan onze kant van het terras staan. De olifanten zijn hier de baas. Nergens een hek of afrastering, allen het terras is iets verhoogd. De enorme beesten lopen tussen de huisjes door en over de camping. Ze komen om te drinken bij de waterpoel voor het terras. In de wijde omtrek zijn er weinig watergaten, en wat er is bevat brak water.

We kijken eerst een tijdje vanaf het terras. De olifanten zijn erg dichtbij en groot. Er zijn ook een paar jonkies bij van 6 à 8 maanden oud. Prachtig. We checken in voor de camping en melden ons aan voor het avondeten. We worden geholpen door Inge, een Nederlandse meid van een jaar of vijfentwintig, die hier nu een jaar werkt. We gaan mooi bij het kampvuurtje op het terras zitten en genieten van de olifanten vlak voor ons. Er komt nog een kudu mannetje bij maar hij ziet met al die olifanten geen kans om te drinken. Het eten smaakt erg goed. Het is een buffet met allerlei vlees en groentegerechten, onder andere een Botswaans traditioneel gerecht: compleet aan moes geslagen vlees, tot het een soort pasta is. Inge doet er nog een biertje in en we genieten van een prachtige avond.


Dit is toch 1000 x beter dan TV?

Een groepje olifanten komt tot vlak bij de truck.
Achter de truck staan er ook nog een paar.

Donderdag 13 juni 2013
We blijven nog een dagje staan  op de camping. We staan helemaal aan het einde, aan de rand waar het struikgewas begint. We zitten lekker voor de DAF te kijken naar allerlei mooie bonte vogels die rondfladderen. De neushoornvogels (geelsnaveltok volgens ons Belgische vogelboek) zijn behoorlijk brutaal. Mooi om naar te kijken, Mariska houdt niet op met fotograferen.

We zitten net weer aan de koffie als er vier olifanten pal naast ons komen staan. Een grote moeder, een jong van ruim een half jaar en twee tieners. Ze blijven een hele tijd. De tieners eten wat van een struikje voor en achter ons en het kleintje speelt wat met zand of drinkt bij de moeder. De moeder staat in de schaduw van een grote boom, zo’n 25 meter van ons vandaan, en kijkt wat wij aan het doen zijn. Geweldig om dit van zo dichtbij te zien. Eerst waren we richting de deur van de DAF gelopen, zodat we snel naar binnen konden, mochten ze nog dichterbij komen. Maar later zijn we weer gewoon gaan zitten en hebben ons rustig gehouden. Na een tijdje sjokt de familie traag, vlak voor ons langs, op amper tien meter, op weg naar het watergat.

Die avond zitten we ook nog even bij het kampvuur op het terras te kijken naar de drie grote bullen die bij het watergat staan. Vakantie is vermoeiend en we liggen weer op tijd in bed.

 

 

Vrijdag 14 juni 2013
We vertrekken op tijd richting het noorden. Naar aanleiding van een tip van andere reizigers willen we de Old Hunters road rijden. Een off-road track langs de grens met Zimbabwe. De eerste afslag vanaf de asfaltweg er naar toe, een zandpad, staat bij dat het “Strictly forbidden” is, want het gat langs een airstrip. Ongeveer veertig kilometer verderop is nog een pad naar de Old Hunters road toe. We rijden er ongeveer tien kilometer in en dan wordt het extreem mul zand, we rijden ons vast. Banden aflaten tot een bar of drie en we kunnen weer verder. Tegelijk stopt er een pick-up van tegengestelde richting met drie mannen er in. Ze zeggen dat we hier niet mogen rijden, het is een “private consession”. Nergens stond een bord, en we hebben van veel reizigers gehoord dat ze deze weg rijden. We gaan nog even in discussie en rijden dan verder. Na nog zo’n tien kilometer komen we op het pad dat de Old Hunters road moet zijn. Wat valt dat tegen, op dit stuk tenminste. Erg smal tussen struiken en dorre bosjes door in heel mul zand. Hier is geen lol aan. De drie mannen hadden ons ook nog gezegd dat de Old Hunters road niet meer in gebruik is en we problemen kunnen krijgen met eventueel aanwezige militairen die de grens bewaken. Het pad staat ons zo tegen dat we dit geen honderd kilometer willen rijden. We draaien dus weer om en rijden terug naar de asfaltweg. Halverwege komt ons weer het pick-upje tegemoet, nu met twee man extra versterking. Het lijkt erop dat ze ons achterna wilden rijden. We stoppen niet en rijden ze zonder iets te zeggen voorbij.

Via het asfalt rijden we tot zo’n 20 kilometer onder de stad Kasane. De weg gaat door vrijwel ongerepte natuur, maar helaas wordt dit na vele kilometers wat saai. Het land is vlak met eindeloos lage struikjes. Maar wat wel geweldig is, is dat er met enige regelmaat olifanten langs de weg staan of in een grote groep oversteken. Eindelijk eens echt wild, buiten een nationaal park. Nergens hekken of privé parken zoals in Zuid Afrika, maar gewoon rondtrekkend wild. Wildlife, geen parklife. We overnachten in de bush naast een vaste olifantenlooproute. Een breed pad met veel poep. Spannend. We zitten nog een tijdje buiten, maar letten wel goed op. Bij het schemer maar naar binnen, want we weten niet wat er nog meer voor wild kan zitten.


Diep, mul zand op weg naar de Old Hunters Road 

Welkom in Zimbabwe

 

Victoria watervallen 

Zaterdag 15 juni 2013
We rijden naar de grens met Zimbabwe. We zijn hier vlakbij de Victoriawatervallen, daar kun je beslist niet aan voorbij rijden. Uitchecken uit Botswana is geen probleem. Dan naar Zimbabwe. Volgens de Lonely Planet kun je er een dagvisum voor het bezoeken van de Vic falls kopen. Nu niet meer. Alleen een maandvisum voor 300,- rand per persoon. Je kunt het ook in USD betalen, maar de koers voor rand hier is gunstiger.

Dan naar het volgende hokje, voor de wegenbelasting en verzekering. Daar worden we voor een commercieel voertuig aangezien, en willen ze ons het hoogste tarief rekenen. Terwijl het lijstje dat buiten aan het loket hangt duidelijk aangeeft dat er een klasse van privévoertuigen boven de 3500kg is, en dan de klasse commerciële voertuigen. Het kost heel wat discussies en geruzie met de loketmedewerker en zijn chef voor we door kunnen voor het tarief van privévoertuigen. Dit kost 60,- USD, we rekenen 580,- rand af. Ze rekenen bij dit loketje niet eens dezelfde koers als bij het loketje ernaast. Lekker consequent. Je hebt hier direct weer het gevoel echt in Afrika te zijn. Domme, niet welwillende grensbeambten, alleen denkend aan hun eigen “bribe”. Niet mis, 580,- rand voor 80km op en neer rijden, belachelijk gewoon. Na betaling zeggen ze ons dat we ook nog tax coupons moeten kopen bij een loketje vlakbij de watervallen. Ja, bekijk het lekker, we hoeven toch voor een bezoekje aan die watervallen zeker niet meer belasting te betalen dan een Zimbabwaan in tien jaar doet?

 
Al direct na de grens, na zo’n drie kilometer, worden we staande gehouden door politie. Ze vragen naar de gordel, iets dat in de meeste voertuigen van dit land al helemaal niet voorkomt. Hedwig en Jan hebben een gordel om, maar Mariska zit in het midden op een paar kussens, zonder gordel natuurlijk. Ze heeft toevallig nog het tasje met grensdocumenten om haar schouder, met een zwart bandje, en laat die zien. Dik in orde dus. Dat vinden de agenten wel jammer, dus ze gaan verder op zoek. We hebben aan de achterzijde boven aan de bak alleen reflectoren, geen lampjes. En dat is volgens hen wel verplicht. Ook weer onzin, want we zien nogal wat zeilwagens en containerwagens hier rijden, en daar zitten toch ook geen lampjes op? We komen er vanaf met een waarschuwing, en kunnen redelijk vlot verder. 

Als we het dorpje bij Victoria Falls binnenrijden zien we het terrein met het kantoortje waar we de tax-coupons moeten halen. Een man staat buiten naar ons te zwaaien, maar we kijken snel de andere kant op en rijden mooi verder, net doen of we niets gezien hebben. Of dat verstandig was weten we pas als we het land weer uit  moeten. Voorlopig hebben we dat geld nog in de zak, en al meer dan voldoende betaald.

Soms komt de nevel in dikke druppen naar beneden. Het is gewoon een stortbui
 

Brug over Zambezi. Op de achtergrond de nevelwolken van de Vic Falls

In de boekjes staat dat je al van kilometers afstand de opstijgende mist boven de watervallen kunt zien, maar we zien niets. Zelfs niet als we pal voor de ingang staan. De watervallen zijn toch niet opgedroogd? We parkeren de auto naast wat souvenir stalletjes. Een groepje uitgedost in traditionele dierenvellen staan te trommelen en te zingen. Verschillende mannetjes willen ons regenjassen verhuren, maar we hebben onze eigen bij ons.

Dan weer een financiële verrassing bij de ingang. Zimbabwanen betalen 7,- USD, Zuid-Afrikanen en Namibiërs betalen 20,- USD en wij horen weer bij de koningsklasse en mogen 30,- USD per persoon betalen. Degene die een beetje meegerekend heeft weet nu dus dat we voor het zien van de watervallen met z’n drieën al zo’n 240,- USD betaald hebben, de diesel nog niet meegerekend. Het maand-inkomen van een gemiddelde Zimbabwaan is amper de helft. Meneer Mugabe houdt er dus flink wat aan over. Hadden we nu toch maar een paar regenjassen gehuurd, dan hadden de lokalen tenminste nog wat verdiend, en op deze kosten maken die tien dollar extra ook niet meer uit.

De watervallen zijn enorm. Vanaf de Zimbabwaanse kant sta je eigenlijk recht tegenover de watervallen, die over een breedte van 1,6km in een kloof denderen. Hier is de nevel wel goed te zien en af en toe vallen de dikke druppels als een plaatselijke regenbui op ons neer. Dit neemt ook af en toe het zicht op de watervallen weg, maar het geheel is echt wel spectaculair. Door de continue mist aan de kant waar wij staan is er een soort klein regenwoudklimaat ontstaan, en is het weelderig groen, en zien we zelfs af en toe een kleine antilope wegschieten.
 
We lopen het hele traject van 1,6 kilometer op en neer, af en toe goed nat wordend, maar in de zon droog je zo weer op. Het is wel lekker verfrissend. Daarna lopen we nog over de oude brug naar Zambia. We hebben geen paspoorten bij ons, maar aan de grens krijgen we een los floddertje papier dat we bij de brug moeten afgeven, en zo mogen we voor een middagje Zambia in. Halverwege de brug is het bungeejumpen en ander gekke dingen die je aan een touwtje kunt doen. Mooi om even naar te kijken.

Aan de overkant van de brug is een terras en kun je langs de kloof lopen voor mooie uitzichten. Je loopt als het ware op een schiereiland met aan beide zijden de diepe kloof. Ook is er een kleine expositie over hoe de brug ruim honderd jaar gelden gebouwd is, en hoe de Zambezi zich de afgelopen duizenden jaren in de bodem heeft uitgesleten en zo de watervallen verplaatst heeft. 

Vervet apen slenteren rond de barretjes en restaurants, waar zij helaas altijd genoeg te eten vinden tussen het afval, wat achter de hutten gewoon buiten ligt. En natuurlijk vinden toeristen het leuk om aapjes te voeren, niet nadenkende over de gevolgen van onnatuurlijk voedsel voor die beestjes.
 
 

Even bijkomen op het terras van een backpackers. Koel drankje erbij
en de pizza is in aantocht.

Hedwig is niet zo goed ter been en loopt na al die kilometers maar weer eens langzaam terug naar de auto. Moe en zere knieën. Mariska loopt nog verder en maakt foto’s van de spectaculaire kloof en Jan kijkt bij het bungeejumpen. Het schijnt hier een keer gebeurd te zijn dat het koord is geknapt. Het meisje dat er aan hing viel onder in de Zambezi, maar heeft het nog overleefd ook.

We kunnen de truck parkeren op de parkeerplaats van Shoestring backpackers. Slechts 10,- USD voor drie personen. Het is een echte backpackers, een relaxte sfeer, rastakleuren en veel hanglui. Jan hoort iemand roepen wat hij wil drinken, maar ziet op het eerste gezicht degene niet. Het blijkt een lilliputter te zijn, Jan kijkt er een ruime meter over heen. Het blijkt een nogal een maffe maar aardige kerel. We eten en drinken wat op het terras bij het zwembad. Ze hebben een goede pizzeria bij de backpackers, maar poeh wat scherp! Een lokale straatartiest heeft een heel bouwsel gemaakt van poppetjes en ander dingen, die allemaal bewegen als hij aan wat hendeltjes draait. Een grappig bouwsel van ijzerdraad en alles wat hij zoal op straat vind.

Dan weer op tijd naar bed, het was een lange dag en we hebben heel wat kilometers gelopen.

  

Zondag 16 juni 2013
We kopen brood en rijden dan terug richting Botswana. We willen niet 80 kilometer terug over het saaie asfalt, maar over een zandpad langs de Zambezi. Er staan meerdere tracks in onze GPS, dus we weten niet precies welke we moeten nemen. De eerste poging die we ondernemen eindigt voor de poort van het Zambezi nationaalpark. Maar de weg loopt niet door het park, je kunt er alleen van deze kant in en uit. We moeten dus een weg om het park heen hebben. We kijken nog even bij de rivier zelf. Hedwig had een krokodil zien wegduiken toen we er langs reden, maar het beest is niet meer te zien. Wel vervetapen, wrattenzwijnen en een grote groep gieren en maraboes, die op een bult afval afkomen wat er neer is gegooid van een krokodillenfarm. We rijden het dorp uit via een ander weggetje, omdat we niet weer langs het kantoor van de tax coupons willen rijden. Helaas zijn de bomen te laag waar we langs willen, en moeten we terug, toch langs het tax coupons kantoor. Daar wordt weer gezwaaid en geroepen naar ons, maar we kijken stug de andere kant uit en rijden verder.

Bij de afslag naar Mathesi lodge gaan we rechts van het asfalt af een zandpad in. Waarschijnlijk is dit het privépark van de lodge waar we in rijden, maar het staat niet duidelijk aangegeven. We melden ons niet bij de lodge, maar nemen het pad er omheen. Hier proberen we een aantal paadjes dat ons dichter bij de Zambezi moet brengen, maar allen leiden tot niets. Te smal, of te lang niet bereden, dus half dichtgegroeid, of weggespoeld. Uiteindelijk vinden we toch het goede pad. Wat breder, meer bereden en het leidt door mooi glooiend bosgebied. Helaas niet direct langs de rivier, maar iets hoger. Dieren zien we niet, op een dode buffel na dan. We vinden langs dit pad weer een mooi zijpad dat ons naar een vlakte aan de oever van de Zambezi leidt. Het is een schitterende plek, hier gaan we overnachten. We zitten buiten en genieten van de zonsondergang over de rivier. Wel goed oppassen voor wilde dieren, maar we zien alleen twee krokodillenkoppies in de rivier. ’s Nachts horen we nog zwaar gegrom in de verte. We denken een leeuw, maar weten het niet zeker.


Zonsondergang over de Zambezi 
 

Dikke boomtakken versperren de weg over de enige brug in de omtrek.
Tja, wat moet je dan?

Maandag 17 juni 2013
Er is niemand langs gekomen op ons wildkampplekje, dat waarschijnlijk bij het privé-wildpark van de lodge hoort. We ontbijten buiten met uitzicht op de Zambezi en gaan dan weer op pad. Het duurt niet lang of we komen bij een brug waar precies halverwege een aantal dikke boomtakken laag overheen hangen. We kunnen er niet onderdoor, en de watergeul is te diep om om de brug heen te rijden. Jan probeert eerst met het kapmes, maar de stam is te hard en te dik om door te komen. Dan de motorzaag er maar bij. Het is natuurlijk een risico als iemand ons hoort, maar het hele pad weer terug rijden is ook al zoiets. Jan zaagt de meterlange dikke boomtak door, die met een doffe dreun op de brug terecht komt. Het ding zit vol met scherpe stekels. Met moeite krijgen we hem over de rand van de brug gekieperd. Jan rijdt nu de DAF halverwege de brug en klimt op het dak van de cabine om de tweede dikke tak weg te zagen. Dan rijdt Mariska de DAF verder, Jan blijft op het dak om te kijken of de andere takken hoog genoeg zitten. Het lukt. We vervolgen onze weg en komen bij het dorp Kazungula weer op het asfalt uit. Vlak voor de grens, net na die vervelende politiepost.

Bij de grens verwachten we wat problemen, omdat we geen roadtax coupons hebben gekocht. De Daf staat iets verderop, Hedwig en Jan blijven in de wagen, uit het zicht van het kantoortje. Mariska handelt de papieren af. Jan is met zijn twee meter lengte en lange haar misschien wat te gemakkelijk te herkennen. Vooral het Carnet de Passage duurt erg lang en Mariska wordt al zenuwachtig. De bullebak die ons “hielp” toen we Zimbabwe ingingen zit met de rug naar Mariska toe, en is met iemand anders bezig. Dan ziet een ander mannetje dat er inmiddels een lange rij is ontstaan en hij begint zonder vragen te stellen vlug te stempelen. Mooi, vlug er vandoor!

 

Iets verder moeten we weer stoppen met de vrachtwagen. Een hokje met drie vrouwen ervoor. Eén van de vrouwen maakt gebaren waar we moeten staan. We zuchten al, weer niet goed waar we geparkeerd staan. Jan rijdt de DAF achteruit en parkeert hem aan de rechterkant zoals de vrouw aangaf. De drie vrouwen beginnen te lachen. Het blijkt een mond- en klauwzeer controlepost te zijn, en we moeten uitstappen om aan de rechterkant van de weg op een natte lap met desinfectiemiddel te gaan staan, niet om te parkeren. We stappen alle drie even op het lapje, en ze zien in de cabine ook nog Mariska’s bergschoenen staan. Die moeten ook even nat geveegd worden aan de onderzijde. Dan vragen ze of we eieren, vlees melk etc. etc. bij ons hebben. Dat hebben we zogenaamd niet. Ze vragen of we dan helemaal geen koelkast hebben. Nee hebben we ook niet. Dat vinden ze maar vreemd, en we moeten een bagageluik open maken. Daar zien ze nog een paar bergschoenen staan die over de natte lap moeten. We kunnen weer verder. Wat en flauwekul allemaal. Het vlees en de eieren die we bij ons hebben komen uit het veilige gebied, en zijn de koelkast niet uit geweest, dus die gaan we echt niet inleveren. Ze hebben een sproeiapparaat, maar sproeien de onderzijde van de auto niet. En met onze “gedesinfecteerde” schoenen stappen we weer op de misschien wel geïnfecteerde automatten. Wel moeten we door een modderbadje rijden waar je volgens ons eerder in geïnfecteerd raakt dan dat het desinfecteert. Nee, dit kunnen we helaas niet serieus nemen. 
Op de camping in Kasane loopt een groep van zeker 15 zebra mangoesten 

Terug in Botswana

 

Om Chobe National Park te bezoeken boeken we een tourtje.
Met eigen vrachtwagen is het veel te duur. 

Instempelen in Botswana s geen probleem, daar doen ze niet zo moeilijk. We rijden naar Kasane waar we eerst bij een Indiër op het terras een heerlijke curry eten. Hedwig trakteert. Dan wat boodschappen doen en melden we ons bij Thebi River Lodge & Campsite. Met z’n drieën staan we aan de bali en vragen we de prijs voor een ovenachting. Dat is best prijzig, 95,- Pula p.p. Zo’n dertig euro samen dus. We zetten de DAF neer op één van de zandplekken. Er staan nog een paar overland trucks. We lopen terug om in te checken. We proberen wat korting te krijgen, maar dat luk niet. “Och” zegt Jan tegen het meisje, “Dan betalen we toch gewoon voor twee personen, ik ben alleen maar de chauffeur.” Ze vraagt nog of we nog meer cliënten hebben. We zeggen van niet en zo staan we op de camping met zijn drieën voor de prijs van twee.

We willen Chobé nationaal park bezoeken, maar met de vrachtwagen is dat erg duur. Vooral omdat we een buitenlands kenteken hebben, dan betaal je de hoofdprijs, 150,- USD per dag voor alleen de truck! En daar komt dan de prijs per persoon nog bij. Ze zijn echt niet goed wijs hier. Vooral dat je als buitenlander zoveel meer moet betalen als eigen inwoners of zelfs als Zuid-Afrikanen is echt schandalig. Apartheid op basis van nationaliteit. Voor ons alle reden om ze zoveel mogelijk terug te naaien als het maar kan. Jan is in staat om even een paar Botswaanse kentekenplaten te laten maken, maar we kiezen er toch maar voor om een georganiseerd safaritoertje te boeken. Dit kan bij hetzelfde meisje van de receptie, en Mariska mag dit rotklusje opknappen. We zijn nu ingeboekt op de camping voor twee personen, maar willen een safaritoertje voor drie personen. Dat kan argwaan trekken. En dit moet allemaal met naam en paspoorten. Mariska vraagt maar met een smoesje of we iemand van buiten de camping mee kunnen nemen op safari, en dat is geen probleem. Een toertje van drie uur kost 285,- pula per persoon. Als alle papieren zijn ingevuld maakt Mariska zich gauw weer uit de voeten. Hedwig en Mariska doen een wasje en verder luieren we wat op de camping. Er zit een grote groep zebramangoesten die zich te goed doen aan alles wat ze in de afvalbakken vinden. Erg vermakelijk om naar de drukke beestjes te kijken. ‘s Avonds wordt het behoorlijk fris en zitten we al vlug binnen in ons gezellige minihuisje.

 

Dinsdag 18 juni 2013
De wekker gaat al om 5:00 uur. Het is donker en koud. We hebben moeite om wakker te worden, maar om 5:45 staan we zoals afgesproken klaar en stappen het open safariwagentje in. Er staan er drie, ook voor de andere campinggasten.

Die karretjes moeten eerst vijftien kilometer over een asfaltweg naar de entree van het park. Gatver wat koud. De man rijdt amper veertig kilometer per uur, maar de koude wind giert door de open kar heen. We hebben ons best goed aangekleed, maar bibberen van de kou.

We rijden en stukje rond door het park, maar zien in eerst instantie geen beest. Dan, als het nog schemer is tot twee keer toe een honingdas. Wat een mooie beesten. Die hadden we nog niet eerder gezien. Helaas waren ze alle twee snel en was het nog te donker om ze goed op de foto te krijgen. Verder zien we wat impala’s, bavianen en ver weg wat nijlpaarden op land. Pas tegen de tijd dat we op de terugweg zijn, tussen acht en negen uur, zien we wat meer dieren. Een groepje giraffen en een grotere groep waterbuffels en een paar kudu’s. Pas bij de uitgang zien we wat olifanten. En juist om de grote populatie olifanten staat Chobe bekend. Velen hadden ons beschreven dat je kuddes van honderden olifanten te zien krijgt in Chobe, maar wij hebben dat geluk niet. Het valt sowieso tegen wat we aan dieren te zien kregen. Nu is Chobe erg groot, en als we er zelf een paar dagen met de auto door konden rijden zouden we vast veel meer te zien krijgen, maar dat is nu eenmaal erg idioot duur.

Het gedeelte van het park waar we reden was landschappelijk ook niet erg aantrekkelijk, behalve dan het uitzicht over de rivier, dat was wel erg mooi. Ook zagen we nog twee roofvogels: een brown- en een black breasted snake eagle. Dan weer terug naar het kamp.


Buffels steken vlak voor ons het pad over 

Het was de hele ochtend bewolkt, de zon kwam er niet door en we waren aardig verkleumd toen we terug waren. Ontbijten in de auto, warme pap en de kachel aan, zo koud was het.

Welkom in Namibië

 


Nieuwbouw van nette leemhuisjes met grasdaken 

Dan vertrekken we naar land nummer vier tijdens de rondreis met Hedwig: Namibië. We rijden via de Chobe NP transitroute, een asfaltweg die dwars door het Chobe Nationaal park loopt. Je hoeft er niet voor te betalen, maar mag dan ook niet van de asfaltweg een zijpad nemen. Onderweg moeten we nog een keer stoppen voor een grote olifantenkudde die oversteekt. Het is duidelijk te zien dat de overgestoken olifanten netjes wachten op de groep die nog moet komen. Een grote olifant wacht net zo lang langs de weg tot ze er allemaal over zijn. Prachtig.

Bij Ngoma gaan we de grens over, de Caprivi-strook van Namibië in. De grensovergang is weer gemakkelijk. De auto wordt niet eens gecontroleerd. We rijden naar Katima Mulilo, waar we boodschappen doen en wat lunchen. Helaas, hier vinden we niet zo’n goede Indiër als in Kasane.

De mensen hier wonen in fraaie ronde hutten met een dak van gedroogde grassen. Om hun hutten hebben ze een mooie afrastering van riet. Sommige hutten zien er zelfs luxe uit, met kozijnen en een mooie houten deur. We stoppen bij zo’n groepje hutten om even te kijken. We mogen ook even op het erf binnen de omheining kijken. Helaas was het net een hut in aanbouw, en woonden er nog een mensen. Wel interessant om te zien hoe die mensen wonen. Geen strohutten voor de toeristen, en ook geen lelijke blikken of betonnen hutten zoals je zoveel ziet in Afrika, maar mooie ronde karakteristieke, authentieke hutten met grasdaken. We rijden verder richting Mamili nationaal park. Halverwege de C49 kamperen we voor de nacht in een zandafgraving iets van de weg af.

 

Woensdag 19 juni 2013
We rijden naar Sangwali waar de ingang van Mamili Nationaal Park is. Ons eerste obstakel is een krakkemikkige houten brug . Pas als we om de bocht zijn zien we dat we er ook langs kunnen met de DAF door de ondiepe rivier. Dan krijgen we een aantal smalle bospaden met af en toe mul zand. Twee keer komen we over een nieuwe mooie stalen brug waar een groot bord bij staat van maximaal 12 ton. Dat gaat wel. Mamili is een wetland park, dus veel riviertjes en moerasgebieden. We komen bij een moerasoversteek. Er zijn twee opties: links over een laag dijkje bedekt met houten boomstammetjes over een lengte van zo’n vijftig meter, of rechts gewoon door het water. Het water is erg donker, en het ziet er sompig uit. We lopen wat heen en weer om de boel te checken en gaan voor de optie van de boomstammetjes. Het lijkt er op dat die vast liggen op een stevige ondergrond. We zijn met de vrachtwagen zo breed dat we over de gekartelde rand van de oneven boomstammetjes rijden. Dan ineens halverwege kraakt het hard onder het rechter achterwiel. Shit, een stam geknapt. De bodem van het moeras ernaast ligt toch zo’n meter dieper dan de boomstammetjes, die dus niet zo stevig op de vlakke grond liggen als gedacht. Mariska raakt lichtelijk in paniek en wil niet verder rijden. Jan denkt als we toch al bijna halverwege zijn, kunnen we net zo goed verder als achterwaarts terug. Hedwig had de moed bij voorbaat al opgegeven, “Doar goa ik nich bie in zit’n”. Ze staat aan de overkant. Het is geen lekkere plek om stil te staan en te overleggen, dus achteruit dan maar. Dat is nog best een gemanoeuvreer, er is geen ruimte om met de voorwielen te corrigeren. Het kraakt weer onder de wielen, maar we komen droog terug op vaste grond.

Jan loopt twee keer op en neer door het water om te kijken of we er daar door kunnen. De ondergrond is hobbelig, maar voelt wel stevig aan. Hoewel 100kg op 2x maat 46 toch altijd nog een stuk minder indrukt dan 12 ton op vier banden. Maar aan de overkant staat een stevige boom, dus als we vast komen te zitten kunnen we ons loslieren.


Kan het wel of kan het niet? 
 


Mooie bushcamp aan de rand van dit meertje 

Er komen nog een zwarte man en een vrouw aangelopen. De man loopt ook nog eens met Jan mee om te peilen. Diep is het niet, misschien 40cm op het diepste punt. Volgens de man moet het ook kunnen, maar wat weet hij van het gewicht van de DAF. We vragen ook nog of er nog meer van die doorwadingen in het park zijn. Volgens de man niet, maar dat hebben we meer gehoord. Je kunt er vaak niet veel van op aan. Jan ziet het wel zitten, maar de dames in het reisgezelschap niet. Het is dus twee tegen een, en we keren om. Jammer, geen Mamili Nationaal Park dus.

We rijden een eindje terug om te gaan lunchen aan de rand van een klein bosmeertje dat we onderweg gezien hebben. Het is er mooi en net buiten het nationaalpark, dus we besluiten er te overnachten. Tegen de avond krijgen we bezoek van zo’n vijftien olifanten. We hoorden ze al de hele tijd kraken en zagen het hoge riet bewegen, zo’n tweehonderd meter van ons vandaan, maar konden de beesten niet zien. Hoe zulke grote dieren zich zo goed kunnen verstoppen. Dan zien we ze eten en later heel langzaam het zandpad oversteken. We zitten nog een tijdje buiten, maar gaan tegen het donker toch maar naar binnen. We zitten aan het water, dus er zijn muggen. Ook kwam er nog een man langs, een visser met een plastic zak vol levende baarzen, die vertelde dat er ook leeuwen zaten. In de verte hoorden we wel het gegrom van nijlpaarden. Het koelde ’s avonds behoorlijk af, dus het is niet zo erg om binnen te zitten.

 

Donderdag 20 juni 2013
We rijden naar Mudumu Nationaal Park waar we eerst rechts van de C49 bij een watergat willen kijken. Onderweg daar naar toe zien we wat zebra’s en voor het eerst roan-antilopes. Dit zijn mooie grote bonte antilopes met enorme oren met pluimpjes eraan. Het staat een beetje dullig. Maar het zijn prachtbeesten en behoorlijk zeldzaam.

Bij het watergat zelf zitten wat bavianen maar verder niets. We rijden nog iets verder en na zo’n dertien kilometer draaien we weer om, naar het gedeelte van het nationaalpark links van de C49.

Het eerste stuk is mul zand en smalle paden door de bush. We rijden afwisselend langs water en tussen lage struiken door. Het moerasdeel is erg mooi, het bushland is dor en droog. We vinden langs het water nog een dode maar geheel gave impala. Het beest is nog niet lang dood. Het heeft geen verwondingen, dus lijkt het niet een prooi van een leeuw of een luipaard. Toch kijken we erg goed om ons heen, je weet maar nooit. We rijden verder en komen bij een kamp, waar we ook entree voor het park moeten betalen. Dat is spotgoedkoop, 40,- Nam$ p.p. en 10,- Nam$ voor de auto. Nog geen tien euro samen dus. We komen langs een paar mooie uitzichtpunten langs de rivier en over het moeras. Op een gegeven moment zien we tegen de achterzijde van een boom, aan de waterkant, een bordje geschroefd met de tekst:”Skrewie, the coolest flea taxi”. Dat is frappant. Onze vrienden Ellen en Vincent waren hier op vakantie met hun kat. Het arme beest ging dood en ze hebben hem hier begraven. Later heeft een vriend van ze dit bordje aan de boom geschroefd ter nagedachtenis. Zelf hebben ze het nog niet gezien. Ze vertelden ons dit verhaal een keer bij een kampvuur. We wisten dus wel dat dat beest ergens in de Caprivi lag, maar niet dat dat hier was. En dan is het best toevallig dat we het bordje zien hangen. We maken een foto van het bordje voor ze.

Vlak voor we aan de andere kant het park weer uitrijden zien we een nijlpaard in het bushveld, ver van alle water af. Het beest ligt languit in het hete zand in de palle zon. Als we met de DAF er voor staan staat het langzaam op, maar het maakt een uitgeputte indruk. Het laat de grote kop hangen op de grond, te zwaar om op te tillen. Verder verroert het beest geen vin. We kijken er even naar en laten het dan maar met rust. Helpen kunnen we het beest ook niet, ze zijn levensgevaarlijk.

We rijden het park uit en vinden vlak voor  het traditionele dorp Lizauki een mooie plek voor de nacht aan de rivier, direct bij een brug gemaakt uit stammetjes en twijgen. Nee, zeker niet geschikt voor de DAF, maar we hoeven er ook niet over.

Mariska staat ’s avonds nog aan het water foto’s te maken van de brug in de avondzon, als er plotseling een kudde koeien met een rotgang aan komt rennen. Ze willen drinken, en bij het zien van het water raken ze dol. Mariska weet niet waar ze zo snel naar toe moet, en springt dus maar snel op de brug. Hedwig en Jan staan er vermakelijk naar te kijken.


Roan antilope
 

Hedwig en Jan kijken "veilig" vanachter een dikke boom naar
een nijlpaard op de oever 

Vrijdag 21 juni 2013
We rijden Babwata Nationaal park in. Hier in de Caprivi rij je zo van het ene nationaalpark naar het andere, en goedkoop ook. Babwata is erg goedkoop, want er zit helemaal niemand bij de entree. We kijken even en roepen wat, en rijden dan maar het park in. De natuur is mooi, maar gelijk aan wat we de afgelopen dagen al hebben gezien. Qua wildlife zien we hier niet veel, alleen wat impala’s. In de middag komen we aan op Nambwa campsite, dat in het park aan de oever van de rivier ligt. We lopen er wat rond, er zijn geen gasten. Het is een mooie basic campsite. De gebouwen voor de toiletten en douches niet van beton, maar van riet en hout, onopvallend en één met de natuur. Er zijn grote kampeerplekken tussen de bomen aan het water. Niet voorzien van hekken, dus wild kan er zo op en af. Er ligt dan ook aardig wat olifantenpoep. Op één van de kampeerplekken loopt een nijlpaard wat rond te schungelen. Geweldig. We zijn behoorlijk dichtbij, op zijn vijftien meter afstand blijven we vanachter een boom er naar kijken. Na een tijdje komt het mannetje van de receptie. Of we nu wel of niet willen blijven kamperen. Hij ziet het nijlpaard en zegt dat het Matthew is, die wel vaker langskomt. We besluiten ondanks de pittige prijs van 110,- Nam$ p.p. toch op de camping te overnachten, nadat ze bij de ingang eerst een kleine boom hebben moeten wegzagen zodat we erop konden. We hopen dat er nog meer dieren langskomen, maar dat is helaas niet het geval.

We maken ’s avonds een kampvuur en braaien wat vlees. Het is gelukkig niet al te koud deze avond en we zitten nog lang buiten, te genieten van de rust de enkele geluiden van dieren in de verte.

 

Botswana deel 2